BEHEER
GROESCHE DUINTJES
1.0
Maai en
De eerste beheersmaatregel bestond uit het
maaien van een gedeelte van het rietveld
in het westelijk deel en het rooien van
wilgestruweel in het oostelijk deel.
Welke veranderingen hebben zich sindsdien
voorgedaan?
In de beginfase hebben zowel het westelij<
als het oostelijk deel een totaal
verschillende ontwikkeling doorgemaakt.
Daarom worden ze apart besproken.
I. Het westelijk deel:
Reeds een jaar na het maaien liep het
rietaandeel sterk terug. Na 4 jaar blijkt
het riet nog maar nauwelijks enige
betekenis te hebben; de Geverzegge
overheerst thans.
Dankzij het maaien is het aantal soorten
sterk toegenomen; waren in 1987 slechts 10
soorten in de rietvelden vertegenwoordigd,
in 1991 was het aantal opgelopen tot 31
soorten.
In 1980 werd door medewerkers van de PPD
de Rietorchis gevonden. Nadien is de soort
nooit meer teruggevonden. Het is dan ook
verheugend dat in het voorjaar van 1991
een enkel exemplaar van de Rietorchis werd
aangetroffen op ongeveer dezelfde lokatie
waar deze in 1980 door de PPD is gevonden!
Opmerkelijk is verder dat de Gele lis in
dit stukje al vier jaar wordt
aangetroffen, zonder dat deze zich
uitbreidt. Soorten als Watermunt, Kale
jonker, Moeraswalstro, Ruw beemdgras,
Heelblaadjes, breiden zich daarentegen
11
Veranderingen in de -flora en vegetatie van
de Groesche Duintjes sinds 1987
Sinds 't Duumpje, in samenwerking met de
Stichting Landschapsverzorging in 1987 het
beheer van de rietvelden in de Groesche
Duintjes ter hand hee-ft genomen, hebben
zich enkele opmerkelijke veranderingen in
de vegetatie voorgedaan.
Vanaf 1987 is de vegetatie in de rietvelden
door mij gevolgd.
Het eerste bezoek staat mij nog levendig
voor ogen: het gebied was alleen
toegankelijk met lieslaarzen, omdat het
water tot boven kniehoogte stond.
Wat ik aantrof was overjarig riet, dat meer
dan 2 meter hoog was. üp de minder natte
plekken ging de vegetatie over in
□everzegge, of een ruigtevegetatie met
Akkerwinde. Waar het riet niet al te dicht
stond groeide in het water ook Klein kroos.
Tussen de ruigte groeiden sporadisch Blauw
glidkruid, Moeraszuring en Akkerdistel.