Hetselbijtjes en vooral ook allerlei landslakken vindt men bij ons vooral in dergelijke ha1fkunstmatige milieu's* Ook voor een aantal spinnesoorten is dit een essentieel biotoop. stenen Een vrij liggende steen -of het nu een zwerfkei is, een mergelblok of een verge ten baksteen- is, mits met rust gelaten, bijna zeker de plaats van een mierennest* De steen houdt de onderliggende aarde droog en verzamelt bovendien op zonnige dagen warmte die geleidelijk wordt afge geven, zodat de ruimte eronder ook warmer is dan zijn omgeving* Niet alleen mieren, maar ook pissebedden, spinnen, duizendpo ten, loopkevers, graafbijen en -wespen profiteren daarvan* Het is daarom vol strekt verwerpelijk om, bijvoorbeeld ter- wille van het mechanisch maaien van kalk- graslanden, de daar aanwezige stenen te verwijderen Steile hellinkjes Steile hel linkjes, desnoods maar enkele decimeters hoog, bieden voor veel insek- ten een nestelgelegenheid waarin geen regenwater doordringt. Opnieuw geldt dat veel insekten hierbij bovendien een voot keur hebben voor hellingen op het zuiden, omdat die het sterkst en het snelst op- 20 warmen* Voor veldsprinkhanen zijn dit de plekken waar ze zich in de nazomer, wan neer het kouder begint te worden, concen treren De bermen van holle wegen hebben voor de insektenfauna een vergelijkbare beteke nis* Extra aantrekkelijk worden deze hel- linkjes als ze min of meer overhangen en zo een strook grond regenvrij houden* Hieronder is uiteraard geen of weinig vegetatie en dit is bij uitstek het bio toop waar mierenleeuwlarven hun vang- trechters maken* Boswalletjes met hun rijke mosflora, zijn van waarde voor vochtminnende insekten als springstaarten en sommige muggen- en v1iegengroepen Zonnige zandplekjes Zonnige, schaars begroeide zandplekken in heide of grasland of in taluds langs vei keerswegen zijn als nestelgelegenheid voor graafbijen, graafwespen en sprinkha nen van grote betekenis* Belangrijk zijn daarbij niet intensief belopen zandpaden en vooral kleinschalig afgeplagde delen van heideterreinenHier vindt men, soli tair of in kolonies, een kleine tweehon derd soorten zandbijen, groefbijen, zij debijen, woekerbijen, wespbijen en een zeker even groot aantal graafwespen* Ook de larven van zandloopkevers maken hier hun gangen* 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1993 | | pagina 12