Bunzingen en nertsen zijn alleen 's nachts actief, wezels en hermelijnen ook wel overdag. Slapen doen ze in verborgen hoekjes, meestal een hol. Ze graven overigens niet zelf een hol, maar maken gebruik van mollenesten, ratteholen, drai- nagepijpen, houtstapels, takkenhopen, opgestapeld puin en dergelijke. Elk dier beschikt in zijn leefgebied wel over tien of meer van zulke onderkomens. Zo'n leefgebied beslaat voor de wezel enkele hectaren, voor de hermelijn zo'n 25 hectare, en voor de bunzing zelfs 80 hectare. In één etmaal kunnen ze flinke afstanden afleggen, soms wel twee of drie kilometer. Erg oud worden ze niet: de wezel vaak niet ouder dan één jaar, de hermelijn en de bunzing komen gemiddeld niet veel verder dan twee jaar. Kleine marters leven verborgen. Ze vallen veel mensen dan ook helemaal niet op, en ze zijn moeilijk te tellen. Bij som migen staan ze nog altijd bekend als behoorlijk schadelijk. Het is de vraag of dat juist is, omdat ze voornamelijk muizen en ratten eten. Niet duidelijk bekend is of de kleine marters in aantal voor- of achteruitgaan. Wel wordt vermoed dat ze plaatselijk achteruitgaan, met name de hermelijn. 24 De vier soorten hebben elk zo hun eigen specialiteit. Nertsen leven vooral langs de waterkant, waar ze ratten, muskusrat ten en vis vangen. Bunzingen eten kikkers en padden, en ook veel ratten, muskusratten en konijnen. De wezel (de kleinste soort) eet bijna alleen maar muizen, de hermelijn vangt naast muizen ook ratten, woelratten en konijnen. Als ze de kans krijgen eten alle kleine marters ook vogels en eieren. Herme lijnen en wezels klimmen daarvoor zelfs in bomen. De bunzing in het kippenhok is ook niet onbekend. De kleine marters vervullen alle hun eigen rol in de natuur. In het tweede deel van de brochure worden activiteiten opgesomd die de voedselsituatie, dekking en schuilgelegenheid van de kleine marters ten goede komen. Daaruit blijkt dat ook via het landschapsonderhoud een bijdrage geleverd kan worden om het leefmilieu van deze dieren te verbeteren. In grote lijnen komen de maatregelen steeds neer op het minder netjes aanharken van het landschap. Maaisel uit riet- en hooilanden en snoeihout uit beplantingen kan benut worden voor het maken van schuilhopen, op erven kunnen op aller lei manieren geschikte plaatsen om voedsel te zoeken en te schuilen, zoals houtstapels, hopen puin, verruigde stukjes, gemaakt worden. De ideale hoop wordt uitgebreid beschre ven in de brochure. Dit lezenswaardige boekje is te bestellen door 10 over te maken op postbanknr. 203737 van de VZZ te Utrecht o.v.v. "kleine marters in de polder". In een volgende De Boom In worden enkele praktische maatregelen ter verbetering van het leefmilieu van de kleine marters verder uitgewerkt. Foort Minnaard 25 De Boom In 1-94 De Boom In 1-94

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1994 | | pagina 14