ge. Overigens zijn ook andere bomen als leiboom gebruikt; vooral de peer is regelmatig zo gesnoeid. Natuurlijk zijn ook buiten de bebouwde kommen waarde volle bomen te vinden. Oudere erfbeplantingen bij boerderij en herbergen soms dezelfde bonte verzameling boomsoorten als de al genoemde villatuinen. Soorten als de walnoot en de linde zijn heel vaak aangeplant. De snoeivormen van buxus en taxus zijn hier ook te vinden. Daarnaast zijn er enkele aardige uitschieters binnen de bomenrijen langs wegen en op dijken. In enkele oude landgoedbossen zijn ook interessante bomen te vinden, onder andere de Manteling op Walcheren, land goed Landlust te Heinkenszand en de Elderschans te Aarden burg. Een aparte vermelding verdienen de Zuidbevelandse grenslin- den, waarover al zoveel geschreven is. Waardevolle naaldbo men staan er weinig in Zeeland. Ze zijn vrijwel beperkt tot tuinen en parken. Toch zijn enkele fraaie exemplaren ge ïnventariseerd waaronder mammoetbomen, ceders, slangeden nen en taxussen. Tenslotte nog enkele opmerkingen over de leeftijd van waar devolle bomen. Bomen met een leeftijd van ongeveer hon derd jaar worden veelvuldig aangetroffen. Bomen tussen honderd en tweehonderd jaar zijn al een stuk zeldzamer (vooral in tuinen en parken). Bomen ouder dan tweehonderd jaar zijn er heel weinig; meestal betreft het linden en zwarte moerbeien. Het is overigens erg moeilijk, of haast onmoge lijk, om de leeftijd van dergelijke bomen nog goed te schat ten. Alleen wanneer door mondelinge of schriftelijke overle vering bekend is, wanneer ze geplant zijn, kan de leeftijd nauwkeurig worden aangegeven. Over het planten van bomen heeft men zich in het verleden niet al te druk gemaakt, waardoor er zelden iets op papier is gezet. 6 Vitaliteit Over de vitaliteit van onze bomen is de laatste tijd veel te doen. Na een jarenlange periode van zwakke maar enigszins stabiele vitaliteit bleek uit onderzoek dat er in Nederland binnen een jaar een verdubbeling van het aantal zieke bomen heeft plaatsgevonden. De vitaliteit van waardevolle bomen is door de vaak zeer hoge leeftijd over het algemeen uiteraard wat minder dan die van de doorsnee boom. Uitgesproken slecht gaat het met de essen (door heel de provincie), omdat nagenoeg alle oudere essen lijden aan de bastwoekerziekte. Met de iepen (zowel de klonen van de Hollandse als de Gladde iep) gaat het dramatisch slecht door de iepziekte. Regio's waar de ziekte volop woekert zijn Westerschouwen en de zak van Zuid-Beveland. De vitaliteit van de fijnspar (op de zandgronden in Zeeuwsch-Vlaanderen) gaat gestaag achteruit. Waarschijnlijk spelen hier verzuring en droge zomers een rol. Door deze droge zomers verdween ook een flink aantal oude beuken uit de provincie. Incidenteel is de vitaliteit negatief beïnvloed door het voorko men van een specifieke aantaster. Zo is op één van de oudste grenslinden op Zuid-Beveland (op de Noteboomdijk bij Nisse) de lindespintmijt aangetroffen. Deze boom, de dikste grenslinde met een omtrek van 422 centimeter, staat hierdoor te kwijnen. Snelheid van verdwijnen Hoe groot is de snelheid waarmee de waardevolle bomen door al dit soort factoren uit Zeeland verdwijnen? Het is moeilijk om exacte cijfers te geven. In Zeeuwsch- Vlaanderen is de situatie het best bijgehouden. In drie jaar tijd zijn hier van de zesentachtig objecten (bestaande uit één of meerdere waardevolle boomgroepen) zeventien geheel of gedeeltelijk verdwenen; dat is ca. 20%. Daarbij moet gevreesd worden dat de snelheid van het verdwijnen de komende jaren 7 De Boom In 1-94 De Boom In 1-94

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1994 | | pagina 5