Bedrijfsnatuurplannen
Maaibeheer
Het maaibeheer blijkt hier dus ook een positief effect te hebben op
het voorkomen van deze bedreigde mierensoort.
Er is wel al iets bekend over de effecten van maaibeheer op insek-
tengroepen als mieren en bijvoorbeeld sprinkhanen. Door de
verruiging die overal plaatsvindt (als gevolg van de stikstofdepositie)
wordt de massa van de vegetatie op veel plaatsen steeds groter en
kan de zonnewarmte de bodem niet meer bereiken. Mieren en
sprinkhanen zijn insektengroepen waarvan het uitkomen van hun
eieren afhankelijk is van het zonlicht dat op de bodem valt. Onvol
doende zonlicht betekent gegarandeerd het verdwijnen van deze
soorten. Dit wordt wel genoemd als één van de belangrijkste
oorzaken van de achteruitgang van vele soorten uit de beide insek
tengroepen. Door te maaien en het maaisel af te voeren bevorder je
een verschraling van de bodem. Dat geeft niet alleen een soortenrij-
kere vegetatie, maar ook een wat ijlere massa van die vegetatie.
Daardoor kan er weer meer zonlicht op de bodem vallen, waarvan
de insekten kunnen profiteren. Dus eigenlijk ligt het voorkomen
van dit soort diertjes op dijken waar een dergelijk maaibeheer uitge
voerd wordt, in de lijn der verwachting.
Toch blijft het altijd leuk om de betreffende positieve effecten ook
daadwerkelijk vast te stellen.
Lucien Calle.
16
Kansen voor natuur op het boerenbedrijf
Natuur in het cultuurlandschap
Roepende grutto's in het hooiland, kwakende boomkikkers in een
drinkput, stoeiende hazen in de wei, broedende kerkuilen in een
landbouwschuur, bontgekleurde bloemdijken, bloeiende meidoorn
heggen, vliegenvangende zwaluwen boven de koeien, kleine zwanen
die de oogstresten van de akkers eten... Allemaal voorbeelden van
natuur die niet of nauwelijks zouden bestaan als er geen landbouw
was. Veel planten en dieren in Nederland komen vooral of zelfs
uitsluitend in landbouwgebieden voor. Als je dan bedenkt dat het
grootste deel van Nederland en zeker van Zeeland bestaat uit
landbouwgrond, wordt al snel duidelijk hoe belangrijk het boeren
bedrijf voor de Zeeuwse natuur is.
Maar...zoals altijd is er een keerzijde aan de medaille. Het was
vooral het boerenbedrijf van rond de eeuwwisseling dat de meest
optimale omstandigheden voor de 'cultuur-natuur' bood. De meeste
bedrijven waren gemengd (er was dus veel meer grasland), zware
machines waren er nog niet, laat staan kunstmest en bestrijdings
middelen. De ontwatering was slechter dan tegenwoordig en de
meeste sloten bevatten toen water. Veel kleine landschapselementen
hadden nog hun nut voor de boer. Heggen dienden nog als veeke
ring. Het vee beschikte in bijna elk weiland over een drinkput.
Knotwilgen, boomweides, boomdijken en hakhoutbosjes voorzagen
in geriefhout dat werd gebruikt voor het maken van gereedschap,
karren en delen van de schuur. Zelfs het gras in de slootkanten en
bermen werd gemaaid om het zogenaamde kanthooi te verkrijgen,
dat vaak aan zieke dieren en paarden werd gegeven. De dieren
waren gek op dit smakelijke hooi. Dat kanthooi snijden had een
verschralend effect. Slootkanten en bermen waren hierdoor één en
al bonte bloemenpracht.
17
De Boom In 3-96
De Boom In 3-96