r
n b insecten bloem»
v
De bacterie Erwinia amylovora tast enkele bomen en struiken aan,
die allen familieleden van de roos zijn. Op Zuid-Beveland zijn de
belangrijkste daarvan appel- en perenbomen en verder de voor SLZ
belangrijke soort de meidoorn.
De bacterie kan zich op verschillende manieren van de ene vatbare
boom of struik verplaatsen naar de andere, zoals weergegeven in
figuur 1. Hij kan door insecten van bloem tot bloem worden ver
spreid, maar kan ook door o.a. regendruppels van plant tot plant
gaan. Wind zorgt ervoor dat de afstand die deze druppels afleggen
sterk vergroot wordt. Het is wel voorstelbaar dat de bacterie zich
makkelijk verspreidt als er door storm en hagel wonden en takbreuk
onstaan zijn, en daarna de temperatuur (17 - 27 °C) voor de bacterie
gunstig is bij een hoge luchtvochtigheid.
Het makkelijkst dringt de bacterie binnen door zachte delen van de
plant waarin natuurlijke openingen zitten zoals huidmondjes in jonge
twijgen en de stempel van de bloem. Tijdens de hoofdbloei is de
temperatuur vaak nog wat te laag voor de verspreiding van de bacte
rie, maar tijdens de nabloei is de kans groot dat ze wel hoog genoeg
is. Nabloei vergroot dus de kans op infectie.
Of de bacterie ook van meidoorn op bijvoorbeeld perenbomen kan
worden overgedragen is onbekend. Er zijn wereldwijd namelijk 84
rassen van Erwinia amylovora bekend. Van sommige van deze rassen
is wel bekend dat zowel appels als peren er vatbaar voor zijn. Of de
rassen die in meidoorns voorkomen dezelfde zijn als die in fruitbo
men zal nog onderzocht moeten worden.
Als de bacterie eenmaal een gezonde tak is binnengedrongen kan hij
zich snel door de plant verspreiden, waarbij hij de plantencellen in de
takken of stam doodt en deze tak/stam doet afsterven. De snelheid
kan hierbij 20 cm in enkele dagen bedragen, en als een tak besmet
wordt duurt het toch minstens enkele dagen, als het niet langer is,
voordat de uiterlijke kenmerken van de ziekte duidelijk zichtbaar
worden. Hieruit blijkt dat de bacterievuurcontrole nooit uitgesteld
mag worden. De aangetaste takken zijn vaak te herkennen aan zoge
naamde vaantjes, dit zijn omgekrulde uiteinden van twijgen, vaak wat
paarsachtig verkleurd, waaraan het dode blad is blijven zitten. Ande
re kenmerken zijn kankerplekken op de stam en de dikkere takken.
Ook hier is de bast vaak paars van kleur. In het vooijaar worden de
kankerplekken vaak vochtig. Als de plant geïnfecteerd is verschijnt er
dan bacterieslijm rond deze kankerplekken, dat eerst wit is maar al
snel via oranje naar bruin verkleurt.
Over het algemeen zijn deze kenmerken goed herkenbaar, maar
vaantjes kunnen ook door spuitschade ontstaan en de verkleuring van
de bast kan onzichtbaar zijn door algen, die de tak groen kleuren.
Bestrijding van bacterievuur in Nederland, met name in Zeeland
Zoals hiervoor al geschreven is werd de uit Noord-Amerika afkomsti
ge ziekte voor het eerst in 1966 in Nederland waargenomen. Dat was
op Noord-Beveland. In dat jaar werd de bestrijding van het bacterie-
vuur grondig aangepakt, wat voorkwam dat de ziekte zich verder in
ons land kon uitbreiden en dit leidde ertoe dat hij zelfs weer geheel
uit Nederland verdween.
Helaas was dit succes slechts van korte duur, want in 1971 werd de
ziekte opnieuw in Nederland aangetroffen, en niet meer op één
plaats, maar op verschillende plaatsen verspreid over het land. Hoe
De Boom In 1-98
•regenspetters-
OVERWINTERINGSKANKERS
deze scheiden in het vooijaar bacterieslijm af
insecten vliegen
regenspetters mieren
vogels regenspetters
wind bloembezoekcnde insecten
stekende ISCHEUTINFECTIEfcregenspetters|BLOESEMINFECTIEl bezoekende
insecten 4" wind' insecten
figuur 1: Overzicht van de natuurlijke kringloop van de bacterie Erwinia amilorora
4
De Boom In 1-98
5