de ziekte hier weer is teruggekomen is de vraag, maar de kans is groot dat hij van vlak over de Belgische of Duitse grens is binnen gekomen. Een andere mogelijkheid is dat er in 1966 toch nog enkele bacterievuurhaarden niet zijn opgemerkt, en dat de ziekte gewoon aanwezig is geweest in de jaren tussen 1966 en 1971. In 1971 is net als in 1966 weer geprobeerd het bacterievuur in Nederland volledig uit te roeien, maar dat is niet gelukt. In Nederland houdt de Plantenziektenkundige Dienst (PD) zich bezig met de bestrijding van bacterievuur, ze controleert of er bacterievuur voorkomt en indien dat zo is spreken ze de eigenaar daar op aan. Aanvankelijk controleerde de PD in heel Nederland, maar het bleek ondoenlijk het bacterievuur overal te bestrijden, zodat de PD enkele gebieden aanwees waar wel gecontroleerd wordt, dit zijn de zo genaamde bufferzones. De aangewezen gebieden zijn van belang voor de fruitteelt, een voor bacterievuur zeer gevoelige sector. Buiten deze gebieden wordt niet meer gecontroleerd. In Zeeland hebben we twee bufferzones, of beter gezegd maken twee gebieden samen met West-Brabant deel uit van een grotere bufferzone. Deze twee gebie den beslaan heel Tholen en een groot deel van Zuid-Beveland. Vooral op Zuid-Beveland kost de bestrijding van bacterievuur veel geld en moeite, dit komt door de grote dichtheid aan fruitteeltbedrij- ven en meidoornhagen. De fruittelers bestrijden de ziekte zelf op hun percelen, maar in andere particuliere meidoornhagen werd de bestrijding tot 1992 uitgevoerd door NMF. Vanaf 1992 wordt de bestrijding in Zeeland uitgevoerd door SLZ. De reden dat de SLZ de particulieren helpt bij de bestrijding van bacterievuur in meidoornhagen is dat voor deze particulieren de hagen vaak geen functie meer hebben en deze eigena ren makkelijk zullen kunnen overgaan tot het kappen van de hagen als bestrijdingsmaatregel voor het bacterievuur of alleen al uit voor zorg. Ook zullen deze eigenaren vaak niet over voldoende tijd en/of kennis beschikken om de ziekte goed te kunnen bestrijden. 6 Tot en met het zomerhalfjaar van 1997 werd er door SLZ alleen 's zomers gecontroleerd. Maar omdat de ziekte zich ook juist 's zomers het makkelijkst verspreidt en omdat de ziekte ook in de winter vrij goed waar te nemen is, is besloten een proef in de winter te nemen. Als proef is besloten in januari 1998 alle zichtbaar aangetaste delen van meidoorns bij de Bushoeve op Zuid-Beveland weg te zagen en te knippen. Als blijkt dat deze methode goed werkt verdient het zeker aanbeve ling hiermee in de toekomst op grotere schaal door te gaan. Dit zal de verspreiding van het bacterievuur beperken en bovendien zal de ploeg die nu het bacterievuur bestrijdt een langere periode in het bacterie vuur kunnen werken. Bovendien zit men 's winters niet met het nadeel dat door het wegknippen van zieke takken er weer wonden ontstaan in het gezonde hout op een moment dat de bacterie zich gemakkelijk verspreidt. Het nut van bacterievuurbestrij ding Hoewel de kans klein is dat het bacterievuur in de toekomst uitge roeid zal kunnen worden, heeft ze toch veel nut. Door regelmatig de meidoorns na te lopen zal de infectiedruk laag blijven, wat de kans verkleint dat de bacterie zich kan verspreiden en zo een bedreiging vormt voor gezonde hagen en fruitteeltbedrijven. Ook zal de bestrij ding positief op veel fruittelers overkomen, waardoor deze de mei doornhagen in het Zeeuwse landschap minder gauw als bedreiging zullen zien. Hierdoor wordt de kans groter dat de meidoornhagen behouden blijven. In dit stukje heb ik kort iets over bacterievuur en hoe SLZ met deze ziekte omgaat verteld. Fruittelers beschikken echter nog over andere, dure en vaak voor het milieu schadelijke, bestrijdingsmethoden, zoals bepaalde bestrijdingsmiddelen. Ook is men wereldwijd bezig betere bestrijdingsmethoden te ontwikkelen. In dit verslag heb ik me zoveel mogelijk beperkt tot voor SLZ nuttige informatie. De Boom In 1-98 De Boom In 1-98

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1998 | | pagina 5