Herpetofauna op z'n Zeeuws De boom in 3-1999 cherpêêtofaunao dus. Toch?) Door Winant Halfwerk, medewerker SLZ Kikkers, padden, salamanders en hagedissen: de band tussen de SLZ en dit krui pend gedierte des aardbodems is sterk. Soms zou je haast denken dat er in Zee land zonder SLZ geen amfibieën en reptielen meer zouden zijn en andersom, zonder deze dieren geen SLZ. Het leek mij daarom aardig eens op papier te zetten hoe deze diergroep in de Zeeuwse volksmond over de tong gaat. In de verschillende boek jes van de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek vond ik leuke, soms by/arische en bijna poëtische benamingen en zegswijzen met be trekking tot deze dieren. Onderstaan de Zeeuwse woorden en uitdrukking en zijn uit deze werkjes afkomstig. Over de schrijfwijze van dialectwoor den valt te twisten, maar daar is het hier de plek niet voor. Ik heb de schrijfwijze overgenomen uit voor noemde boekwerkjes. Daarbij moet gezegd worden dat veel woorden en uitdrukkingen in de verschillende re gio's wel hetzelfde zijn, maar net even wat anders worden uitgespro ken. Tenzij tussen haakjes anders vermeld, benaderd de schrijfwijze in dit artikel zoveel mogelijk de uit spraak van het Walchers of Zuid-Be- velands dialect. Het kan overigens best zo zijn dat een woord of uitdruk king ook buiten de tussen haakjes vermelde regio voorkomt. -18- 'n Puut in de dullef Om met kikkers te beginnen. Een in Zeeland algemeen verbreid woord voor kikker is puut. Dit is geen speci fiek Zeeuws woord, maar gewoon een vorm van het Zuid-Nederlandse puit (wat zoveel als 'dik, opgezwollen dier* betekent en net als pad is afge leid van de veronderstelde gecon strueerde stam pu- =opgezwollen) Kikkerdril wordt dan ook vaak puuje- dril genoemd, maar er zijn ook ande re benamingen zoals peürèk (OZVL) of puujerik (WZVL) (een ander ABN- woord voor kikkerdril is overigens kikkerrit). Op Goeree kennen ze het onsmakelijk klinkende puutekwal. Uit het dril, rik of kwal komen uitein delijk kikkervisjes voort. Bijna overal worden die dikkoppen genoemd, maar dat is niet typisch Zeeuws. Voor Oost-Zeeuws-Vlaanderen vond ik echter de schitterende en aandoenlij ke namen peüdoelekes, oepadoele- kes en padderedoelekes. Typisch voor die lieden, zulke namen te be denken. In West-Zeeuws-Vlaanderen zijn ze gezegend met boomkikkers en ze hebben er ook een aparte naam voor dit kleine groene kikkertje: 'n 'aohe- puut. Een haagkikker dus. Eigenlijk een veel betere benaming dan het ABN 'boomkikker*, want het is maar zelden dat deze kikkertjes echt in de bomen zitten. Overigens werd deze naam ook in het Land van Axel ge meld. Zelfs aan de hand van dialect- De boom in 3-1999 onderzoek zou je dus nog de vroege re verspreiding van diersoorten kun nen nagaan (hoewel, daar kom ik aan het eind nog op terug). "An de kant van d'n dullef, zat 'n puut op 'n kluute, nae 'n brokke mï tieken te kieken", zeggen ze op Tholen wel om te demonstreren hoe tongbre- kend en onverstaanbaar hun dialect voor een buitenstaander kan zijn. Het betekent zoveel als "In de slootkant zat een kikker op een kluit naar een kloek met kuikens te kijken" (het ABN is anders ook niet mis om uit te spre ken). Een andere bekende uitspraak in heel Zeeland is: 'k 'n puut in m'n keele (ik ben schor of hees), maar dat kennen we op zich ook elders in Nederland. Al iets aparter is: Z'is puutemaeher of sö maeheraz 'n puut (ze is erg mager). Kikkers worden ook gebruikt om iemands gemoeds toestand uit te drukken. Zo bliej az 'n puut bijvoorbeeld, betekent erg blij zijn. Compleet tegenovergesteld is weer: 'Aai zit te kaaike as'n peut op 'n kleüt (OZVL) of Ie zit as'n puut op 'n kluut of as 'n puut op 'n sliepplanke (hij zit verbouwereerd te kijken). In veel gevallen wordt de kikker erbij gehaald om een nare eigenschap van iemand te omschrijven, zoals in de uitdrukking 'n dulle puuje (WZVL) voor een vrouw die gauw kwaad is. Als iemand erg trots of zelfs ver waand is wordt er wel van gezegd dat ie az'n puut op'n stoppel zit of zö gröös is az'n puut mee plumen, of zoals ze het in West-Zeeuws-Vlaan deren zo mooi zeggen, as 'n puut meej'n stèrt. Al iemand op Tholen er puutug uut- ziet, dan ziet hij er onverzorgd uit. Zö èrrem as 'n puut is een bekende uit spraak over iemand die straatarm is. Van zo'n armoedzaaier zeggen ze ook wel: Van 'n puut kan je gêên pluumen trèkke (Th-Ph) of 'n puut ei gin pluum'n (WZVL), wat zoveel is als van een kale kip valt niets te plukken. Van kikkers met veren naar harige kikkers: Als een al te nieuwsgierig kind in Zeeuws-Vlaanderen vraagt "Waor ei je't over?", dan luidt het ant woord vaak: "Dadd'n puut gêên 'aor 'eit, soms met de toevoeging: "...en 'n padde gêên pluum'n". Een irritant antwoord, maar een waarheid als een koe. Kikkers zijn in de regel kaal. Vandaar ook de uitdrukkingen puut- ernaekendug of puutjenaokend (spiernaakt) of nog fraaier piete- poete-/pietjepoetje-/pietpuutnaoken- dig en pietjepoeternaekend (letterlijk: puitemoedernaakt). Eigenaardig en luguber is het woord puutevilder voor een klein bot (zak)- mes. Het lijkt mij dat je om een kikker het vel over de oren te trekken juist een vlijmscherpe scalpel nodig hebt, maar goed. Tot slot een meteorologische wetens waardigheid uit Zeeuws-Vlaanderen: "Az d'aohepuuj'n roep'n krieg'n me regen"; een voorspelling die vrij vaak uitkomt, want bij broeierig weer, voor afgaande aan een onweersbui, roe pen deze beestjes om het hardst. Een leuke anekdote is wellicht nog de volgende. De inwoners van Aar denburg hebben als biesmak (bij naam) Puten. Vooral door die van Sluis worden ze zo nogal eens ge noemd. Een verklaring daarvoor zou zijn dat de Aardenburgers tijdens het spreken zo vaak 'k ik zeggen: 'k ik 'ebbe 'k ik t gedaon (ik heb het ge daan). Maar die verklaring snijdt wei nig hout, omdat ook andere West Zeeuws-Vlamingen dat doen. Een aannemelijker verklaring is de vol gende. De leden van de Aardenburg- se fanfare droegen bij plechtigheden een felgroene jas en dito broek en om die reden werden ze ook wel kik kers genaamd. -19-

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1999 | | pagina 11