Landschapsbeheer; een succes aan het eind van de twintigste eeuw De boom in 4-1999 door Foort Minnaard, coördinator SLZ (dit artikel is overgenomen uit Wantij, nr 4-1999) Het beheer van de landschapselementen in het Nederlandse cultuurlandschap heeft in de twintigste eeuw een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Na een lange periode van verwaarlozing is er tegen het eind van de eeuw weer veel belangstel ling voor onderhoud. Ook aan herstel en aanleg van nieuwe elementen wordt hard gewerkt. De landschapselementen (heggen, houtwallen, knotbomen, hoogstam- fruitbomen, poelen en dergelijke) zijn meest door de mens aangelegd, om dat ze een product leverden: hout, wilgentenen, fruit, drinkwater. Tot na de Tweede Wereldoorlog werden zij geëxploiteerd door de agrarische be volking. Toen de economische ge bruikswaarde er ten dele aan ontviel, trad een periode van verwaarlozing in. De belangrijkste oorzaak daarvoor was dat het arbeidsintensieve werk veel te duur werd. Verder werd het boerenbedrijf gemechaniseerd waar door de intensiteit van het grondge bruik toenam. Kleine landschapsele menten stonden in de weg en ver dwenen als sneeuw voor de zon. Pioniers Rond het natuurbeschermingsjaar 1970 ontstond er bij de bevolking weer aandacht voor de landschaps elementen: de landschappelijke, re creatieve en natuurwaarde stond daarbij voorop. De aandacht richtte zich vooral op knotwilgen. Bij die bo men was het overduidelijk dat ze door achterwege blijven van onder houd snel uit het landschap zouden verdwijnen. Op een eenvoudige, di recte manier kon je aan dat probleem wat doen: door zelf als vrijwilliger het onderhoud ter hand nemen. Begin jaren 70 gingen lokaal de eerste vrij- willigersgroepen van start. De eige naren van de knotwilgen (veelal boe ren) keken vreemd aan tegen die dwazen die gratis de bomen wilden onderhouden. Toch hielden de pio niers vol, en tegen het eind van de jaren 70 waren in het hele land vrij- willigersg roepen actief met zo'n 10.000 deelnemers. Zij hielden zich inmiddels ook bezig met onderhoud van andere landschapselementen, zoals hoogstamfruitbomen, heggen en houtwallen. Provinciale organisaties De aandacht voor de landschapsele menten verbreedde in de hele sa menleving; de overheid startte bij voorbeeld met het beschikbaar stel len van financiële middelen voor het onderhoud van die elementen en voor de ondersteuning van het vrijwil ligerswerk. Bovendien werden werk gelegenheidsprojecten in het land schapsbeheer opgezet. Om dit alles provinciaal te coördineren werden provinciale stichtingen landschapsbe heer opgericht, waarin ook de geor ganiseerde landbouw een plaats in nam. -8- Na 1980 heeft het landschapsbeheer zich verder ontwikkeld. Er kwam aan dacht voor andere landschapsele menten en voor soortenbescherming. Het vrijwilligerswerk breidde uit. Mo menteel zijn er in Nederland 20.000 vrijwilligers actief in het landschaps beheer, en ca. 4.000 met vrijwillige weidevogelbescherming. In alle pro vincies is er een professionele orga nisatie bezig met de coördinatie van het landschapsbeheer. Steeds meer eigenaren willen zelf aan de slag met het onderhoud enzijn ook bereid om landschapselementen te herstellen of opnieuw aan te leggen. De boeren durven zich nu te presenteren als beheerders van het cultuurland schap, mits ze daarvoor betaald wor den. Zonder de voortrekkersrol die de vrij willigers gespeeld hebben en nog steeds spelen was dit alles vermoe delijk niet voor elkaar gekomen. Zo zie je maar weer dat kleine lokale acties uiteindelijk kunnen leiden tot een verandering in de hele samenle ving!

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1999 | | pagina 6