De boom in 3-2000
met zijn leger en brengt grote delen
van de Nederlanden weer onder
Spaans gezag. Een jaar later sluit het
Vrije van Brugge (waaronder Sluis)
zich aan bij de opstand tegen Spanje
en wordt de vesting Sluis verder ver
sterkt. In 1583 wordt bijna heel
Zeeuws-Vlaanderen door Parma her
overd. Alleen Oostende, Sluis, Biervliet
en Terneuzen blijven opstandig. Zij
verdedigen zich onder andere door het
onder water zetten (inunderen) van
grote delen van Zeeuws-Vlaanderen.
Sluis valt in 1587 in Spaanse handen.
Het front tekent zich af.
Water als wapen
Door de onderwaterzettingen was er
rond 1600 weinig overgebleven van het
gebied dat thans Zeeuws-Vlaanderen
heet. Het Staatse gebied bestond uit
het eiland van Biervliet en wat polder-
tjes rond Terneuzen en Axel. Het
Spaanse gebied werd gevormd door
de polders rond Hontenisse en Osse-
nisse, de stad Hulst en een smalle
strook grond daar tussen. Verder had
den zij de Polder Namen en de hogere
gronden ten zuiden van de lijn Hulst -
Sas van Gent in bezit. In het westen
waren alleen een gebiedje westelijk
van Oostburg, de steden Sluis en Aar
denburg en (tot 1604) een gebied ten
oosten van Aardenburg nog droog. Het
westen was geheel Spaans. De in de
Middeleeuwen welvarende steden Aar
denburg en Biervliet waren overigens
al vóór de oorlog al danig in verval ge
raakt en bijna geheel ontvolkt.
De rest van Zeeuws-Vlaanderen was
bij vloed één grote watervlakte met hier
en daar de resten van een kerktoren,
huizen, dijken en langs de kust duinen.
Bij eb, was het een uitgestrekt moeras-
en schorrengebied, doorsneden met
geulen, die als natuurlijke grenzen
gingen fungeren.
Om die te bewaken werden langs de
grensgeulen aan beide zijden forten,
schansen en redouten aangelegd. Ze
dienden ter verdediging van de steden
op afstand en werden gebouwd op
strategische plaatsen, zoals punten
waar dijken samenkwamen, toegangen
van bevaarbare geulen, doorwaadbare
plaatsen e.d. Vaak werden de forten
door linies met elkaar verbonden. Om
een gebied te kunnen beheersen,
moesten alle daarin gelegen forten en
schansen worden veroverd.
Forten, schansen en redouten
Wat zijn forten, schansen en redouten?
Forten en schansen zijn aarden verdedigingswerken die op de hoeken werden
versterkt met bastions. Ze kunnen o.a. vierkant, stervormig, driehoekig en rechthoe
kig zijn. Een schans vormt onderdeel van een linie; een fort staat op zichzelf.
Schansen waren in vredestijd gewoonlijk verlaten, forten hadden vaak een perma
nente bezetting.
Redouten zijn vierhoekige, gesloten aarden werken zonder bastions, meestal voor
zien van een toren.
Hoe zag zo'n fort er uit?
Een fort bestond uit een gesloten aarden wal met rondom, op de plaats van de
weggegraven aarde, een met water gevulde gracht. De aarden omwalling was aan
de binnenzijde voorzien van een walgang. In de wal werd een toegangspoort ge
bouwd (meestal van hout). Het fort was toegankelijk via een ophaalbrug. Binnen in
het fort lag een enigszins verhoogd plein dat was bebouwd met soldatenbarakken,
enkele officierswoningen, een kruitmagazijn, meestal een uitkijktoren en bij wat
grotere of afgelegen forten soms wat burgerwoningen, een molen en een kerk.
Forten in brakwatergebied werden middels stenen regenbakken voorzien van
drinkwater.
8
De boom in 3-2000
OUDNEDERLANDS VESTWGFPONT
De Spanjaarden graven zich in
Voor zover bekend liet Parma geen
verdere verbeteringen aan de vesting
Sluis aanbrengen. Wel liet hij in grote
delen van westelijk Zeeuws-Vlaande
ren kleinere verdedigingswerken aan
leggen. Zo werd ter beheersing van het
ondergelopen gebied tussen Sluis en
Aardenburg de Krabbeschans (1) op
geworpen. Ten westen van Sluis bou
wen de Spanjaarden het fort St. Do
naas (2) tot beheersing van de vaar
weg naar Brugge en bescherming van
de Zwinsluizen. Ten oosten van Sluis,
op de schorren van Coxy, waar het
Zwarte Gat in verbinding stond met het
Zwin, wierpen ze de Coxyschans (3)
op. Ook in de overstroomde landen
van Oud-IJzendijke werd een verdedi
gingswerk aangelegd.
Maurits en het offensief
In 1590 beginnen de opstandige Ne
derlanden, onder leiding van Maurits,
een offensief. Aanvankelijk speelt zich
dat vooral in de oostelijke Nederlanden
af. In 1600 krijgt Maurits opdracht om
de kapers in Duinkerken, die de Neder
landse handel hinderen, te verjagen.
Honderden schepen zetten zijn leger
bij Philippine aan land. Vervolgens
trekken de duizenden soldaten door
vijandig gebied naar het Staatse Oos
tende. Vanuit Oostende rukt Maurits op
naar Duinkerken, maar raakt bij Nieuw-
poort slaags met de Spaanse troepen.
De Staatsen winnen weliswaar, maar
na deze beruchte slag blaast Maurits
de campagne toch af.
Vier jaar later staat hij opnieuw in
Zeeuws-Vlaanderen, verovert Oost
burg en Aardenburg en slaat een beleg
voor Sluis. Om de verbinding met de
kampementen voor het belegerde Sluis
en ook Aardenburg zelf veilig te stellen,
worden verschillende schansen aang
elegd, waaronder de Elderschans
(4)(eigenlijk Heillerschans) en de Olie
schans (5). De eerste ongeveer een
kilometer ten westen, en de tweede
zo'n 500 m ten noordwesten van de
stad. Beide waren vierkante, gebastio-
neerde aarden veldwerken met gracht
en contrescarp. De Elderschans had
aan de westzijde een ravelijn in de
gracht.
De Spaanse Krabbeschans en Coxy
schans vielen in handen van de Staat
sen. Uiteindelijk werd nog datzelfde
jaar Sluis heroverd op de Spanjaarden.
Oostende moest worden prijsgegeven.
Na deze strubbelingen werden verbe
teringen aangebracht aan de Krabbe
schans, Coxyschans en de vesting
werken van Sluis. Ter beheersing van
het Zwin (de vaarweg naar Sluis) werd
aan de westzijde van het eiland Cad-
zand een nieuwe schans opgeworpen