Vreemde vruchten 2. De kerspruim (Prunus cerasifera) De Boom In 1-2001 Door Winant Halfwerk, ex-medewerker SLZ Een tijdje terug heeft SLZ een natuurplan gemaakt voor camping Wulpen in Cadzand. Om een beeld te krijgen van al het waardevols dat reeds op het terrein aanwezig was, maakten we een rondje met de eigenaar, dhr. Risseeuw. Achter de voormalige boerderij, waar nu het speelveld is, wees dhr. Risseeuw ons met enige trots op een scheefgezakte, oude pruimenboom. Een prachtexemplaar, vol knoesten en knobbels. Een eind verderop stond er nog zo één. 'Muzelaon'n, noemen we deze pruimen', wist dhr. Risseeuw te vertellen.'Ze bloeien vroeg en er komen van die kleine, donkerrode, bijna zwarte pruimpjes aan; mooi rond en iets groter dan een kers. Hoe oud ze zijn? Dat weet ik niet, maar die Juttepeer hier op het speelveld is zeker bijna 100 jaar oud. Misschien zijn de pruimen in dezelfde tijd geplant?' Van merbelaon'n en muzelao'n Muzelaon'ndaar moeten we de boeken toch eens op na slaan. De oranje boekwerkjes van de Vereniging voor Dialectonderzoek in Zeeland melden het volgende. In zowel Oost als West-Zeeuws-Vlaanderen kennen ze de naam merbe- of murbelaonen voor een soort lichtgele pruimen. Merbelaon'n't lijkt wel wat op muzelaon'n Vervolgens... In het deel over het Land van Axel komt de naam muzelaonen voor! Ook hiermee worden lichtgele pruimen bedoeld - blauwe pruimen heten er okkelaonen. Merbelaon'n en muzelaon'n het gaat hier vast om dezelfde pruimen. Doorgaans blinken benamingen in streektalen namelijk niet echt uit in consequentie. Blijft de vraag: wat is een merbe- of muzelaon eigenlijk voor soort pruim? Een antwoord op deze vraag wordt misschien gegeven in een tweedelig artikel van dhr. Rooyen in de laatste twee nummers van 1999 van het kwartaalblad Pomologia (waarop SLZ geabonneerd is). Dit artikel handelt over de kerspruim (Prunus cerasifera). In de (Vlaamse) volksmond ook wel myro-/myrabolaan of marblaan genoemd. Dat kan haast niet anders dan de Zeeuws-Vlaamse merbelaon zijn. Dhr. Rooyen schrijft dat de teelt van kerspruimen in het Land van Aalst en het Waasland aan het eind van de vorige eeuw (pardon, de 19e eeuw) een winstgevende aangelegenheid was. De muzelaon'n op camping Wulpen zijn bijna 100 jaar oud en het Land van Aalst en het Waasland liggen niet ver weg. Kerspruimen zijn klein en rond en kunnen qua kleur variëren van geel tot donkerrood. Zouden de muzelaon'n, merbelaon'n en murbelao'n kers pruimen kunnen zijn? Vragen genoeg om in deze aflevering van Vreemde Vruchten met reden eens stil te staan bij de kerspruim. De turkenpruim Het oorsprongsgebied van de kerspruim strekt zich uit van de Balkan, over Klein-azië, tot in Iran en de verste uithoeken van de Centraal-Aziatische republieken van het GOS (als dat nog bestaat). Vandaar ook de andere Nederlandse naam 'turkenpruim'. Deze regio is een oeroud landbouw-gebied, dat zo'n beetje de bakermat is van -20- De Boom In 1-2001 bijna al ons fruit. De kerspruim groeit er vooral in de bergstreken. Op de Balkan groeien kerspruimen als onderhout van notenwouden op hoogten van 800 tot 2000 m. In de Kaukasus vormen ze aaneengesloten bossen en groeien daar op zo'n 300 tot 2000 m. hoogte. Op de hoogvlakten van Centraal- Anatolië zijn uitgestrekte steppen, bezaaid met verspreid staande kerspruimen. De pruimcultuur In zijn oorsprongsgebied wordt de kerspruim sinds mensenheugenis in velerlei vormen gecultiveerd en is daar nog steeds van enige betekenis voor de fruitteelt. In Armenië bijvoorbeeld, bedroeg het teeltoppervlak van de kerspruim in 1945 zowat 3,9% van het totale fruitoppervlak. In de Krim waren er in 1946 meer dan 100 kerspruim- variëteiten bekend. In West-europa is de kerspruim nooit zo belangrijk geweest. Dat zal vooral te maken hebben met een aantal van zijn eigenschappen, waarover zo dadelijk meer. In het Middelandse Zeegebied was de kerspruim meer in zwang. Het waren dan ook de Romeinen die de kerspruim in de 1e en 2e eeuw richting Nederland brachten. Sedertdien is de soort aangeplant in heggen en boomgaarden (vooral in Midden-Europa) en van daaruit ook sterk verwilderd. In Nederland zijn 'wilde' kerspruimen vooral in het rivierengebied te vinden. Het uiterlijk van de kerspruim De kerspruim is eerder een grote struik dan een boom. Door opsnoei is de struik gemakkelijk tot boompje om te zetten. De kroon is regelmatig en kan 4 tot 8 m. breed worden. De takken hebben groenachtig schors en zijn aan de zonzijde iets roodbruin getint. De jongste takken zijn vrijwel onbehaard. De bladeren zijn klein (doch groter dan van sleedoorn), ovaal, spits en fijn getand. De bovenzijde is altijd kaal en iets glanzend. Het begin van de hoofdnerf is aan de onderzijde viltig behaard. De bladsteeltjes zijn 5 tot 15 mm. lang. Rooyen schrijft dat het hout kronkelig en iets stekelig is. De meeste andere bronnen vermelden echter dat kerspruimen weinig of geen dorens hebben. Kwetsbare schoonheid Kerspruimen bloeien zeer uitbundig en vroeg: veel vroeger dan andere pruimen. In maart-april zien de bloeiende struiken er verrukkelijk uit. Veel vroege insecten, zoals bijen en zweefvliegen, komen op de bloesem af. Afgezien van wat wilgensoorten vormen de kerspruimen op dat moment de enige voedselbron. In Nederland breekt die vroege bloei de kerspruim vaak op (nachtvorst). De bloemen zijn groter dan die van de sleedoorn (1,5 - 2,5 cm. in doorsnede) en vaak ook heel iets roze. Dikwijls hangen ze iets af. Kerspruimen zijn zelfbevruchtend. Het stuifmeel is middelmatig tot slecht. Ze kunnen vermeerderd worden door zaaien of stekken. In vergelijking met andere pruimen in de Lage Landen is de vorstweerstand van de wortels niet erg groot. Hierdoor en door de al eerder genoemde vroege bloei, wordt de kerspruim vaak als de meest vorstgevoelige pruimensoort aangemerkt. In Duitsland zijn in de strenge winter van 1928-1929 alle op kerspruimonderstammen geënte pruimen tussen Weichsel en Rijn verloren gegaan. In zuidelijker streken komen in verhouding dan ook meer kerspruimen dan bv. sleedoorns voor. Variabele vruchten De wilde vormen uit Centraal-Azië hebben vruchten met een gewicht van 2,7 tot 8 gr. De cultuurvormen wegen 7 tot 60 gr., doch meestal 15 tot 20 gr. Ze zijn er in alle vormen en maten. Er zijn er die bolrond of iets afgeplant zijn, maar er zijn ook hartvormige, ovale en eivormige vruchten. De kleur varieert -21 -

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 2001 | | pagina 12