Amfibieënmonitoring met fuiken
Oude kast
De Boom In 1-2001
Ter plaatse bleek het een open kist,
waarvan de open kant naar de muur
was gericht. De kist was met ijzerdraad
aan de omliggende balken vastge
maakt. Daar was niets meer mee te
beginnen, de kist dus maar verwijderd.
Daarbij bleken er drie, minstens 15 jaar
oude, kerkuilenbraakballen in te liggen.
Tevens was nu ook het gat in de muur
te zien dat door een eerdere bewoner
en kerkuilen liefhebber was gemaakt.
Dit gat was na het potdekselen van de
muur, 15 jaar geleden, echter niet meer
bruikbaar.
Nieuwe kast en dergelijke
Het was duidelijk, hier is werk aan de
winkel! Er moet een gat in de
gepotdekselde wand komen met direct
daarachter een nieuwe kerkuilenkast.
Met als extra's:
- Voorkomen moet worden dat de in St.
Laurens algemeen voorkomende
kauwtjes de kast gaan bezetten.
- Het gat kan alleen vanaf de buiten
kant, op ca. 8 m. hoogte gemaakt
worden, tevens moet er een luifeltje
boven het gat, dat op het westen zit,
gemaakt worden om inregenen te
voorkomen.
- Er moet een draagconstructie komen
om de kast op te plaatsen.
Na een tweede bezoek voor opname
van de juiste maten en een bezoek aan
de doe-het-zelfzaak kon ik aan de slag.
Eerst de mooie standaardkerkuilenkast
van SLZ aanpassen door in de kast
een inlooppijp in te maken, zodat
belangstellende kauwtjes ontmoedigd
worden.
Een luifeltje, tegen het inregenen en
draagbalkjes voor de kast zijn snel
gemaakt. De heer Timmermans zal
voor zwarte verf zorgen om opvallende
zaagsneden van het gat in de zwart
gepotdekselde wand.minder opvallend
te maken. Peter van Vliet van SLZ
wordt ingeschakeld voor de levering
van een lange ladder.
29 december 2000
Vrijdag 29 december was een mooie
dag om het klusje af te ronden,
nagenoeg windstil, zonnig en een
graad of 3 boven nul wel te verstaan.
Het maken van een gat en het dichten
van de ruimte tussen gepotdekselde
planken en muur vanaf de ladder viel
zwaar tegen. Daar zijn we bijna 2 uur
mee bezig geweest, trap op trap af,
met gewone boor, met decoupeerzaag,
met te grote plankjes, met te kleine
plankjes, met pur-schuim, met de
schroevendraaier en ten slotte met de
pot zwarte verf voor de nette afwerking.
Gelukkig was er toen de koffie van
mevrouw Timmermans.
Het werk aan de binnenkant viel dan
weer erg mee, daar stond de kist na
een half uurtje op zijn plek, nog wat
grof zand erin om het wegrollen van de
hopelijk toekomstige kerkuileneieren te
voorkomen en klaar was Kees.
Slot
Nu maar hopen dat de nakomelingen
van de uil die zowat 15 jaar geleden
zijn braakballen op deze plaats
achterliet, de weg naar deze riante
kerkuilenwoning weten te vinden. De
bewoners van Popkensburg zouden
zeer vereerd zijn met hun aanwezig
heid.
De voortekenen zijn in ieder geval erg
gunstig, want in de ochtend van 12
januari j.l. zat er op zo'n 200 meter van
de kast een kerkuil in de kastanjeboom
in de tuin van een collega.
De verwachtingen zijn nu extra hoog
gespannen.
- 12 -
De Boom In 1-2001
Door Hans van Hage, medewerker Staatsbosbeheer.
Als je een tijdje bezig bent met het monitoren van amfibieën en reptielen bekruipt je
op een gegeven moment het gevoel dat je iets verstoort. Het bekende
'leegscheppen' van een sloot of drinkput met het schepnet lijkt altijd heel drastisch.
Er is nooit onderzoek gedaan naar de verstoring van waterleven en biotopen door
schepnetten. Feit blijft dat na een bezoekje aan een put of poel met een schepnet
veel waterplanten vernield zijn en het water behoorlijk troebel is.
Buiten het scheppen zijn er natuurlijk nog andere methodes die een stuk
vriendelijker1 zijn voor het meestal toch al zo kwetsbare biotoop.
Waarom inventariseren?
Over het algemeen willen we een beeld
krijgen van een soort of een biotoop.
Soms is het bedoeld als een
kwaliteitscontrole bij natuurtechnische
maatregelen. Kortweg, je graaft en put,
maar wilt wel graag weten of het ook
zin heeft gehad om de put te graven.
Terreinbeheerders, maar ook provincie
en overheid, willen graag laten zien dat
het geld van de belastingbetaler nuttig
besteed wordt. Dezelfde gegevens
kunnen gebruikt worden om aan te
tonen dat er bijvoorbeeld méér putten
gegraven moeten worden, of op een
andere manier. Vervolgens kunnen de
gegevens ook gebruikt worden om aan
te tonen dat er géén kwetsbare soorten
zitten. Veel gegevens worden gebruikt
bij de zogenaamde M.E.R.'s, milieu
effect rapportage. Dit geeft aan dat het
belangrijk is dat monitoren serieus
gebeurt. Als je bijvoorbeeld concludeert
dat een soort niet aanwezig is terwijl
dat wel zo is, kan dat verstrekkende
gevolgen hebben!
Methodes van inventariseren
Zichtwaarneming:
Gewoon overdag met het blote oog
rustig rond de poel lopen, soms even
gaan zitten. Een geoefend oog ziet
vaak de kikkers zitten of de
salamanders bovenkomen. Een kleine
verrekijker wil ook wel eens helpen.
Een beproefde methode is de
'zaklampmethode'. De naam zegt het
eigenlijk al: je gaat 's avonds op pad
met een zaklamp. Doordat het daglicht
niet meer in het water schijnt blijft een
stuk reflectie wat er overdag wel is,
achterwege. Met een kunstmatige
lichtbundel kan je op deze manier een
behoorlijk stuk in het water
'doordringen' om zo iets te weten
komen over de soorten die er zitten. De
meeste amfibieën zijn op deze manier
wel te herkennen. De methode zegt
niet zo veel over de aantallen die er
voorkomen. Mannetjes en vrouwtjes
zijn op deze manier moeilijk van elkaar
te onderscheiden. Voorwaarden voor
de zaklampmethode is in ieder geval:
niet te veel begroeiing en helder water.
Gehoorwaarneming:
Geldt vooral in voortplantingstijd. Bijna
alle Nederlandse kikkers en padden
maken in meer of mindere mate geluid.
Deze geluiden zijn meestal te herleiden
tot roepende mannetjes. Vooral bij
boomkikkers of rugstreeppadden is zo
een heel aardige schatting te maken
van het aantal roepende mannetjes.
Het geeft echter geen beeld van
aanwezige vrouwtjes of juveniele
(jonge) dieren. Onderzoekers praten bij
boomkikkerpopulaties dan ook bijna
altijd over het aantal roepende
mannetjes. Volgens sommige
onderzoekers mag je het aantal
roepende mannetjes met 2.5
- 13-