De Boom In 1-2001 vermenigvuldigen om tot het totale aantal dieren te komen (net zoveel mannetjes als vrouwtjes, en de helft er bij aan jonge dieren). Hier zal wel over nagedacht zijn, maar ik zou er nooit op blindvaren. Maar zelfs voor mannetjes geldt datje op deze manier nooit 100% van de volwassen mannetjes telt. Een klein onderzoekje in een West Zeeuws- Vlaamse boomkikkerput met geoefende tellers leerde bijvoorbeeld dat er door alle deelnemers op gehoor 14 volwassen mannetjes geteld werden. Bij nader onderzoek bleken er in de put minstens 17 volwassen mannetjes aanwezig te zijn! Waarnemingen met fuiken De laatste jaren wordt er steeds meer gebruik gemaakt van speciale amfibie fuiken. Dit zijn kooien van staal of aluminium waarvan de bovenkant een stukje boven water uitsteekt, met onder water een brede inzwemopening. Het plaatsen van fuiken heeft een aantal voor- en nadelen. Voordeel is de tijdsbesparing: je plaats de fuik vrij snel en komt hem een dag of twee dagen later weer legen. Net als met schepnetten heb je veel bijvangsten. Larven van kevers en libellen, maar ook kleine vissen en waterkevers zijn makkelijk mee te nemen in je onderzoek. Het werken met fuiken veroorzaakt bijna geen verstoring. Het is de kunst om de fuik zo snel mogelijk te plaatsen. Liefst op een tijdstip en een manier dat niemand dat ziet. De fuiken kun je heel goed camoufleren door het gedeelte wat boven water uitsteekt wat af te dekken met waterplanten of gras. Het grootste nadeel van fuiken is de gevoeligheid voor diefstal. Ze zijn erg duur (rond de 500 gulden). Vooral in dichtbevolkte gebieden is de kans groot dat mensen de fuik vernielen of meenemen. Een bordje met uitleg doet vaak wonderen in dit geval. De fuik wordt geplaatst op het talud van de drinkput of op de bodem, zodanig dat de bovenkant van de fuik een stukje boven het water uitsteekt. Hierdoor kunnen de amfibieën nog lucht happen. Meestal worden de fuiken geplaatst voor een periode van 24 uur. Sommige mensen gebruiken hem maar twaalf uur, of zelfs nog korter, zes uur. Zelf hanteer ik zoals gezegd liever het principe van vierentwintig uur. De vangstresultaten hierbij zijn duidelijk hoger. Het is mogelijk om de fuik zonder gevaar voor de amfibieën meerdere dagen te laten staan, zelfs tot 3 a 4 dagen. Wel is de ervaring dat als de dieren langere tijd opgesloten zitten in de fuik, ze toch de uitgang weer weten te vinden. Ik heb hier een aantal keren mee geëxperi menteerd. Een fuik die na 24 uur, 36 salamanders bevatte bleek na terugplaatsing met alle dieren er nog in na 48 uur slechts 24 exemplaren te bevatten, en na 64 uur zelfs nog maar 9 exemplaren. Je mag veronderstellen dat er in die periode ook nog dieren zijn bijgekomen. De plaats in de put is erg belangrijk. Afhankelijk van het soort datje wilt monitoren is het verstandig om de fuik in een warmer en ondiep gedeelte van het biotoop te plaatsen, liefst tussen wat waterplanten. Kamsalamanders kiezen, als dat voorhanden is, liever de schaduwkant van de put. Meestal vang ik dit soort dingen op door op twee verschillende plekken in een put twee fuiken te plaatsen. Op deze manier leer je het gedrag goed kennen. Na een aantal keren in één biotoop op twee totaal verschillende plaatsen fuiken geplaatst te hebben ontwikkel je hiervoor een bepaald gevoel. Er is lang gestudeerd op de vraag of er wellicht een formule te bedenken was die de aantallen van een soort zou kunnen benaderen. Je zou zeggen dat met een bepaalde tijdsduur, één of twee fuiken, een bepaald wateropper vlakte en een bepaalde tijd van het jaar een berekening te maken zou zijn om het aantal amfibieën in een biotoop te - 14- De Boom In 1-2001 kunnen inschatten. Vergeet het maar, er is geen pijl op te trekken. Na jaren van rekenen, inschatten, opschrijven en nog eens rekenen dachten we het wel te weten. Per zoveel m2 opper vlakte en één fuik mocht je het aantal amfibieën uit die ene fuik verdrievou digen. Toen hebben we in die put vijf fuiken geplaatst. Bleek het aantal niet hoger te komen dan de helft van wat we hadden uitgerekend. Vervolgens hebben we de put leeggeschept met het schepnet en kwamen we uit op een aantal dat 7x hoger lag dan de vangst uit één fuik. Tevens zijn we er op die manier achter gekomen dat vooral kamsalamanders zelden twee keer in een seizoen in een fuik zwemmen, zelfs als die op een andere plek en op een andere manier geplaatst wordt. Hieruit kun je concluderen dat amfibie fuiken eigenlijk alleen maar iets zeggen over het voorkomen van soorten. Daarbij moetje er nog rekening mee houden dat voornamelijk alam nders in de fuiken zwemmen en larven van padden of kikkers. Af en toe heb je bijvangsten van volwassen kikkers en padden. Ervaringen Zelf heb ik goede ervaringen met amfibie-fuiken. Je verstoort niet veel en je krijgt op een eenvoudige manier een algemene indruk over het voorkomen van verschillende soorten. Dat het inventariseren met fuiken niet direct een beeld geeft van de precieze aantallen is niet zo erg. Als je op dezelfde manier enkele jaren achtereen op hetzelfde tijdstip en op dezelfde plaats inventariseert krijg je toch door de gegevens naast elkaar te zetten een beeld van de aantallen. Je kunt op die manier in ieder geval vaststellen of er aantal verschuivingen zijn, of er nieuwe soorten gekomen zijn of soorten zijn verdwenen. Meer hoeven we eigenlijk niet te weten! - 15-

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 2001 | | pagina 9