Bloemdijken? Je kunt er soep van koken!
Ter vervanging van...
men neme...
Oregano
Wilde maijolein
Knoflook ui
Moeslook
Peterselie
Wilde peterselie
Worteltjes peentjes
Wilde peen
Pastinaak
Gewone pastinaak
Tijm
Grote tijm
Voorts...
Wortels van rapunzelklokje als wilde raapjes,
Ijzerhard als toekruid bij ingemaakte augurken,
Ruige weegbree als geleermiddel in ijs.
WH
De Boom In 2-2001
Aardaker
Karakteristieke soorten van marjolein-
dijken zijn: (vanzelfsprekend) de
aromatische wilde marjolein met haar
paarsroze bloemschermen, gewone
agrimonie, knoopkruid, donderkruid,
glad parelzaad, gewone pastinaak,
wilde peen en viltig kruiskruid, dat met
zijn uitbundige, gele bloeiwijze een van
de meest karakteristieke en opvallende
Zeeuwse dijkplanten is. Gewone
agrimonie is te herkennen aan de gele
bloemetjes aan lange bloeiaren. De
vruchtjes zijn bezet met haakjes die
aan de vacht dieren of de sokken van
wandelaars klitten. Koeien en paarden
vinden agrimonie niet te vreten.
Schapen lusten de plant wel, maar
agrimonie weet zich altijd prima te
herstelen van vraatschade. De plant
houdt daardoor goed stand op beweide
dijken, al wordt zij daar niet zo hoog als
op onbeweide plaatsen. Donderkruid is
een hoge, sterk ruikende composiet die
wanneer hij bloeit de indruk wekt alsof
hij nog op het punt staat te gaan
bloeien. Het boeket bloemhoofdjes is
een fraai contrast van bloeiende gele
bloemen en nog gesloten roodbruine
bloemen. Het zaad van glad parelzaad
bestaat uit delicate porseleinen
nootjes, die tot ver in de winter aan de
plant kunnen blijven zitten. Moeslook is
een andere kenmerkende soort. Thans
is het vrij zeldzaam, maar vroeger
kwam de plant zo algemeen voor dat
het aan de melk soms een uien-
smaakje gaf. Na de bloei zit er aan het
eind van iedere bloeistengel een
klontje broedbolletjes die sterk naar
knoflook smaken.
Het naar pronkerwten geurende
akkeronkruid aardaker heeft op dit
soort dijken een veilig heenkomen
gevonden. De vrij grote knolletjes van
deze lathyrus werden vroeger wel
gegeten.
Heel bijzonder is het voorkomen van
de forse wollige distel op enkele dijken
in de Zak van Zuid-Beveland en onder
Nieuw- en St. Joosland. Zij vormen de
enige vindplaatsen van deze plant in
Nederland. Deze zuidelijk distel komt
pas in Frankrijk algemeen voor.
Op de minder ruige en meer grazige
plaatsen van dit type dijk staan ruige
weegbree (met zijn naar vanille
geurende bloeiaren), graslathyrus,
ruige anjer en fijne ooievaarsbek.
Lange tijd waren de Zeeuwse dijken
het bolwerk van de landelijk sterk
bedreigde ruige anjer. Zijn weten
schappelijke achternaam armeria is
afgeleid van het Keltische ar mer, dat
aan zee betekent. De zeldzame
graslathyrus wordt vooral in de Zak van
Zuid-Beveland gevonden. Beide zijn
gebaat bij open plekjes in de grasmat,
ontstaan door vertrapping, graafwerk of
beschadiging door de maaibalk.
Hetzelfde geldt voor de fijne ooievaars-
bek die vooral langs veepaadjes te
vinden is en ook wel op doornzaad-
dijken groeit. De ruige anjer is een
moeilijk op te sporen soort. De
rozerode bloemen zijn erg klein en
ofschoon ze dicht opeen gepakt staan,
vallen ze niet op omdat ze met maar
een paar tegelijk bloeien. Daar komt
nog eens bij dat de plant pas bloeit
nadat zijn rozet een bepaalde middel
lijn heeft bereikt. Deze ontwikkeling is
sterk afhankelijk van het weer. Het
aantal bloeiende exemplaren van de
-6-
De Boom In 2-2001
ruige anjer op een vindplaats wisselt
dan ook sterk van jaar tot jaar. Iets
waar de medewerkers en vrijwilligers
van SLZ over mee kunnen praten.
Twee planten die niet direct tot het type
van de marjoleindijken behoren zijn
kruisdistel en kattedoorn. Ze groeien
ook op doornzaaddijken, maar verdie
nen het toch hier vermeld te worden.
De planten van marjoleindijken, die
vaak erg begrazingsgevoelig zijn,
hebben baat bij hun aanwezigheid.
Kruisdistel en kattedoorn hebben
namelijk gemene stekels en worden
zelfs door schapen gemeden, vandaar
de Zeeuwse benaming schapedoorn
voor kattedoorn. Beweiding werkt in het
voordeel van deze planten. Ze kunnen
ruigten vormen waarbinnen allerlei
planten bescherming vinden die elders
zouden worden afgegraasd. Opvallend
bij de kruisdistel is dat hij veel langs de
Oosterschelde, maar nauwelijks langs
de Westerschelde wordt gezien.
Doornzaaddijken
Het derde type dijk bestaat overwe
gend uit kleiig materiaal en wordt matig
intensief beweid. Zoomplanten en
planten die niet tegen begrazing
kunnen komen er niet voor. Dit dijktype
is genoemd naar zijn meest
kenmerkende plant, knopig doornzaad.
Doornzaaddijken komen optimaal tot
ontwikkeling als ze vol in de zon liggen.
Knopig doornzaad gedijt vooral goed
op opengetrapte plekken. Het heeft
heel wat te lijden van koeienvraat,
maar zou zonder begrazing spoedig
worden verdrongen. Eveneens gebaat
bij open plekjes is blauw walstro; net
als aardaker een akkeronkruid dat zijn
heil op de bloemdijken heeft gezocht.
Andere kenmerkende planten van
doornzaaddijken zijn ijzerhard en
gevlekte rupsklaver. In tegenstelling tot
doornzaad is deze rupsklaver niet
gediend van begrazing. Wel van
maaibeheer, mits de begroeiing maar
kort genoeg blijft en er voldoende
open plekken in zijn. Op enkele dijken
in Noord-Beveland groeit het zeer
zeldzame Zeeuws doornzaad of
akkerdoomzaad. Ook West-Zeeuws-
Vlaanderen kent zijn specialiteit: wilde
peterselie, een buitengewoon ijl plantje
uit zuidelijker oorden, dat in heel
Nederland alleen op enkele dijken bij
de Verdronken Zwarte Polder en de
zeedijk bij Nummer Een groeit.