Vreemde vruchten
4. De moerbei
De Boom In 1-2002
door Winant Halfwerk, vroeger werkzaam bij SLZ
In deze rubriek willen we aandacht schenken aan een aantal fruitsoorten die vooral
vroeger op menig boerenerf te vinden waren. Meestal stonden ze in de (moes)tuin,
vaak niet eens in de boomgaard. Het ging daarbij vaak maar om één of enkele
exemplaren. Een beetje buitenbeentjes dus. Soms wisten de eigenaars niet eens
goed wat ze met de vruchten aan moesten. Toch werden ze in stand gehouden,
want iets weggooien dat deed je niet en je kon er altijd wel iets mee doen, zo niet,
een ander dan toch. De afgelopen halve eeuw zijn deze fruitsoorten echter steeds
minder algemeen geworden. Reden temeer om deze vreemde vruchten eens in het
zonnetje te zetten. In deze aflevering aandacht voor de moerbei.
Meer over de moerbei
Zoals meer vreemde vruchten uit deze
serie is ook de moerbei uit de tijd
geraakt. De vrucht roept beelden op van
een met sigaarrook bezwangerde
pastoriekamer waarin meneer pastoor,
weggezakt in een grote fauteuil, afwezig
naar de kale, zwarte linden in de
nevelige tuin staart, onderwijl nippend
van een glaasje moerbeilikeur.
Moerbeiboomgaarden zijn er niet,
althans niet in dit deel van Europa. Bij
de groenteboer zul je ze niet gauw
aantreffen. Als je ze al wilt proeven zal
je moerbeiboomeigenaars tot je
vrienden- en bekendenkring moeten
hebben, of nog beter: zelf een moerbei
in de tuin moeten hebben staan.
Het zijn indrukwekkende bomen. Ze zijn
niet groot, maar door hun grillige,
verwrongen uiterlijk hebben ze iets
respectabels over zich. Oude moerbeien
kom je niet veel tegen. In oude tuinen of
parken vind je ze nog wel eens, ook in
Zeeland.
Moerbeiachtig
Moerbeien behoren met vijgen en nog
zo'n 50 andere subfamilies tot de grote
familie der Moerbeiachtigen. Op haar
beurt maakt deze familie deel uit van de
Brandnetelorde (Urticales), waartoe ook
de vezelrijke families van o.a
brandnetel, hennep en iep worden
gerekend.
Moerbeiachtigen verschillen onderling
sterk van uiterlijk. Ze hebben echter één
ding met elkaar gemeen en dat is de
aanwezigheid van melksap in de
stengels en bladeren. Vooral de soorten
in de tropen zijn daarvan rijkelijk
voorzien.
Er zijn een stuk of tien soorten
moerbeien in de wereld. In Nederland
komen er twee in aanmerking: de
Zwarte moerbei (Morus nigra) en de
Witte moerbei (Morus alba).
How the West was won
De geschiedenis van de moerbei is
nauw verweven met die van de mens.
Reeds in de oudheid werd de boom
benut en gekweekt.
De zwarte moerbei komt van oorsprong
uit de berggebieden van West- en
Centraal-Azië (Zuid-Rusland, Noord-
Iran), waar zij in het wild groeit. Van
daaruit is zij al heel lang geleden in
cultuur genomen en verspreid. De witte
moerbei komt uit China en werd in die
contreien reeds duizenden jaren voor
het begin van onze jaartelling gekweekt.
Hierdoor is het nu moeilijk vast te stellen
waar zij precies in het wild groeit. In
Japan en India komen enkele zeer nauw
aan de witte moerbei verwante bomen
- 18-
De Boom In 1-2002
voor. Het gaat hier om variëteiten of
zelfs aparte soorten.
Over de vraag welke moerbei als
eerste Europa bereikte zijn de
meningen verdeeld, al gaan de meeste
stemmen toch uit naar de zwarte. Deze
zou met de Perzische oorlogen in
Griekenland terecht zijn gekomen. Via
de Grieken bereikte de moerbeicultuur
de Romeinen. Bij hen was de boom
reeds bekend in de eerste eeuw voor
het begin van de jaartelling. Plinius
noemt haar een wijze boom, omdat ze
pas laat uitbot en zo bevriezing door
late nachtvorst te vermijdt. Uit
opgravingen in Zuid-Engeland bleek
dat de zwarte moerbei daar al in de
tweede eeuw bij Romeinse
nederzettingen werd aangeplant. In de
17e en 18e eeuw werd het planten van
moerbeien een heuse rage onder
deftige lieden. Bekende
moerbeiplanters uit die tijd zijn: Jacoba
van Beieren, James I van Engeland,
Thomas More, Anna Boleyn en
Shakspeare. Zij hebben heel wat
monumentale moerbeien op hun naam
staan.
De zijdecultuur
De witte moerbei is de soort die zich,
vanwege haar zachtere bladeren, het
beste leent voor de zijderupscultuur. De
beste zijderupsen gedijen alleen op
deze moerbij. Het is dan ook in het
herkomstgebied van de witte moerbei
waar de zijdeteelt haar oorsprong vindt:
China. Van de Chinezen is de zijdeteelt
duizenden jaren geleden, via de
zijderoute, overgegaan op de volkeren
van Mesopotamië. De Perzen brachten
de teelt uiteindelijk naar Europa tijdens
hun contacten met de Grieken (ca. 500
v.C.). Er wordt gezegd dat Perzen,
Grieken en later Romeinen aanvankelijk
zwarte moerbeien gebruikten voor de
zijdeteelt, omdat ze de witte nog niet
kenden en de zwarte bij hun in het wild
groeide. Bovendien was uitvoer van
witte moerbeien uit China verboden. Op
overtreding stond de doodstraf.
Wanneer de witte moerbei in zwang
raakte zou onbekend zijn. In de zesde
eeuw zouden monniken zaden hebben
meegesmokkeld in holle wandelstokken
en in het 12®-eeuwse Italië sprake is van
een grote zijderupscultuur. Een cultuur
van dergelijke omvang is eigenlijk alleen
mogelijk met witte moerbeien. De witte
moerbei is dus waarschijnlijk pas in de
Middeleeuwen in Europa ingevoerd.
Sedert die tijd is de witte moerbei in
zuidelijk Europa ook verwilderd. De
meest beroemde moerbeituinen waren
die van Dalmatië.
Omdat de witte moerbei niet winterhard
genoeg is, werd voor zijdeteelt in
noordelijke streken de zwarte moerbij
aangeplant. De zijdeopbrengst hiervan
was echter zo gering en de zijde van
dermate inferieure kwaliteit, dat daar al
snel van werd afgezien. Op zeer
beperkte schaal en onder bijzondere
omstandigheden werden (en wordt) hier
en daar in noordelijk Europa witte
moerbeien voor de zijdeproductie
geteeld.
zwarte moerbei
Morus nigra
- 19-