Oral History
De Boom In 1-2002
door Ton de Koning, medewerker SLZ
Met Oral History wordt bedoeld de 'gesproken geschiedenis' van een persoon die
zijn herinneringen verteld aan een interviewer. Ervaringen van oudere mensen die
ons nu nog kunnen vertellen over hun leven en werk. De gewone alledaagse dingen
die eigenlijk nooit beschreven zouden worden. Binnen enkele generaties is de
directe leefomgeving en het werk nergens zoveel veranderd als op het platteland.
Tussen 1945 - 1960 kwamen hier de moderne industrie en mechanisatie goed op
gang. Dat maakte het werk met paard en wagen zo goed als overbodig. Er kon met
minder mensen gewerkt worden door de komst van tractoren en allerlei
vernieuwingen op de boerenbedrijven.
Op Zuid-Beveland waren veel kleine zogenaamde gemengde bedrijven in een
kleinschalig, afwisselend polderlandschap. Eén van de eigenaren wilde aan mij 'zijn
verhaal' vertellen.
Te gast in de Zak van Zuid-Beveland
Het was voor mij een spannende dag,
ik had deze ochtend een interview met
Adri Harthoorn te Nisse. Het was grijs
en miezerige weer. Onderweg zag ik
een groene specht en later, vlakbij zijn
boerderij, zag ik de grote bonte specht.
Als de dag zo begint kan het niet meer
stuk. Zijn vrouw had voor ons een
flinke thermoskan met koffie klaar
gezet zodat we nog eens de kelen
konden smeren.
Een korte levensbeschrijving van Adri
Harthoorn: 78 jaar, geboren in
's-Gravenpolder, zijn vader was daar
slagter (slager), boer en veehandelaar.
Hij heeft destijds het bedrijf van zijn
vader overgenomen. Toen in 1977 een
rondweg om het dorp werd aangelegd
moest de boerderij hiervoor verdwijnen.
Hij kocht toen een mooi spulletje in het
heggengebied bij Nisse met wat wei
en bouwland: 't Hof Notendijk. Hij
bewerkt nog zelf met zijn drie
Groninger paarden het bouwland en
heeft nog wat koeien en een aantal
schapen. Adri vertelt graag over zijn
bedrijf en het boerenleven van vroeger.
Om niet al teveel af te dwalen had ik
van tevoren een aantal vragen op
papier gezet en ingedeeld in een aantal
onderwerpen:
Veranderingen in het landschap en
onderhoud van diverse landschaps
elementen:
- het weiland
- het bouwland
- de wegen, wegjes en landpaadjes
- op en rond het boerenerf
Het weiland
Voor 1930 bestonden de weilanden
veelal uit lange smalle kavels met in
het midden greppeltjes, die het
overtollig water afvoerden naar de
duiven (sloten) Deze stonden in de
zomer vaak droog. Buiten het
zomerseizoen, vooral wanneer het
langdurig regende, stond er flink wat
water in. De meeste weilanden waren
vroeger ongeschikt voor de landbouw
door moernering en hadden een
hollebollig uiterlijk. Er waren ook
weilanden die alleen als hooiland
gebruikt werden. In de ruilverkaveling
werden veel van deze percelen
veranderd en geschikt gemaakt voor
andere landbouwdoeleinden. De
percelen waren afgeschermd met
struiken van o.a. meidoorn en
egelantier. Voor het afzagen van flinke
struiken (minstens elke 7 jaar)
gebruikte hij een zogenaamde
duvelzaag. Rond 1930 kwam er
prikkeldraad, iedereen ging rond een
-8-
D Boom In 1-2002
perceel paaltjes slaan met twee rijen
prikkeldraad. Een grote vooruitgang om
het vee zonder toezicht in de wei te
houden. Koeienwachtertjes en
schotters waren bijna niet meer nodig.
De boer en zijn knechten deden zelf
het meeste onderhoud zoals sloten
schoonhouden, molshopen slechten,
brandnetels en bramen maaien, stekels
kappen en wilgen knotten. Alles was
handwerk en kostte veel tijd. Losse
werkkrachten werden door de boer
ingehuurd voor een bepaald karwei.
In de weiden werden soms solitaire
bomen geplant, o.a. olmen (iepen),
essen, paardekastanjes, eiken en
soms een lindeboom. Waren er
meerdere bomen in de wei dan sprak
men ook wel eens over de boomweije.
Een 'bus' was een geriefhoutbosje,
denk maar aan de boerderij De
Bushoeve bij Driewegen. Knotwilgen
stonden meestal langs de randen van
de percelen en dienden voor
vlechtwerk, stookhout en het kleine
spul was om musters te maken voor
de bakoven.
De drinkputten in weilanden, die
gegraven waren voor het vee, dienden
als een soort opvangbak voor zoet
water. Om de vijfjaar werden deze
opgeschoond met een molbord, een
grote houten schep, die met kettingen
achter het paard gespannen de
modder uit de drinkput sleepte. Dit
soort werk werd ook wel door de
schotter gedaan.
Het bouwland
De akkers waren enigszins bol
geploegd voor een goede afwatering
van het regenwater. Een kavel
bouwland bestond uit diverse stroken
land gescheiden door greppels of
smalle duiven. Naast de akkers lagen
bredere sloten voor verdere afvoer
naar de watergangen. Ook hier waren
de percelen omgeven door meidoorn
en egelantier (hondsroosje). Hij kocht
zelf bij de kweker het plantgoed en
plantte het ook zelf aan.
Tussen 1920 en 1940 werd er flink
gedraineerd met de bekende buizen
van roodgebakken aardewerk. Veel
greppels en duiven werden met de
aanleg van deze drainagebuizen
overbodig en dus dichtgegooid. Door
deze ingrepen ontstonden grotere
percelen die beter te bewerken waren.
Rond 1970 is door de ruilverkaveling
veel weiland geëgaliseerd en geschikt
gemaakt voor akkerbouw en fruitteelt.
Onkruid wieden was een tijdrovende
bezigheid en moest vaak herhaald
worden. Slootkanten en bermen
werden nogal eens afgebrand.
ScfmcJ/taüvJtty
1936 't Hof Notendijk en omgeving
Zwaakhoak
Nlmuwtjhér**"