Oral history vanuit St Maartensdijk
In de rubriek Oral History vertelt iemand iets over de geschiedenis van het
landschap. Deze keer was ik op bezoek bij Wim de Wilde, voorheen landbouwer in
Tholen. Hij is geboren in 1917 te St. Maartensdijk, is gehuwd en heeft 2 dochters en
2 kleinkinderen. In zijn drukke bestaan als landbouwer wist hij nog wat tijd vrij te
maken voor bestuurlijke zaken, zo was hij o.a. secretaris van de afdeling Z.L.M. te
St. Maartensdijk, voorzitter van de Fok- en Controlevereniging te Tholen
(stamboekvee) en vanaf 1951 t/m 1963 was hij voorzitter van de Raad van Toezicht
Lagere Landbouwschool. Hier is zijn verhaal over het boerenleven en inrichting van
het landschap in Zeeland, dit keer vooral gericht op Tholen.
De Boom In 4-2002
Door Ton de Koning, medewerker SLZ
Het boerenbedrijf
Een 'kleine' boer bewerkte voor de
oorlog ongeveer 4 ha land, een 'aardig'
bedrijf had 24 ha en een 'flink' bedrijf
wel 40 ha landbouwgrond. Een groot
verschil met anno 2002. Nu moet een
landbouwer minstens 100 ha grond
bewerken. Men had vroeger het hele
jaar door een vaste kracht en twee of
drie zogenaamde losse krachten. In de
tijd van het oogsten werd er ook op
andere mensen nog een beroep gedaan-
om te komen helpen. De vaste knecht
was meestal ook de paardenknecht. Hij
moest zorgvuldig met deze viervoeters
omgaan en hun karakters goed kennen.
De paarden, meestal in een tweespan,
deden al het zware werk op het land.
Tractoren waren er wel, maar voor veel
boeren veel te duur. Dikwijls had men
ook nog ongeveer 6 koeien en nog wat
jongvee. Het melkvee werd gedaan
door de boerin en de dienstmeid terwijl
het jongvee door de huishoudelijke hulp
verzorgd werd. Aardappelen voor de
varkens werden op een groot fornuis
gekookt. Ook in Tholen kwam een
gemengd bedrijf dus veel voor.
Waterschappen en polders
Vroeger bestond Tholen uit een aantal
kleine en grote stukken polders,
gescheiden door grote en kleinere
kreken, voor de grote ruilverkaveling
overal duidelijk in het landschap te zien.
De Eendracht, de Vliet en de Pluijmpot
en nog veel meer kleine kreken
bepaalden vroeger de ligging van de
boerderijen en dorpen. Overstromingen,
landwinning en verlies van vruchtbaar
land vormden Tholen. De dijken
slingeren nog door het landschap maar
zijn minder dominant dan op b.v. Zuid-
Beveland. De kreken en vaargeulen zijn
versmald tot sloten en watergangen
waar langs veel riet groeit en knotwilgen
staan. Voor 1940 had het eiland Tholen
wel 9 waterschappen en of
polderbesturen. De dijkgraaf en zijn
bestuur regelden zelfstandig de
waterhuishouding. Via sluizen en
gemalen regelden zij hun polderpeil,
wat soms aanleiding was tot fikse ruzies
met de aangrenzende polder. Ook de
uitwatering via de zeedijk gaf vaak
problemen door dichtslibbing.
Onderhoud watergangen, wegen en
zeewering
De watergangen, ook wel
hoofdwaterleidingen genoemd, waren in
beheer bij het waterschap. Ook veel
doorgaande wegen en dijken waren hun
eigendom en werden door het
waterschap onderhouden. Bermen en
dijken werden intensief gemaaid of
beweid. Afwatering van de landerijen en
kleinere sloten was een zaak van de
boer zelf. Toezicht daarop hield het
waterschap door middel van de
jaarlijkse schouw.
-10-
De Boom In 4-2002
De zeewering had enkele zwakke
plekken en was doorgaans veel te laag.
Het hoofdtoezicht op de zeewering was
geheel in handen bij de Provinciale
Waterstaat. Pas na de ramp van 1953 is
men in groter verband de zaken gaan
regelen.
Veiling
In 1930 werd de eerste veiling opgericht
in St. Annaland, een grote vooruitgang
voor Tholen. De boeren gingen over op
vroege aardappelteelt. Als de
aardappelen gerooid waren ging men
de uien zetten. Voor deze tijd werden
vooral suikerbieten, late aardappelen of
tarwe geteeld. De aardappelen voor
eigen gebruik werden nog steeds
ingekuild. Koelcellen en grote
opslagschuren voor de
landbouwproducten kwamen pas later
bij de veiling. In de wintermaanden was
men naast het verzorgen van het vee in
de stal ook druk met het afleveren van
de landbouwproducten aan de veiling.
Het boerenerf
Het erf was altijd praktisch ingericht.
Huis, schuren, stallen, opslagplaatsen
en drinkput moesten altijd schoon zijn
en er goed uitzien. De moestuin, het
fruit en wat bloemen werden verzorgd
door de boerin. Op en rond het erf
stonden bossages en bomen zoals
wilgen, kastanjes, linden en
notenbomen. In de houtwallen rondom
de weilanden stonden vooral veel essen
en elzen. Op diverse dijken stonden
populieren. Dikke essentakken waren
voor de wagenmaker en de populieren
voor de klompenmaker. De boer
gebruikte ook zelf veel hout, dunne
takken werden op bundels gedaan en
op een zogenaamde musterdklampe
gestapeld.
Kerkenpaadjes en binnenwegjes
Op Tholen had je twee zeer bekende
weggetjes: 't Trampadje door de Zoute
polder naar Scherpenisse en 't
Oudelandsepadje dat liep van de
Foto uit de privécollectie van dhr. de Wilde
-11 -