Ecologisch maaibeheer in uitvoering
De Boom In 3-2004
Door Lucien Caiie, medewerker SLZ
We bevinden ons in een hooilandje aan de noordoever van de Vogelkreek bij Hengstdijk. De
moerasvegetatie bloeit uitbundig. We zien er schoonheden als kale jonker, zilt torkruid, pijp-
torkruid en zelfs een paar bosjes kleverige ogentroost. Een groep vrijwilligers is aan het
werk. Een maaibalk maait brede rechte stroken en de mensen harken het maaisel op hopen.
Het handmatig afvoeren van het maaisel met de zelfgemaakte draagbaren is een ware uit
puttingsslag. Ja, hier maaien we vooral voor het befaamde kruipend moerasscherm, een
super zeldzame plant, zegt Tom. Het wégkruipend moerasscherm bedoel je zeker, grapt
Walter spottend. Want het plantje is voor de gewone mens nagenoeg onvindbaar.
Welke vrijwil ligersgroepen?
Iedere zomer wordt er op verschillende plaatsen
door vrijwilligers aan maaiprojecten gewerkt. Het
gros van het werk wordt verzet door de Vrijwillige
Landschapsonderhouds Ploegen (VLP 's). Maar
ook de KNNV Bevelanden, Heemtuinwerkgroep
Hollandse Hoeve, Vlinder- en Libellenwerkgroep
Zeeland, Werkgroep Landschapsverzorging
Walcheren en Natuurvereniging Tholen hebben
hun projecten. De totale jaarlijks gemaaide opper
vlakte in Zeeland is de laatste jaren spectaculair
gegroeid. In 2003 werd in totaal 6,8 hectare
gemaaid! In Zeeuws-Vlaanderen zijn er 23 projec
ten, in Noord en Midden Zeeland zelfs 38.
Welke partners?
De meeste projecten worden uitgevoerd in samen
werking met de terreineigenaren: landbouwers,
campinghouders of buitenlui. Regelmatig wordt
voor het maaien van dijken of stroken wegbermen
ook met de beide Waterschappen samengewerkt.
Op andere plaatsen is Rijkswaterstaat of
Staatsbosbeheer dan weer onze partner.
Gebruikelijker is dat ze een financiële bijdrage
gegeven. Vaak zijn er ook bijdragen 'in natura'
zoals het afvoeren van het hooi (waterschappen)
of het mogen storten van maaisel op speciale
depots.
Welke projecten?
Er bestaat een grote variatie aan maai
projecten: van droge steile dijktaluds,
duinvegetaties, wegbermen, bloemwei-
des, bosranden, tot moerasvegetaties.
Meestal is het bevorderen van een
bloemrijke vegetatie de inzet, waarvan
de fauna dan weer profiteert. Soms zijn
er echter specifieke doelsoorten, zoals
de bokkenorchis bij St. Kruis. Maar er
wordt ook wel gemaaid voor andere
soorten als de vijfstip sint jansvlinder,
de knautiabij of zelfs de rugstreeppad.
Welke terreinen?
Alle verschillende terreintypen hebben
hun specifieke problematiek. Sommige
dijken zijn zo steil dat de maaibalk ze
haast niet aankan. Het ding zakt dan
steeds naar beneden, of dreigt om te
vallen. Op heel steile dijken wordt er
daarom een loonwerker ingeschakeld.
Op de dijken die de vrijwilligers zelf
maaien wordt er soms een touw aan
de maaibalk gebonden en loopt er
bovenaan de dijk iemand mee als
extra ondersteuning. De moerasvege
taties zijn vaak zo drassig dat het
De Boom In 3-2004
Maaien van rietruigte in de Zoete Haard met de maaibalk (foto: Peter Maas)
maaisel alleen handmatig afgevoerd kan
worden. Een tractor zou hier immers in
de modder wegzakken.
Tijdstip en fasering van maaien
Het maaitijdstip is van veel factoren
afhankelijk. Zo veel mogelijk wordt het
broedseizoen ontzien. Wanneer echter
verschaling van de bodem een doel is, is
het van belang zo vroeg mogelijk in het
seizoen te maaien. In de nazomer
beginnen veel planten namelijk hun
voedsel in de wortels op te slaan.
Maaien in de nazomer betekent dus dat
er minder biomassa afgevoerd wordt, en
is dus minder effectief. Wanneer daarom
toch in het broedseizoen gemaaid moet
worden, wordt van te voren een inventarisatie
gemaakt van de eventuele broedvogels. Daarbij
wordt gekeken hoe de nesten zijn te sparen.
Daarnaast moet ook nog rekening gehouden wor
den met eisen van de doelsoorten. Als de knautia-
plant bijvoorbeeld gemaaid wordt op het moment
dat de knautiabij vliegt, wordt daarmee de hele bij
enpopulatie om zeep geholpen.
Een nuttige beheersmaatregel die soms wordt inge
zet, is het gefaseerd maaien. Dit betekent dat niet
de gehele vegetatie ineens gemaaid wordt, maar
dat er gedeelten worden gespaard. Wisselend wor
den bijvoorbeeld stroken om de twee of drie jaar
gemaaid. In deze delen kunnen planten langer
doorbloeien en zodoende de insecten van voedsel
blijven voorzien. Daarbij kunnen ze ook zaad zetten
en insecten kunnen er overwinteren.