a Wonen op vier bij vierenhalve meter Door Caroline Geluk, medewerker SLZ Zaterdag 31 oktober hebben wij een excursie georganiseerd in Zeeuws-Vlaanderen waarbij we een aantal, nog in gebruik zijnde, arbeidershuisjes hebben bezocht. Voor dit onderwerp bleek een enorme interesse te bestaan, want de aanmeldingen stroomden binnen. Er zijn niet veel landarbeidershuisjes meer in Zeeland die nog echt in originele staat bewaard zijn gebleven. Het zijn karakteristieke elementen die toch mede ons landschap bepalen. Landarbeidershuisjes Landarbeiders kende Zeeland al in de zeventiende eeuw. Een aantal van deze werklieden had toentertijd een eigen woning in de buurt van de boer derij of in groepjes bij elkaar. Deze zogenaamde 'arbeidershuisjes' werden door de herenboeren zo goedkoop mogelijk, gebouwd en aan arbeiders geleend voor zolang het contract duurde. Soms werden ze door kerken of parochies neergezet. De huisjes stonden veelal op onvruchtbare zand en lagere gronden, langs dijken of op gronden achter de dorpen. Deze grond was voor de boeren nauwelijks interessant, maar de landarbeiders konden er soms toch aardappelen en boekweit verbouwen. Inrichting De arbeidershuisjes leken sterk op boerenwoningen, maar dan in het klein (4 bij 4,5 meter). De huisjes bestonden uit slechts één vertrek: het woonvertrek. Daarin werd bijna alles gedaan en aan de achterzijde van het woonvertrek bevonden zich twee bedsteden van 1,60 meter lang. Beide bedsteden werden van elkaar gescheiden door een meter brede kast; de spinde. Het huisje werd verwarmd Zeeuws arbeidershuisje met slechts één kachel. Omdat ze regelmatig door anderen werden bewoond, werd nauwelijks in onderhoud geïnvesteerd. Arbeiders en boeren zagen de huisjes namelijk als tijdelijk onderkomen. Ze waren vaak al vanaf de bouw in slechte staat. De muren waren enkel steens en er was geen dakbeschot. 's Winters was het er erg koud en bij (fijne) sneeuwval kon er op de zolder een wit laag je ontstaan. 's Zomers kon het er zeer heet zijn; zowel de zon als het koken in de eronder gelegen woonruimte zorgden voor de hoge temperatuur. Naast het woonvertrek, had een arbeidershuisje (meestal) een één meter brede gang aan de voor zijde. Aan beide uiteinden van de gang waren deuren. Door middel van een binnenmuur of een beschot werd de gang van de woonvertrek gescheiden. Het kwam voor dat er in plaats van

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 2009 | | pagina 11