Vrijwilligers zoeken nesten
van weidevogels om ze te
markeren voor de boer.
Foto: Tonnie Outermans
Door: Nanning-Jan Honingh, medewerker SLZ
Zeldzame en beschermde plant- en
diersoorten komen niet alleen voor in
natuurreservaten. Sommige soorten
leven het liefst in de buurt van mensen.
Bijvoorbeeld kieviten, scholeksters en
kluten broeden het liefst op een kale
akker. Kerkuilen en steenuilen broeden
in een nestkast in de schuur. Ook zie je
steenuilen wel in een knotwilg op het erf.
Vleermuizen brengen hun jong groot op
de zolder van een kerk of in de spouw
muur van een woonhuis.
Wij richten ons op de aanleg, inrichting en
het beheer van biotopen als leefgebieden
voor plant en dier. Wij onderhouden hiervoor
contacten met terreineigenaren en werken
samen met soortenbeschermende organi
saties, terreinbeheerders, regionale natuur-
verenigingen e.a. De werkzaamheden die
vrijwilligers verrichten zijn onder andere het
monitoren van bijvoorbeeld uilen, vlinders en
bloemdijken. Zij zoeken naar de nesten van
akkervogels om ze te beschermen tijdens de
werkzaamheden van de boer en ze hangen
uilennestkasten op in schuren. Ook geven
onze vrijwilligers informatie en advies, bijvoor
beeld als er een kraamkolonie vleermuizen bij
mensen in huis zit. Er zijn diverse werkgroepen
die zich inzetten voor bepaalde planten- of
diersoort(groepen). Sommige werkgroepen
worden door SLZ geholpen met advies of bij
het leveren van materiaal of gereedschap.
Onder dit werkveld vallen de volgende
groepen waar vrijwilligers actief zijn:
Vrijwilligers akker- en weidevogel
bescherming
Vrijwilligers vleermuisbescherming
Vrijwilligers kerkuil- en steenuil
bescherming
Vrijwilligers akker- en weidevogel
bescherming
Weidevogelaars zijn niet alleen vogelspotters
maar vooral doeners. Voordat de boer in het
voorjaar het land op gaat om te eggen en te
zaaien, sporen de weidevogelaars de nesten
van kievit, scholekster, kluut en andere vogels
op. Ze markeren ze met twee bamboestok
ken; hierdoor weet de boer waar de nesten
liggen en kan hij er met de machines omheen
werken. Meestal verleggen de vrijwilligers
de legsels even, zodat de boer kan doorrij
den. Hierdoor worden vele nesten gespaard.
Akker- en weidevogels komen niet overal
voor. Meestal broeden ze op een kale akker
en wijken met de uitgekomen jongen uit naar
een slikkige oever van een kreek, watergang
of een stuk bloemrijk grasland. De aantallen
18