algen worden ook dieren uit de poel gehaald. Na verloop van tijd wordt de hoeveelheid draadalgen vanzelf minder (als er geen extra voedingstoffen aan het water toegevoegd worden). Een soortgroep die veel lijkt op de draadalgen zijn de kranswieren. Deze zijn een indicator voor een goede waterkwaliteit. Ze zijn ook het talrijkst in pas gegraven of net uitgebaggerde drinkputten. Andere soorten komen later in de drinkput: waterranonkel, waterpest, schedefonteinkruid en hoornblad zijn de meest algemene soorten in Zeeland. Ze zijn erg nuttig voor de waterdieren. Ze leveren zuurstof, schuilmogelijkheden en voedsel op. Op de waterranonkel na zijn de bloemen nu niet echt bijzonder om te zien. Sommige mensen gaan voor de wat fraaier bloeiende soorten naar een tuincentrum. Meestal betreft het soorten die hier van nature niet groeien. Deze soorten kunnen enorm gaan woekeren. Het wordt dan voor de natuur en de beheerders van wateren echt een ramp als de mensen deze mooie plantjes uitzetten op andere locaties. Dan kunnen waterlopen dicht groeien en wordt de natuurlijke vegetatie weg geconcurreerd. Het in toom houden van deze fraai bloeiende vuulte brengt zeer veel werk en kosten met zich mee. Wat voor de een Schone struke is, kan voor de ander een vervelende vuulte zijn! 32 De Boom In ZOMER 2012 Stichting Landschapsbeheer Zeeland

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 2012 | | pagina 34