meelkorrels, de pollen, los te kunnen maken;
honingbijen kunnen dit veel minder goed.
Bloemen van andere gewassen zijn minder
kieskeurig en kunnen door verschillende insec
ten bestoven worden. Zo is de bloesem van
appel en perenbomen open en de nectar
gemakkelijk toegankelijk. Hierdoor kunnen
niet alleen honingbijen, maar ook hommels,
solitaire bijen en ook zweefvliegen deze
bloemen bestuiven.
Van de gewassen die wij eten is 2/3 afhankelijk
van bestuiving door insecten en van de wilde
planten maar liefst 90%. Voor de landbouw
heeft bestuiving een enorme economische
waarde, wereldwijd elk jaar 235-577 miljard.
Deze waarde wordt op verschillende manieren
berekend. De waarde van bestuivers ligt
namelijk niet alleen in de kwantiteit van de
producten, maar vooral ook in de kwaliteit.
Zo moeten bij aardbeienbloemen alle stampers
apart bestoven worden om een mooie gelijk
matig vorm te krijgen. Is dat niet het geval, dan
wordt de vrucht niet mooi gevormd en krijg je
een minder mooie en vaak kleinere aardbei.
Voor de smaak maakt dat weinig uit, maar de
consument koopt graag het mooiste fruit. Dat
betekent dat de aardbeienboer deze vruchten
moeilijker en voor minder geld kan verkopen.
Daarin zit dus die winst van bestuiving.
Om achter de precieze waarde van bestuiving
te komen, moet je experimenten doen.
Daarvoor maken we een vergelijking tussen de
gewassen die wel en niet door insecten besto
ven kunnen worden. Daarvoor moet je natuur
lijk zeker weten dat er geen insecten bij de
bloemen komen van de groep die niet door
insecten bestoven worden. Dat doen we door
kleine zakjes van gaas om de bloemen te bin
den. Zo zijn de andere factoren op de bloemen
precies hetzelfde, de wind kan erbij, de regen
kan er doorheen en alleen de bestuiving is
dan verschillend. Vervolgens is het een kwes
tie van meten en het verschil berekenen.
De economische waarde van bestuiving is
nog verder uit te splitsen in twee groepen:
bestuiving door gehouden insecten en
bestuiving door wilde insecten. De gehouden
insecten zijn voornamelijk honingbijen die de
boer of teler bestelt bij een imker. De imker
brengt een aantal kasten als het gewas in
bloei staat en haalt deze weer op als het
uitgebloeid is. Ook andere vormen van
gehouden bestuivers zijn mogelijk. Zo
worden in (tomaten)kassen vaak hommel
kolonies neer gezet. Blauwe bessen telers zijn
volop aan het experimenteren met metsel-
bijen die ze in grote bijenhotels houden.
Wilde bestuivers zijn de bestuivers die de
gewassen bestuiven, gewoon omdat ze daar
toevallig langsvliegen. Om te zien welk aan
deel van de bestuiving door welke groep voor
zijn rekening gehouden wordt, hebben we bij
vier soorten fruit in Nederland onderzoek
gedaan: appels, peren, aardbeien en blauwe
bessen.
Om te bestuderen welke insecten er nu ver
antwoordelijk zijn voor welk deel van de
bestuiving, moet er een ander onderzoek
gedaan worden. We kijken dan wat er daad
werkelijk in een boomgaard of op een veld
rondvliegt. Door dergelijke inventarisaties
weten we nu dat bij appels in Nederland 50%
van de waarde bepaald wordt door bestui
ving door insecten. Ongeveer de helft daar
van komt voor de rekening van honingbijen
en voor de andere helft zijn wilde bestuivers
verantwoordelijk.
Een grotere diversiteit aan bestuivers is een
voordeel voor de bestuiving en daarmee voor
De Boom In Herfst 2017 Stichting Landschapsbeheer Zeeland
5