Êh v - 1 -x'" ~l.».u I V. 0 ,t waardoor ze ver onder de zeespiegel komen te liggen. De tegen het z.g. oudland aangelegde jongere polders bevatten een meer zan dige bodem afgedekt met zavelige of lichte kleigrond. Deze bodemsoorten, inclusief de in het oudland gelegen opgevulde geulen, z.g. kreekruggen, zijn bepalend geweest voor de cultuurgronden. Weiden op de zware klei, akkers op de lichtere kleigronden en boomgaarden op de zavelige gronden. We kunnen dit nog in het huidige land schap herkennen. Kruiwagens Vanaf de 10e eeuw zijn rond de akkers sloten gegraven en dijkjes aangelegd om het zoute water buiten te houden. Deze dijkjes, grondwallen, zijn uitgegroeid tot de zware en hoge zeedijken zoals we nu kennen. Het Zeeuwse landschap is kenmerkend door het dichte netwerk van binnendij ken in diverse samenstellingen, afmetin gen en ouderdom. Veel van de oudste dij ken zijn afgegraven, resten daarvan lig gen vaak nog in de bodem onder wegen of in het akkerland. Dijken werden vanaf de 16e eeuw aanbe steed in vakken van niet meer dan 70 tot 80 m, waarbij een aannemer zelden meer dan één dijkvak kreeg. Iedere vorm van gemechaniseerd grondverzet ontbrak. Men haalde met kruiwagens, berries en schoppen de grond uit kleine dijksputten in het schor, die tussen loodrecht op de dijk opgeworpen, zogenaamde 'spekdam- men'en'hangkaden'waren gegraven. Hieruit blijkt dat de dijken werden opge bouwd met de grond uit het schor dat voor de te bouwen dijk lag. Lege tonnen Onder de dijkwerkers waren verschillende disci plines. Daaronder waren de dragers en kruiers, de paardenmenners, de zodenzetters, de rijs- werkers. Maar ook de stamper. Hiervan wordt in I I "V1 i - li tj. l prJLi i/t t Dijkaanleg rond 1500, bron: J. v. Scorel 8 De Poldersedijk ('s-Heer Arendskerke) is waarschijnlijk aangelegd in de 12e eeuw. Door inklinking is de dijkkruin steeds lager komen te liggen. Rond 1400 werd de St. Pieterspolder aangelegd. Voor die tijd moet deze dijk 9 keer opgehoogd zijn (zie gelaagdheid van rechts naar links). de 16e eeuw beschreven dat zij niet jonger mogen zijn dan 18 jaar, anders waren zij te licht om de in de dijk gestorte grond vol doende aan te stampen. De polderdijken werden door dijkwerkers, soms duizenden per polder, met de hand aangelegd. Door de aannemers werd een dijkperceel van 80 meter aan een ploeg grondwerkers opgedragen waarbij de verschillende ploe gen om het hardst werkten om de dijk op de vereiste hoogte te brengen. De winnen de ploeg, die als teken van de overwinning een vlag op de kruin van de dijk plaatste, kreeg een vat bier. Om de dijk spoedig op hoogte te brengen gooiden de arbeiders soms lege tonnen en kadavers van paarden in de dijk. Men kan zich voorstellen dat deze lege tonnen en krengen de meest merk waardige verzakkingen in de dijk veroor zaakten. Onder de condities voor de aanne mers treft men artikelen aan met het ver bod om de bewoners uit de omgeving las tig te vallen, vruchten te rooien of„gansen en hoenderen" te stelen.'s-Nachts moest het werkvolk in de keten blijven. Als enige ont spanning waren de dijkwerkers op de zoete- laarsketen (winkeltje) aangewezen, waar gesmokkeld bier en jenever werd verkocht. Sedimenten Nadat de polder was bedijkt kon het zeewa ter hierover niet meer uitstromen. Er vond geen afzetting van sedimenten meer plaats. Door versnelde ontwatering, graven van slo ten en een dik kleipakket klonk het land binnen de polder in. Door naar de vorm van de dijkte kijken en het hoogte ver schil van landniveau links en recht van de dijk, zien we aan welke zijde de oude re polder lag en waar ooit het zeewater tegen de dijk klotste. Het vervolg kunt u lezen in de volgende editie. Landschapsbeheer Zeeland Winter 2021 Samenwerken aan ons cultuurlandschap 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 2021 | | pagina 5