JÊSOBÊÊ
van zand en water door een
buis (de z.g. persleiding) ter
plaatse aanvoert. Het water
vloeit weg, het zand blijft lig
gen. Het is daarna eenvoudig,
het aldus ontstane dijkgedeelte
verder met zand en klei tot een vei- Y
lige hoogte op te werken en de^
buitenzijde met een beslag van rijs
hout, waarop steenen worden aange
bracht tegen golfslag, te verdedigen.
Aan de mogelijkheid van het hier
boven beschreven vooruitbouwen komt
echter een einde. Hoe nauwer men name- Vs
lijk het dijkgat maakt, hoe sterker de stroom
wordt. Dit is als volgt in te zien: Is het gat
nog wijd, zoodat veel water door kan stroo
men, dan volgt de waterstand direct binnen
de dijkbreuk dien in zee vrij snel, zij het niet
in even sterke mate. Het verschil in waterhoogte
direct buiten en direct binnen het gat is dan be
trekkelijk gering. En het is dit verschil in water
hoogte, dat de stroomsnelheid door het gat bepaalt.
Is het gat ten slotte zeer klein geworden, zoodat er
haast geen water meer doorstroomt, dan volgt de
waterstand binnendijks dien op zee practisch niet meer
en blijft op een ongeveer constante hoogte ergens tus-
schen eb en vloed staan. Het verschil in waterhoogte VJ
direct buitendirect binnen het gat is nu veel grooter dan
in het eerstbeschreven geval en daarmede ook de stroom-
sterkte. Bij vernauwing van het dijkgat kan men ten slotte -
met klei en zand niet verder vooruitbouwen, omdat deze
materialen door den dan te sterk wordenden stroom worden
weggesleurd. Dan is het oogenblik gekomen om het laatste
„sluitgat" met bijzondere middelen te dichten. Op Walcheren
is hierbij toegepast wat men zou kunnen noemen de methode
der vaste lichamen", d.w.z. schepen of groote betonnen caissons
werden bij stil water op het oogenblik dus, dat tusschen eb en
vloed de waterstand in zee even hoog was als binnen het gat op
het eiland in het sluitgat gedreven, waarna zij door middel van
explosies tot zinken werden gebracht. Hiermede was dan het gat „ge
blokkeerd d.w.z. voor het allergrootste deel afgesloten, hoewel onder
de schepen door en langs de uiteinden der schepen heen door nauwe
openingen nog min of meer aanzienlijke hoeveelheden water bleven
stroomen. Deze openingen waren dan echter zoo klein, dat zij later
zonder -al te veel moeite konden worden gedicht,, waarmede de sluiting
een feit was geworden.
De foto's geven een illustratie van de verschillende phasen van
de dichting der dijkbreuken, zooals die hierboven is omschreven.
(Dit artikel was gereed, vóór op 24 Jan. j.l.
de laatste dijkdichting geblokkeerd werd).
18 De nieuwe dijk door het gat te Westkapelle in een
vergevorderd stadium. Rechts is de landzijde. Men ziet
daar het groote zandlichaam reeds tot een veilige hoogte
opgewerkt. Aan de zeezijde (links) ziet mendat het
zandlichaam eerst met een kleilaag wordt bekleed, die
daarna verder wordt beschermd met een beslag van rijs
hout met steenen. Een gedeelte van een verongelukte
ponton steekt nog uit het dijklichaam. De bbkkeerings-
pontons zijn echter onzichtbaarZij zijn in het dijk
lichaam opgenomen.
16 Blokkeering van het sluitgat Westkapelle. De sleepbooten hebben juist twee
groote betonnen pontons en een kleiner betonnen scheepje (rechts) in het sluitgat
getrokken. Eenige oogenblikken later zullen zij met springladingen tot zinken 'worden
gebracht. (Foto john Merk)
17 Het sluitgat West
kapelle is geblokkeerd,
doch de pontons reiken
niet boven hoogwater. De
arbeiders zijn bezig, op
de pontons voorloopig
een dam van zandzakken
te bouwen. (Foto
Henning,
Middelburg