Z, E, mi IK WORSTEL UIT HET WATER OMHOOG!' n E eindelooze strijd om den Zeeuwschen grond. De rustige vastberadenheid van zijn stoere bevolking. Die liggen tezamen uitgedrukt in dit onver zettelijk devies. Eeuw na eeuw hebben de Zeeuwen, nu hier, dan daar, hun bodem, eenmaal gewonnen uit zee en rivieren, opnieuw bevochten, heroverd op het verraderlijke water. Dat water vormt de durende bedreiging van 't Zeeuwsche bestaan. En van oudsher heet er in 't Zeeuwsche spraakgebruik een polder, gelegen langs een buitendijk, wiens bezwijken ook gevaar zou opleveren voor meer binnenwaartsche waterschappen: een calamiteuze polder. Dat er calamiteiten konden komen, die honderdmaal grooter verwoesting over het gewest zouden brengen dan een dijkbreuk in vroeger eeuwen, wie had het kunnen voorzien? Dat een vijand de polders bij tientallen tegelijk onder het zeewater bedelven zou, op Schouwen, Duiveland, Tholen? Dat het, om dien vijand uit te drijven, eens noodig zijn kon, de machtige Walchersche dijken aan alle vier kanten van het eiland kapot te slaan en het volledig aan zee en golven prijs te geven? En dat dan daarenboven ongetelde steden en dorpen in verbij sterenden omvang aan verwoesting door het vuur zouden worden overgeleverd? Zóó werd thans Zeeland het calamiteuze gewest. En nog geldt bij dit ongebroken volk het oude devies. En het is weldadig en vertroostend, uit een andere streek deze provincie binnen te reizen en te zien, hoe hier te midden van totale ruïne en barre primitiviteit gewerkt wordt met een moed en een drift, die voor duizenden in den lande een voorbeeld konden zijn. Nooit eerder is de worsteling om weer boven te komen voor de Zeeuwen zóó onvergelijkelijk zwaar geweest. Maar ook nooit eerder zóó onverzettelijk fel. En dat is, wat dit werkje u wil laten zien. I EG niet, dat u 't wel weet. En dat 't toch overal hetzelfde is. Juist als u er zoo over denken kunt, hebt u ruimer voorlichting noodig.om tot zuiverder begrip en levendiger belangstelling te komen. En tot krachtiger steun dan u tot nog toe verleende. Want 't is niet allemaal hetzelfde. Het is niet hetzelfde, of uw linksche of uw rechtsche buurman, uw ééne of uw andere vriend werd geëxecuteerd, uw oudste of jongste broer niet uit gevangenschap terugkwam. Voor u niet en voor^un families niet. De gevoelscrises, de huiselijke verhoudingen, de financieele problemen, de toekomstaspecten, de noodige maatregelen in al die gevallen zijn toch niet allemaal dezelfde, zijn toch niet te vergelijken? Zeeland is aan onze bevrijding opgeofferd moeten worden. Arnhem, de Veluwezoom, Noord-Limburg en zooveel steden en landstreken meer hebben voor onze bevrijding te lijden gehad. Maar het is niet waar, dat dat allemaal hetzelfde is. En het zullen juist degenen zijn, die zelf veel leden, die het gemakkelijkst erkennen zullen, dat êen ander het nog zwaarder kreeg. En weinig tegenspraak valt er te duchten, wanneer wij het lot van Zeeland het zwaarste noemen. U kunt de inundaties van Schouwen, Duiveland en Tholen vergelijken met de Wieringermeer of de Betuwe, de verwoesting van Zeeuwsch-Vlaanderen met die van den Veluwerand of Noord-Limburg, Westkapelle metVenray, Middelburg met Rotterdam, Vlissingen met Arnhem. Maar met niets is te vergelijken de wijze, waarop de zee op Walcheren heeft huisgehouden, toen door de dijkgaten rondom het eiland eb- en vloedstroomen een jaar lang vrij spel kregen en niet alleen alom de gebouwen deerlijk havenden, maar wegen uiteensloegen, slooten en vaarten dichtslibden, elders diepe geulen uitbaggerden, akkers wegschuurden en bovenal: met hun jaarlange verzilting van den bodem heel het spreekwoordelijke natuurschoon van Walcheren, iederen boom, struik en plant hebben verdelgd, zoodat slechts doóde woestenij boven komt, waar het water wegtrekt. En jaren moet het kosten, eer de grond weer zoover is ontzilt, dat de Walchersche boer weer loonenden landbouw bedrijven kan. IN dit zwaarst beproefde volk klaagt en mort niet, en verloor niet zijn ouden moed. Het heeft de geallieerde soldaten, die zijn dijken, steden en dorpen moesten kapotbombardeeren, toegejubeld, toen zij in hun dukws door zijn verdronken dorpen voeren. Het heeft, omdat het Koninginnedag niet met optochten vieren kon, van den nood een deugd gemaakt, en dan maar feestelijke gondel vaarten door zijn geïnundeerde dorpsstraten gehouden. Het dicht zijn dijken, kalefatert zijn stallen, repareert zijn huizen, herbouwt zijn steden en dorpen met een verwar mend vertrouwen en een aanstekelijke werkdrift. Over dit volk en over zijn lot vertelt u dit boek. Niet om uw nieuwsgierigheid te voldoen. Maar om uw begrip en belangstelling te verruimen. En het besef te wekken, dat er hier ook van u wat verwacht mag worden. Zeeland worstelt om weer boven te komen. Maar 'n volk, dat zóó zichzelf helpt, verdient ook geholpen te worden. F* D.

Tijdschriftenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1946 | | pagina 3