1;
I
II
V,
.ET Abdij complex te Middel
burg, dat voor den brand van
Mei 1940 bestond-uit de Koor- en de Nieuwe Kerk, den aan de
zuidzijde aangebouwden veelhoekigen toren, bijgenaamd ,,de
Lange Jan", en de ten noorden gelegen oude kloostergebouwen,
gegroepeerd om twee kleine binnenplaatsen en het bekende
Abdij plein, werd waarschijnlijk omstreeks 1100 als klooster
gesticht en langen tijd door Praemonstratenser monniken
bevolkt. Het klooster, dat al gauw tot Abdij werd verheven,
breidde zich in den loop der eeuwen gestadig uit.
Tot de oudste bewaard gebleven gedeelten behooren, behalve
de fragmenten van een vermoedelijk I3de-eeuwsche kerk, welke
thans zijn bloot gekomen in den noordwand van de beide kerken,
twee interessante overwelfde kelders uit denzelfden tijd en de
Balanspoort met haar nog vroeg-gotische kolommen.
Het toppunt van bloei in materieelen zin werd voor de Abdij
bereikt in de 16e eeuw, toen de abt Nicolaas de Castro zelfs tot
bisschop van Middelburg werd verheven. Uit omstreeks dezen
tijd, die gekenmerkt werd door een groote bouwactiviteit,
dateeren vele van de bekende Abdij torentjes, het latere hotel
De Abdij, gedeelten van het Rijksarchief gebouw, de ambts
woning van den Commissaris en het Poortgebouw tusschen
Abdij plein en Koorkerkhof.
Bij de komst der Reformatie werd de Abdij opgeheven en
kwamen alle goederen aan de wereldlijke overheid. De gebouwen
werden benut voor huisvesting van de Staten van Zeeland en
de Gecommitteerde Raden later Provinciale en Gedeputeerde
Staten; voorts van de Zeeuwsche Rekenkamer, later Rijks
archief. Ook kregen de^ afgevaardigden van de Zeeuwsche steden
naar de Staten ieder een verblijf in de Abdij, waar zij gedurende
de zittingsperioden hun intrek konden nemen.
De naam ,,Thoolsche huis" houdt tot op den huidigen dag de
herinnering hieraan levendig. Het gedeelte van de Abdij, dat in
de middeleeuwen tot gastverblijf voor de graven van Zeeland
diende, bleef met tusschenpoozen een soortgelijke bestemming
behouden. Het werd gebruikt als woning voor den Gouverneur,
later voor den Stadhouder en in de 19de eeuw werd het ingericht
tot ambtswoning voor den Commissaris des Konings. In de
kloostergang kwam aanvankelijk de Zeeuwsche Munt, en de
refter van de monniken bracht het tot kanongieterij en eindelijk
tot gymnastieklokaal.
Het is begrijpelijk, dat de zoo velerlei en wisselende bestemming
van de gebouwen niet dienstig was aan een goed en passend
onderhoud. Men mag dus zeker vaststellen, dat de Abdij van
lieverlede in verval geraakte, totdat bij de laatste eeuwwisseling
opnieuw belangstelling voor het oude complex werd gewekt.
Het Rijk liet het geheel ingrijpend herstellen en restaureeren.
Veel is toen voor den ondergang behoed en ook werden
met piëteit eenige verloren gegane gedeelten, zooals de klooster
gang, wederom in eere hersteld.
Ook in 1940 waren restauraties in voorbereiding of in
uitvoering, maar de oorlogshandelingen brachten hierin algeheele
Zoo prijkte de Abdij in haar
oude glorie te midden van Mid
delburgs mooie oude stadsbe-
bouwing vóór het Duitsche bom
bardement van 1940 er den
brand in joeg. Het is interessant,
deze luchtfoto te vergelijken met
de beide plattegronden bij het ar
tikel over den wederopbouw van
Middelburg: dan springt on
middellijk in het oog, hoe men
door verlegging van het tracé
van de lange straat links, de
Burgvan de aangerichte ver
woesting geprofiteerd heeft, om
de Abdij te verlossen uit haar
isolement, en er van de Mar kt.af
een vrijen blik op te ontsluiten.
(Luchtfoto K.L.M.)
Hieronder rechts: Dat er nog
heel wat werk verzet moet wor
den, toont deze fotovan de ver
woesting van den refter eetzaal
der Abdij.
Hieronder links: En dit is het
oude hotel De Abdij na de
verwoesting