den ploeg
Een nieuw jaar voor
J
Er zijn zoo weinig menschen die de kunst verstaan op eenvoudige wijze tot het
hart van hun medemenschen te spreken. Wanneer ze worden gevonden, i« het ge-
wenscht ze de mogelijkheid te verschaffen voor een zoo groot mogelijk publiek
zich op hun wijze te uiten. Naast Max Blokzijl en Den Dré in zijn Brabantsche
verhalen denken wij hierbij aan Dirk van den Hul, die alle drie in gemoedelijken
trant vele waarheden kunnen zeggen en daardoor steeds meerderen tot nadenken
stemmen. Niet iedereen is helaas in staat Dirk van den Hul noch de beide andere
genoemde en verschillende hier niet opgesomde personen, te beluisterer? als ze niet
over een radio beschikken. Het ligt in ons voornemen daarom af en toe in ons
blad aanhalingen te doen uit de Zaterdagavond-praatjes van Dirk van den Hvl,
om ook anderen op de hoogte te brengen met diens inzichten als hij het voor het
zeggen had. Zoo laten we hier het een en ander uit zijn eerste praatje in 1942
vólgen onder bovenstaahden titel.
„Kr.' zoo zijn we dan weer begonnen aan bet
karwei van een heel jaar. Alles, wat wensche-
lijk is, hebben we mekaar in de familie, in de
buurt, en het heele land toegewenscht. Ik heb
vernomen van bekenden, die Oud en Nieuw,
gebruikt hebben om schoon schip te maken,
mekaar eens recht in de oogen te zien en te
zeggen: wij hebben er geen schuld aan, dat
het gegaan is, zooals het ging en we moeten
samen het leven door
Als men nu nog leert zeggen: we mogen sa
men het leven door, dan is dat in orde. Want
Je kunt zeggen, wat je wilt, maar wig er ern
stig bij doordenkt hoe het is en hoe het we
zen kón, di« moet toegeven: we hebben alle
reden om met een dankbaar hart tg doen,
waarboe we geroepen zijn en als het niet
minder wordt, dan redden we 't wel.
Er wordt nog altijd te veel gelamenteerd zon
der oorzaak en nog altijd teveel vergeten, dat
w. het leven niet gekregen hebben om het te
verkan' -eren, maar om het zoo nuttig moge
lijk *e besteden. Daar hebben vooral Neer-
lands boeren ook in 1942 weer alle gelegenheid
toe en daarom zeg ik: praat niet voir samen
moeten, maar van samen mogen leven.
Of praat er heeiemaal niet over, maar doe het
eenvoudig, eiken dag aanpakkende, wat er
aan te pakken is en mekaar helpende, waar
dat gewenscht wordt.
Het is waar, de schaduw van den oorlog is
donker. Maar donkerder is hetgeen we ons
zelf aandoen als we riet letten op het vele
goede, dat we behouden, op het vele' groote,
dat we te doen krijgen, op de kansen, die ge
boden worden.
Er wordt daar m oei- laaisien tijd nogal over
gepraat en geschreven: de kansen, die ons
volk krijgt voor een nieuwe toekomst. Ik wil
me daar niet teveel in verdiepen, want hooge
Internationale politiek, och, daar doet een
eenvoudig boerenmensch zoo niet aan. W.aar
er strepen op de kaarten getrokken worden,
het maakt hei^ niet zooveel uit. Als hij de
taal kan spreken, die zijn vader en zijn moe
der, als hij zijn bedrijf kan verzorgen, naar
den eisch en in staat is om zijn kinderen re
delijk de toekomst in te sturen dan is het hem
goed. Vraagstukken van staatkunde enzoo,
een enkelg hoogvlieger daargelaten^ daar be
moeien wij ons liever niet mee. Dat moet ook
niet en het is maar al tevaak waar, wat Giep
pleegt te zeggen: het zijn de beste boeren
niet, die overal vooraan zitten en de mond
roeren. De plaats en het huishouden worden
daar in den regel niet beter van. Ik wil maar
zeggen, dat, waarover men zich zoo druk
maakt, de staatkunde en wat daaraan vastzit
op de techinscne, maat ook op de sociale en
cultureele belangen van heel het landvolk! Eén
orgaan da! thans verschijnt in élle gezinnen van
de leden van den Landstand, HONDERDDUIZENDEN!
Laten we die ontzaglijke mogelijkheid onderkennen,
maar daarbij ock onze verantwoordelijkheid om uit
die mogelijkheid te halen wat er in zit. Zetten wi;
dus allen ons beste been vóór om den hoofd
redacteur door onze medewerking in staat te stei-
ien thans een weekblad te laten verschijnen, dat
aan hooggestelde eischen kan voldoen! Er is met
het verschijnen van dit blad vor den Nederland-
schen Boerenstand weer een mijlpaal bereikt. Het
blad zelt zal de kracht moeten leveren aan de
duizenden strijders om ook voorbij dezen mijlpaal
op te marcheeren naar het uiteindelijk doel van
onzen nu reeds jarenlangen strijd:
EEN GEZONDE, WELVARENDt ÉN TALRIJKE BOEREN
BEVOLKING ALS GRONDSLAG VAN EEN GEZOND,
STERK EN WELVAREND VOLK.
aan verdrietlijkheden voor menschen, die hun
stokpaardjes op hol hebben zien slaan, dat
doet ons niet veel. Wij hebben ons land lief
om het land en ons volk omdat het ons volk
is. Welnu, die twee zijn gebleven, wat ze wa
ren. Ja, alles werkt er toe mee am het land
weer veel meer algemeen te leeren liefhebben
en het VOLK, waarom men zich vroeger nau
welijks bekommerde, waarin men alles toeliet
en dat men vooral meende te moeten prij
zen als het andere taal dan de zijne sprak en
alles, wat uit den vreemde kwam mooier vond
dan wat het zelf had en zelf kon, dat volk dat
laat men eindelijk weer zichzelf zien en ken
nen, met ons, boeren, inbegrepen. Zoo gezien
hebben we dus zeker zooveel gewonnen als
verloren. En nu komt het er maar op aan, dat
in het nieuw begonnen Jaar tot zijn recht te
laten komen,
We moeten van dag tot dag onze plicht
doen als boer om de plaats te verover"1
of te behouden, die ons toekomt, en die
van boven af erkend is op allerlei manie
ren.
Trouwens, niet alleen van boven af. In
alle lagen van het valk groeit het begrip voor
de onmisbaarheid van ons en ons werk. Ik
merk dat zoo aan de brieven die ik krijg en
die zeker voor de helft komen van stadsmen-
schen. Om je de waarheid te zieggen, dat is
dan ook net, wat ik bedoel, ,als ik zoo alle we
ken voor de radio ga zitten praten Aan de
boeren kan ik weinig nieuws vertellen, maar
de radio is zoo'n mooi ding, omdat je daar
iedereen mee bereiken kunt.
"Hm, hm, zegt u?
Ja, ik snap, wat de bedoeling is. Al,s iedereen
maar luisteren wou, maar dat doet lekker
lang niet iedereen. Weer waar. Al is het niet
zoo waar als menigeen denkt. Maar laat het
wezen, dat er nog altijd lui zijn, die zichzelf
tekort doen, dat betert vanzelf en in het nieu
we jaar zal dat dunkt me, aardig hard gaan.
Hoe steviger de kleine dreumes, die de pas in
groei zijnde nieuwe orde nog is, op z'n poot
jes" komt te staan, hoe meer voorspellingen
van de andere kant er blijken te hooren bij
de droomen, die nooit iryervuiling gaan, hoe
grooter onze vriendenkring worden zal.
En zie, daar kunnen wij boeren nu zooveel
aan doen.
I>e ploeg moet veei werk verzetten.
We hebben, zei ik, een nieuw jaar voor den
ploeg. Ik meen dat precies zooais ik het zeg,
in den letterlijken zin dtus. De ploeg moet in'
in 1942 een geweldig stuk werk verzetten in
heel Europa, en ook in Nederland, want de
ploeg moet de onafhankelijkheid bevestigen
en daarvoor zal het pas begonnen jaar het
beslissende bewijs kunnen brengen. We had
den het verleden week over dat extra half
pond boter. Generaal Honger is daar ijselijk
verstoord over en ik kan me dat best begrij
pen. Maar als de ploeg zijn plicht doet, dan
zal generaal Honger met den zegen van Bo
ven, dien we mekaar oprecht gemeend toege
wenscht hebben, aan het eind van het jaar
niet eens gelegenheid meer hebben om kwaad
te worden, want hij zal dan niet meer be
staan. Ik wil niet vervelend worden en gaan
praten over scheuren van grasland. Daar heb
ben we uitentreure het noodige over verno
men. Maar ik wil er nogeens op wijzen, dat we
onzen grond op de meest natuurlijke manier
hebben te gebruiken en dat beteekent, dat
scheuren van weiland lang niet zoo raar is
als nog menige boer zich verbeeldt. Want voor
We in Nederland luxe productie van doorre
gen spek, eieren, boter en kaas voor de Engel-
■ehe deftigheid tot hoofdzaak maakten, bouw
den onze voorvaderen ook hetgeen het eigen
land noodig had en was er verhoudingswijze
viel meer bouwland dan in de laatste jaren
het geval was. Ais we daarheen teruggeleid
worden dan is dat niets vreemds. En het mag
dan een beetje minder geld inbrengen, en dat
is nog lang niet gezegd, maar het geeft zoo
veel temeer voldoening, het geeft brood en
vet en onafhankelijkheid! en de mogelijkheid
voor onze eigen, den boer goedgezinde be
stuurders om den boer een rustig bestaan te
verzekeren, dat waard is als het moet met al
le macht en kracht verdedigd te worden.
Ben bestaan, dat ook waard is om ploegen ta
leeren als je "t niet kunt omdat Je het eer
der met enkel vee op Je bedrijf deed. Ik weet
wel, het valt niet mee voor een koe boer om
boowboer te wenden, maar wie het voor een
deel doet, die zal gauw genoeg ervaren, dat
het gemengd^ bedrijf zijn bekoorlijkheid
heeft. Het is vollediger, het is ook zekerder, al
is bet soms zwaarder werk.
Dien prijs van de gemakkelijkste bedrijfsvor
men hebben we betaald met den ondergang
van menigeen van ons als zelfstandig boer.
Laten we ervoor zorgen, dat ons dat niet weer
overkomt. Br.' dat doen we het beste als we in
een sterk vertrouwen op de boersch ingestelde
leiding van tegenwoordig de in ons bestwil
gegeven wenken naarstig opvolgen.
De verwarring van vrijheid en
gebondenheid.
Iemand schreef me in-*nlBmrwsjaarsbricf, ffjrt
hij me het beste toewensehte, maar dat ik niet
teveel moest praten over de vrijheid van den
boer in de nieuw orde, want hij zou meer ge
bonden zijn dan ooit. En goed of niet goed,
vrijheid mocht ik dat dan toch niet noemen.
Het is de eeuwige verwarring van vrijheid en
ongebondenheid. En zoolang die verwarring
aanhoudt zal ik het blijven herhalen: vrijheid:
fe voor den boer de mogelijkheid om zooveel
mogelijk voort <e brengen ten behoeve van
het leven des volks, datgene, wat dat leven
vraagt. Dat is wat anders dan voortbrengen,
wat bet meeste geld opbrengt of wat het
minste van de arbeidskracht eischt. Deze
vrijheid gaf de liberale wereld ons, maar zij
heeft er ons in laten omkomen. Als we ir. die
wereld mekaar veel heil en zegen in het nieu
we Jaar toewenschten dan moesten we niet
naar boven kijken, of er groeikracht wezen
zou, maar naar de beursberichten in de krant
of de kooplui ons een bestaan mogelijk zou
den maken, ja of neen. En dat hing er alleen
van af of ergens op de onmetelijk^ vlakten
van Amerika, Canada, Australië, Rusland of
waar dan ook boeren het al of niet goedkoo-
per konden en wilden doen dan wij, boeren,
die ln de meeste gevallen ook al niet anders
waren dan slaven van het beurskapitaal en
v-n regeeringen, di^ liever de arbeiders als
werkloozen ondervoed' lieten leven dan voor
een redelijk bestaan en gezor.de koopkracht
te zongen.
Dat behoorde dus bij de vrijheid, deze totale
verarming van duizenden gezinnen. Wat zijn
er menschen vervreemd van elk geloof in het
goede, van elk besef voor de beteekenis van
het leven enkel en alleen door deze slaver
nij der vrijheid!
En wat zijn er een menschen, die er niets van
begrepen en nog niet begrijpen, wat dit te be-
teekenen had.
Zij zijn aan dit nieuwe jaar weer begonnen en
ln hun gedachten gaat de ploeg over den ak
ker der wereld en keert alles waarop het goe
de zaad van een waarachtige orde bezig is te'
ontkiemen. Zij zaaien met volle handen het'
zaad van den haat en van' het boozg gerucht
en als het onkruid van de tweedracht in de;
harten der kinderen van één volk opschiet
dan wrijven zij zich in de handen, en zeggen:
de oogst wordt goed!
Laten wij, als goede boeren, het zoo niet doen.
Laat ons ploegen den mllden grond eir zaaien
het zaad van de oeroude en nu weer tot
nieuw leven komende wetten van goeden ge
meenschapszin, van eerbied voor de goddelij
ke ordening der dingen, var.' dankbaarheid
voor wat er wast en van goed gebruik van
dat gewas voor ieder die daaraan behoefte
heeft.
Wie dat doet, die ziet het nieuwe jaar voor
den ploeg liggen, dat een jaar van zworen
arbeid, van veel moeite en zorg mag wezen,
maar die kan toch zeggen met den Vlaam-
schen schrijver Felix Timmermans: God, ik
dank U, dat Ge van mfj'een boer hebt ge-
maakt!