De konijnen in Nederland
WAAP. nu reeds velen tot het houden van
konijnen willen overgaan is het te veir-
wachten. dat de vraag tegen het voorjaar tot
in ongekende mate zal stijgen.
De vraag is don ook in hoeverre hieraan vol
daan zal kunnen worden. Een uitbreiding van
de konijnenteelt is van zeer groot belang
voor de voedselvoorziening van ons volle. Af
valstoffen worden hierbij omgezet in een
waardevolle vleeschsoort.
Het is noodzakelijk dat voor het op het
vereischte peil brengen van deze tak van
kleindierteeit alle krachten ingespannen
warden
traan we na wie m ons land konijnen houdt,
dan zijn dit in de eerste plaats de duizen
den sportfokkers. voor wien het exposeeren
op tentoonstellingen hoofdzaak is. Vleesch en
vel zijn hierbij volkomen bijzaak geworden.
De sportfokkers fokken veel dieren, waarvan
alleen het allerbeste wordt aangehouden of
tegen hooge prijzen voor bloedverversching
wordt verkocht. Het overtollige materiaal
komt veelal In handen van nieuwe liefheb
bers. Aan de markt komen deze dieren
nooit. Naast deze sportfokkers staat een
groep menschen, die konnijen houden zon
der speciaal op de rassenkenmerken te let
ten. Soms gelijken de dieren wat op één of
ander ras. doch practisch zijn het tegen-
wcordig vrijwel alle Lotharinger- en Vlaam-
sehe reus kruisingen.
Dit is het type dat wij als jonge konijnen op
de markt zien. In het voorjaar goam deze
jonge konijnen grif van de hand aan perso
de Hangoor te vervangen. Daarnaast is een
sterke uitbreiding van alle genoemde vleesch-
rassen noodzakelijk. Deze dieren moeten, in
de handen van goede fokkers, dienen om op
den duur een groot aantal goede fokdieren
over het geheele land te kunnen verspreiden.
Met behulp van voedercomtröle zal op den
duur de noodige selectie moeten worden toe
gepast om te komen tot een dier dat met
een minimum aan onkosten een marinaurr
vleesch en vetprodiuctie geeft
Rijksvoorlichtingsdienst voor de
Pluimveeteelt
afd. Konijnen.
1941 - Rijk aan ervaringen
Bï
ii
Jonge Fransche Hangoorram van het geblokte
nuttype. Dat de ooren bij dit dier afwijkend zijn
speelt voor de vleeschproductie geen rol. Foto
archief: Fonds voor Pluimveebelangen. Fot.o:
Chr .7 v d Peppel
nen, die gedurende den zomer in hun tuin
één of meerder konijnen houden en ze voe
ren met afval uit keuken en tuin om aan het
eind van het jaar een paar flinke konijnen
bouten te hebben. Tot de leveranciers van
deze konijnen behooren ook de boeren. Het
zij met het directe doel voor den verkoop,
hetzij als liefhebberij van de kinderen vindt
men op de boerderijen een aantal konijnen
De vraag die wij ons voor een doelmatige
konijnenteelt moeten stellen is, in hoeverre
het Nederlandsche konijn geschikt is om
maximum prestatie's in de vleeschvoorzie-
ning te leveren.
De raslooze dieren voeren vrijwel alle een
grote hoeveelheid Lotharinger- en Vlaam-
Eche Reus bloed En juist dezie twee rassen
hebben een voor de vleeschproductie ongun
stig type. Daarbij komt, dat deze dieren een
sterkt beendergroei hebben en laat slacht
rijp zijn. Deze eigenschappen maken, dat ze
minder geschikt zijn als doelmatige vleesch-
producent.
Het derde zware konijnenras, de Pransche
Hangoor onderscheidt zich hierbij zeer gun
stig en benadert het beste het gewenschte
geblokte vleeschtype.
Naast de Pransche Hangooren komen de
zg. middenrassen als Groot-Zilver, Blauw
Weener en Groot Chinchilla in aanmerking
als vleeschproducent. Wat de stand van de
hier genoemde nutrassen in ons land betreft
moeten wij helaas constateeren dat in de
middenrassen het gewenschte vleeschtype
(geblokte type) nog te weinig voorkomt en
daardoor zelfs voor de voorziening van fok-
maferiaal geen rol van beteekenis kan spe
len.
Ook het aantal Pransche Hangooren is zeer
gering. De eenige methode om aan de vraag
naar goed materiaal in het a.s. voorjaar te
kunnen voldoen zou zijn een paring van de
beschikbare grootere raslooze voedsters aan
Fransche Hangoor rammen om zoo in eenige
generaties de Lotharinger en Vlaamsche reus
invloed door de gunstige eigenschappen van
'EGIN Juli kwam een regeerings-crisis-
maatregel af, over hetgeen er met de honing
oogst zou moeten gebeuren, welke als de be
kende knuppel, maar dan om in het vak te
blijven, in een bijenvolk terecht kwam. Zoo
steeklustig als toen de bijenhouders tegen de
inbreuk op hun oeroude privilegiën tekeer gin
gen! Deze maatregel was miEschien te ver
dedigen van een koekebakkersstandpunt uit
maar getuigt niet van een wijs beleid ten bate
van de bijenteelt. En daar gaa' het toch eigen
lijk in de eerste plaats om, want dit is de blij
vende toekomst-waarde en niet dat ongeluk
kige beetje honing voor koek.
Nu dit artikel geschreven wordt, is in de ont
stellende verwarring, welke ontstaan is en die
van zeer vergaande ongunstigen invloed is op
de bijenteelt, nog geen verbetering gebracht.
Het dreigen met de bekende „Suiker", waarvan
de levering dit najaar, ondanfc de ijverige be
moeiingen der imkerskringen, allertreurigst
in de war geloopen is tot groote schade bij
velen, zal daardoor nog meer s< Lade, nog meer
afbraak beteekenen, voor de Nederlandsche
bijenteelt dan alle slechte weer en alle ziekten
tezamen.
Men houdt eenvoudig atsoluist geen rekening
met de toestanden en verhoudingen in de im
kerswereld. Suiker is geen gunst, maar een
noodzakelijkheid, die nog meer de fruitteelt
en zaadteelt aangaat, en die zich bij een goed
georganiseerde bijenteelt honderdvoudig be
loont.
Het is mede daarom te betreuren, dat de zes
bijenhoudersbonden niet tijdig tot één hechte
en sterke werkelijke organisatie konden ko
men: Hun Isuze: ..Alle Nederlandsche Imkers
in één nationale vereeniging", verloor blijk
baar alle bekoring toen eindelijk ook' in deze
kringen doordrong, dat dit slechts mogelijk is
in een organisatie van Nationaal-Socialisti-
schen geest. En toch zou dit hun grootste
sterkte geweest zijn. Een pogen om tot over
koepeling te komen, in den vorm van een „Be-
drijfsraad voor Bijenteelt" moest wel juist door
den aan dezen geest tegengestelden vorm, van
den beginne af als onvruchtbaar tot misluk
king gedoemd zijn. De hun geboden vrijwilli-
gen opgang in één Nederlanüsch Imkersgilde
was afgewezen, toen moest er dus wat anders
gebeuren en zoo zijn sedert Augustus alle ver
wachtingen gesteld in den toen benoemden
Commissaris voor de herordening van de Bij
enteelt, want de nog steeds durende onzeker
heid sloopt, als kanker de vitale krachten der
imkerij
Intusschen veranderen ae omstandigheden
rondom ons met een verwonderlijk, voor ve
len beangstigende, snelheid. Een Boerenfront
wordt Agrarisch Front en dit lost zich met
alle andere vereenigingen, coöperaties, cor
poraties, enz., weer op in den Landstand.
Nu is er een nieuwe opbouw mogelijk, ook
voor de Bijenteelt. Allen die bijen houden
of op eenigerlei wijze daarbij betrokken zijn
(zoover zij Arisch zijn) behooren tot de
Landstand en worden zij tot een vakgroep
of Gilde samengebundeld. Hiervoor zijn de
plannen reeds jaren voorbereid; zoo is het
mogelijk, dat de Nederlandsche Imkers aan
stonds op waardige wijze hun plaats in het
Europeesehe verband in zullen nemen en
hun plicht zullen doen tegenover hun Volk.
Al ziet het er dus, mede door het eindigen van
de uitgave der imkervakbladen, voordat er een
nieuw gekomen is, schijnbaar somber uit en
was er, zooals ik jn het begin schreef, felle be
wogenheid en toch een stilstand, die verwoes
tenden achteruitgang beteekende, 1941 was een
jaar, rijk aan imkerkundige ervaring, met on
ze immen, rijk aan ervaring op organisatie
gebied. Met dezen oogst en de slechts in
schijnbare winterrust verkeerende bezielende
krachtskem der Imkerij, gaan wij doelbewust
voorwaarts 1942 in.
v. T. v. T.
eJr gaat bijr.a geen dag voorbij, of mij berei
ken klachten van ernstig gedupeerde pluim
veehouders, die dan gewoonlijk erkende fok
kers en houders van vermeerderingsbedrijven
zijn. De laatste weken hebben deze klachten
het karakter van wanhoopsuitingen aangeno
men en voorwaar is daar ook voldoende reden
voor, wanneer ik hun ten beste gegeven becij
feringen aandachtig naga. Het ellendige van
het geval is, dat daar onzerzijds en op dit
oogenblik niets aan te doen is. Het eenige
wat kan gebeuren is, er de aandacht van de
In deze gezaghebbende instanties op te vesti
gen en dit gebeurde ook Zoo werd reeds den
zesden October van het vorige jaar het vol
gende schrijven aan de Nederlandsche Cen
trale voor Eieren en Pluimvee verzonden.
„Li den loop der laatste weken bereikten mij
van verschillende zijden mededeelingen, dat
ie jonge hennen wel den leg op vrij normale
ijdstippen beginnen, doch dat zij na het leg-
'en van een kleine serie eieren weer rust
;aan nemen (zonder hierbij in een lichten
rui te vallen) om dan opnieuw een serietje
eieren te geven en dan op hun lauweren te
gaan rusten. Over het algemeen geeft men de
«huid van deze gedragingen aan de voeder
voorziening.
Mocht U eveneens dergelijke mededeelingen
hebben verkregen, zoo ware dit misschien een
aanleiding om met de toekenningen van
nieuwe vermeerderingsbedrijven uiterst spaar
zaam te zijn, deze desnoods geheel achterwe
ge latende, zelfs het mes er nog dieper in te
eetten en van de bestaande bedrijven het
minst goede gedeelte te verwijderen, opdat
de kern van onzen pluimveestapel althans in
behoorlijke voedingscondities komt t= ver-
fceeren."
Op dit schrijven werd geen enkel antwoord
ontvangen. Wel bleek later, dat van die
nieuwe erkenningen al heel weinig terecht
Is gekomen. Het heeft den aanvragers alleen
heel wat geld gekost, daar zij een goede hoop
op een erkenning hadden en hun in den rui
zijnde en dus niet produceerende hennen
aanhielden, soms nog hanen waren gaan
aankoc;'^n. om tenslotte nul op het request te
krijgen.
Den achtsten November werd toen weer het
volgende schrijven aan deze Centrale verzon
den.
„Den zesden October jl. maakte ik attent
op de zeer onbevredigende productie der jon
ge hennen. Deze toestand heeft zich nog ver
ergerd, zoodat van de zijde der erkende fok
kers en vermeerderingsbedrijven mij regelma
tig klachten over de uiterst ongunstige be-
drijfsuitkomsten bereiken en menigeen bereid
Is een groot deel van zijn dieren te laten
verdwijnen.
De oorzaak hiervan is naar mijn overtuiging
te vinden in de ongunstige voedersamenstel-
lingen. Andersom bekeken, in het te groot
aantal erkenningen tegenover de beschikbare,
aan redelijke eischen voldoende voedermid
delen.
Naar mijn meening staan thans de volgende
wegen open:
ahet aantal erkende aderen zoodanig te
verminderen, totdat zij op een voorziening
van redelijke voedersamenstellingen kurnen
rekenen
b. wanneer men op het aanhouden van het
tegenwoordige aantal dieren gesteld is, den
houders een schadevergoeding te verleenen,
opdat zij" hun dieren kunnen aanhouden, zon
der daardoor in financieele moeilijkheden ge
raken.
Tenslotte zullen zich gevallen kunnen voor
doen, dat ook in geval a. een toeslag zal die
nen te worden verleend.
Hopende te mogen aannemen, dat deze aan
gelegenheid Uw aandacht zal hebben en er
zeer binnenkort een beslissing zal volgen,
enz."
jok op dit schrijven werd geen enkel ant
woord ontvangen. Eerst in het begin dezer
maand, dus twee maanden na laatst aange
naaid schrijven, hebben de controleurs op
dracht ontvangen gemiddelde gegevens te
gaan verzamelen, "'aar men op d't oogenblik
nog mede bezig is.
Het wachten is dus op het tijdstip dat de
mannen van de praktijk in deze wat te zeg
gen zullen krijgen, hetgeen voer -mie getrof
fenen een al zeer schrale troost zal zijn.
D. J H.