De productieslag voor de
Westlandsche
groenten
(Van onzen eigen verslaggever)
P een mistigen Januaridag, de komende vorst zit al in de lucht,
loopen we te stampvoeten langs den Monsterschen weg van Loos
duinen. Troosteloos lijkt het zoo hier in den winter, in den mist.
De onafzienbare glasvlakten van warenhuizen en éénruiters geven
iets kils aan het landschap.
En we zijn blij als we hët bedrijf bereikt hebben, waar we ons
nieuws willen opdoen.
Als we vertellen, dat we voor een fotoreportage voor „De Land
stand" komen, is men direct bereid om ons van alle mogelijke
inlichtingen te voorzien en geheimen in het bedrijf zijn er ijiet.
De tuinder woont op zijn bedrijf. Woonhuis met watertoren
ADER en zoon werken hier samen. Vader
is aan het koolrapen trekken voor de uitplant in
het awrenhuis. De zoon is met zijn menschen aan
het diepspitten in het koude warenhuis achter
in het bedrijf.
In 1895 is dit oedrijf opgezet. Begonnen werd
met 3000 ramen plat glas en daarnaast de koude
grondcultures. Er werd peen, sla, bloemkool en
boonen geteeld met daarnaast nog komkommers.
Een veiling bestond toen nog niet, die werd eerst
in November 1899 opgericht met 46 groentekwee
kers. Men begon met 100 aandeelen uit te geven
vanvijf gulden per stuk, welke met een
gulden per aandeel werden afgelost. Toch was dit
al een enorme verbetering.
Voordat de veiling er was, werd in hoofdzaak in
Den Haag gemarkt. Daartoe stond men om drie
uur 's nachts op om met de schuit groenten om
half vijf te kunnen „marten". Ook de werkdagen
waren lang; in den zomer werd van vier uur
's morgens tot '3 avonds acht uur gewerkt en
verder in den tijd van donker tot donker.
Voor Amsterdam en Rotterdam werden groote
schuiten geladen om door commissionnairs in die
steden verkocht te worden.
Komkommers werden op contract geteeld en dat
contract werd in den winter afgesloten met voor.
de verschillende maanden verschillende prijzen,
welke van 10 tot 2 cent per stuk liepen. De
soort, voor den buitenlandschen handel onge
schikt, moet in dubbel getal geleverd worden.
Dubbele bak met sla en bloemkool
Ging de handel slecht dan gaf dat aanleiding tot
allerlei conflicten.
De toestanden verbeterden toen het verplicht
veilen werd ingevoerd, hoewel er eerst nog al
wat tegenstanders van deze idee waren. Dat de
veilingbesturen echter den juisten weg hebben
gekozen, behoeft nu zeker wel geen betoog.
En zoo belanden wij vanzelf weer in de practijk.
Eerst hebben wij de stookwarenhuizen bekeken
en gezien hoe de tuinders aan den productieslag
1942 meewerken. Nu er vóór 1 Maart geen to
maten geplant mogen worden, ook niet in de
warme warenhuizen en een voorcultuur geëischt
wordt, worden de kassen gedeeltelijk met kool
beplant, hier met de bloemkoolsoort Vroege Veen
tjes, welke wordt geplant op de plaats waar
later de paden tusschen de tomatenplanten
komen. Verder wordt de kas volgezaaid met
spinazie, die dan de eerste opbrengst geeft.
Andere kassen zet men daarentegen met kropsla
en wel de soort Meikoningin.
Zoo staat het werk voor den tuinder eigenlijk
nooit stil; steeds is hij hard aan het werk voor
de voedselvoorziening van ons volk. De laatste
andijvie staat nog onder het platglas; andijvie,
die in het late najaar is geplant en nu wordt
geoogst. Daarnaast echter komen alweer de eerste
producten van het jaar aan de markt. Zoo zien
we een kas met sla, welke in het laatst van
October was geplant en nu bijna oogstbaar is.
Het was een proef, zoo vertelt ons de tuinder,
maar door het donkere weer is deze minder goed
geslaagd. Er smeulen nog wat planten weg. De
teelt van „koolrabi qnder glas" heeft momenteel
de bijzondere belangstelling van de tuinders. Het
Departement van Landbouw en Visscherij gaf een
brochure hierover uit en de voorlichtingsdiensten
propageerden de mogelijkheden van deze cultuur.
Het schijnt evenwel niet zoo eenvoudig om aan
geschikt zaad te komen. Natuurlijk is de cultuur
voor onze Westlanders nog wat nieuw, maar ze
staan er heel belangstellend tegenover. In ieder
geval tracht de tuinder, gelijk ook op dat bedrijf
weer duidelijk bleek, van de voorcultuur te ma
ken, wat er van te maken is. Telkens opnieuw
staat men versteld van den moed en de energie
van onze Nederlandsche tuinders, die ondanks
jaren van geweldigen tegenspod, jaren, waarin
ze dikwijls met den ondergang werden bedreigd,
steeds weer den moed hebben om opnieuw aan
te pakken, nieuwe methoden en nieuwe soorten
te prob'eeren. Hier is geldelijk gewin geen drijf
veer, maar de liefde voor hun beroep doet hen
zoo handelen. Ze zijn verknocht aan hun tuin,
verknocht aan de eeuwige worsteling met de
natuur.
Zoo zijn ze verder gegaan over dit echt West
landsche bedrijf, langs de peerijen, zooals men
die reeds heel wat tientallen jaren kent, met
sla, bloemkool en peen onder één raam. De
bloemkool wordt hier van deze drie producten
het laatst geoogst, later komen dan nog boonen
op ditzelfde land. De ramen, die nu tegen te
groote kou beschutten, worden later weggehaald
en komen dan op de komkommers te liggen.
De gang van zaken op dit bedrijf is in het kort
zóó: ramen worden eerst gebruikt voor de peerij,
dat is dus cultuur van peen, kropsla en bloem
kool. Daarna worden diezelfde ramen weer ge
bruikt voor de teelt van komkommers, soms ook
wel andijvie, vaker echter na de cultuur van kom
kommers nog eens voor andijvie, zoodat de ramen
in één jaar een drietal teelten bedekken. Telkens
moet dus heen en weer gesjouwd worden met
ramen en de onderdeelen van len bak.
In de koude warenhuizen of kassen wordt nu
eerst bloemkool en spinazie geteelt als
voorteelt voor de tomaten, of anders kropsla,
Zijn de tomaten vroeg genoeg weg, dc~n volgt
nog een nateelt van andijvie of spinazie. Hier
haalt men dus drie oogsten van één stuk grond.
In de warme kassen is het al net zoo. Hier ver
keert men soms in een iets gunstiger positie,
doordat de tomaten vroeger weg zijn. Toen men
vroeger begon te stoken en er geen voorteelt
was, had men dikwijls nateelt van snijboonen in
die stookkassen. De vraag zal wel zijn of nu de
tomaten vroeg genoeg weg zijn om nog snij-
boonen na te telen. Want die tomatenteelt is
voor het Westland buitengewoon belangrijk en
de zeer belangrijke proeven, die op dit gebied
nog worden genomen, speciaal in verband met
het verkrijgen van een voor de meeldauw onvat-
Loosduinen, de poort naar het Westland