LANDSTAND
De beteekenis van den
Geen bond, doch openbaar lichaam
Daarom ploegi hij de
akkervoor
Dit weekblad wordt aan de leden v. d. Neder
landse hen Landstand kosteloos toegezonden.
Voor niet leden:
5.per Jaar
1.25 per mnd. j voor het blad van één prov.
f 230 per Jaar j voor Iedere provinciale
0.Ö5 per 3 mnd. j editie meer. Inc.k. 15 ct.
Adv.prijzen: geh. oplage 1.75 p. r. voor gew.
adv.; 4.75 p. r. voor Ing. Med. KI. adv. in 1
prov. blad: 50 ct. voor 1-20 woorden, 10 ct. voor
iedere 5 w. meer. Gelegenh. tot plaatsen van adv.
in comb, van prov. edities tegen sterk vermin
derde prijzen. Bij contract belangrijke reductie.
Vraagt inlichtingen: Uitgeverij „Volk en Bodem",
Kortenaerkade 10, Den Haag.
Donderdag 22 Januari 1942
1e Jaargang Nummer 3
kedactie-adres goes
Kens was hei Vrede in ons land,
Met spot werd hij beloond
Die steeds zijn plicht vervullen bleef.
De boer werd toen gehoond.
Men heeft den boer zijn naam veracht,
Zijn land en werk miskend.
Maar 't boerenvolk dat werkte voort,
't Was reeds aan hoon gewend
Maar plots klonk er de oorlogsdreun.
Het strijden was ontbrand.
Twee volken van hetzelfde bloed;
Aan ras'en stam verwant.
En hij die ons zijn koren gaf,
Al eeuwen achtereen,
Hij dacht met droefheid in zijn hart:
„Heer God, waar moet dat heen!"
Toen kwam de snelle nederlaag;
Dat deed den landman pijn.
Hij wilde dat zijn vaderland
Weer groot en sterk zou zijn.
Hij spande bei' zijn paarden aan
En trok de akker in.
Dat Neerland zoo ten onderging
Dat was den boer te min.
Hij ploegde zwijgend heel den dag.
Soms keek hij naar omhoog;
De zonne straalde helder rein
Aan d'hooge hemelboog.
„Vort" spoorde hij zijn trekkers aan
En vlugger werd zijn tred.
En van die stonde af, heeft hij
Zijn krachten ingezet.
Eens moog' het weder vrede zijn
En Neêrland één en hecht.
Dat is het groote ideaal
Waarvoor den landman vecht.
Daarom ploegt hij de akkervoor
En strooit hij 't gouden zaad.
En Dietschland, zoo ge groot wilt zijn:
Ploegt mee! Toont nu de daad!
H. J. Cazemier.
UIT brieven en gesprekken vernemen
wij telkens weer dat verschillende
leden van den Nederlandschen Land
stand nog in de meening verkeeren dat
zij naar believen al dan niet kunnen
aansluiten bij dit publiekrechtelijk li
chaam. Het zijn vooral degenen die be
zwaren hebben tegen den „nieuwen
tijd", die aldus oordeelen en door terug
zending van het officieel orgaan van
den Landstand daarvan doen blijken.
Zij beschouwen de Landstand als een
vroegere landbouworganisatie, zij het
dan ook dat ze beseffen dat het nu met
de verscheidenheid dezer organisaties
gedaan is.
Van zoo'n eenheidsorganisatie waar op
zich zelf reeds een veel grootere kracht
van uit zou kunnen gaan als van de
naast en tegen elkaar wroetende, aan
partijpolitiek gebonden oude organisa
ties, willen ze niet weten en daarom
geven ze van hun afkeer blijk door te
bedanken.
Het is onze bedoeling deze menschen
nog eens uit den droom te helpen door
er op te wijzen dat ze ambtshalve
krachtens hun beroep dus lid zijn
van den Nederlandschen Landstand en
dat ze als zoodanig dit orgaan kosteloos
ontvangen. Van dit lidmaatschap kun
nen ze alleen worden ontslagen indien
ze een ander beroep kiezen, indien men
b.v. van visscher over gaat naar het
meubelvak, indien men van landarbei
der „opklimt" tot tramconducteur of in
dien men zijn boerenbedrijf „verruilt"
voor een sigarenwinkel. Zooals iemand
die in Meppel woont tot de ingezetenen
dezer stad behoort, zoo is iemand die
boer, landarbeider, tuinder, visscher of
grondeigenaar is, krachtens dit beroep
lid van den Nederlandschen Landstand.
En met zijn huisgenoten is het niet an
ders. Het schijnt telkens nog weer noo-
dig te zijn hierop te wijzen. Daarom
herhalen wij nog eens artikel 3 van de
Verordening van den Rijkscommissaris
betreffende de oprichting van den Ne
derlandschen Landstand, welk artikel
als volgt luidt:
■Art. 3. L Tot den Nederlandschen
Landstand behoor en:
le. Alle personen, die door. hun
werkzaamheden of door het ter be
schikking stellen van perceelen
grond of water deelnemen aan het
productief maken van den Neder
landschen bodem met inbegrip der
binnen- en kustwateren;
2e. De familieleden der onder 1)
genoemde personen, voor zoover
dezen geheel of gedeeltelijk voor
het onderhoud van genen zorgen-
Hieruit blijkt dus reeds zonneklaar dat
de Landstand geen bond is, maar een
openbaar lichaam in den zin van art.
152 der Nederlandsche Grondwet Het
blijkt bovendien uit het feit dat ver-
eenigingen, lichamen, instellingen en
stichtingen, die geen openbaar lichaam
zijn en op het terrein werkzaam zijn
dat de Landstand bij artikel 2 der bo
vengenoemde verordening heeft toege
wezen gekregen, kunnen worden aange
sloten, opgelost of ontbonden. Op wel
ke wijze dit kan geschieden, d.w.z. door
den Commissaris van niet-Commerciee-
le Vereenigingen dan wel door den Boe
renleider, is omschreven ir. art. 3 II.
Indien de Landstand een gewone bond
zou zijn, zooals sommigen hem nog
zien, zouden dergelijke ingrijpende din
gen natuurlijk niet plaat1- kunnen vin
den.
Wat is dan toch wel de taak van den
Nederlandschen Landstand, nu dit in
stituut door deze Verordening in het
leven is geroepen? In art. 2 wordt daar
omtrent opgemerkt:
De Nederlandsche Landstand heeft
in verantwoordelijkheid tegenover
het Nederlandsche volk tot taak:
1. De belangen van de landelijke
bevolking te behartigen en te wa
ken over de eer van de standgenoo-
ten;
2. In het kader der door den
staat te geven richtlijnen de be
drijfseconomische aangelegenheden
der landelijke bevolking te regelen
en daarvoor te waken;
3. Aan de voedselvoorziening van
het Nederlandsche volk mede te
werken.
De taak waartoe de Nederlandsche
Landstand gqroepen. is, omvat daar
mee practiseh alles, behoudens hetgeen
tot de kerk en de politiek behoort, waar
mee de landelijke bevolking zoowel in
het bedrijf als in de samenleving met
anderen te maken heeft.
In de officieele toelichting op de Ver
ordening wordt daarvan het volgende
gezegd:
„De voornaamste taak van den
Landstand is de zorg voor al de zij
nen en de bescherming van hun
standseer. De Landstand moet dus
den flinken landman, die zijn naam
eer aandoet, steunen. Hij moet er