les van de boter He derhalve invloed op hebben, dat de landelijke bodem in handen komt van den besten bewerker. Hij moet den ongeschikten gegadigde voor koop, pacht of vestiging kunnen uitschakelen. De landstand zal ook het recht krijgen voorstellen te doen betreffende vertegenwoordi gers van den landbouw in alle be langrijke corporaties, die beslissen over landbouwbelangen. Niet alleen bij de keuze van men- schen maar ook bij alle groote pro blemen die den landbouw betreffen, zal de Landstand reeds om zijn deskundigheid moeten worden be trokken, zooals bijvoorbeeld bij alle plannen op het gebied van neder zetting en landelijke cultuur. De zorg voor vrouw en jeugd te plattelande biedt een breed terrein van actie. Achting en begrip voor arbeid en leven op het land moeten behouden en gewekt worden; ook de Staat zal hier met den Land- sand samenwerken en bij de opstel ling van het leerplan der vakscho len voor den landbouw meer dan tot dusver ideëele gezichtspunten op den voorgrond moeten stellen. De zorg van den landarbeider mag niet beperkt blijven tot een recht vaardige regeling van de landelijke arbeids- en loontoestanden. Behal ve dit moet de innerlijke verbon denheid van den landarbeider en zijn gezin met de plaats van den ar beid op de hoeve worden versterkt. De opvoering der productie, het bereiken van topprestaties in ieder bedrijf, was tot dusver reeds een der voornaamste taken, die het staatsbeheer en de tot dusver aan wezige bonden en organisaties van den landbouw tezamen hadden. Door den Landstand ontstaat thans de mogellikheid om binnen het ka der van de door den Staat gegeven richtlijnen ook den laatsten boer en landarbeider in te schakelen in de eroote taak, die de geheele lan delijke bevolking in den huidigen tijd moet vervullen. De Landstand zelf zal uit eigen recht, eigen aan drift en ook met eigen middelen op bouwwerk leveren en door onder- wiis- en proefbedrijven het functi- onneeren van de staatsinstituten en van de ambtenaren steunen". Uit het vorenstaande moge voldoende blijken om welke belangrijke dingen het in den Landstand raat. Zich ont trekken aan de taak die ieder lid van den Landstand naar de mate zijner (ha- rer) talenten te vervullen krijgt, is dan ook misdadig tegenover ons Nederland- sche Volk, waarvan men zegt zooveel te houden. Men bedenke dit alles rustig en neme daarna het weloverwogen be sluit steenen te helpen dragen aan het eigen gebouw waarvan de fundamenten door deze verordening gelesd zijn. TER HAAR Zoo wordt de boer geholpen bij de voedselvoorziening van zijn volk... IN 1936 heeft de rijksregeering een verorde ning uitgevaardigd waarbij de Nationaal Socialistische Vereeniging voor Volkswel vaart werd aangewezen een zoogenaamde Voedingshuipdienst te organiseeren. Tot een van de eerste maatregelen behoorde het in zamelen van al het keukenafval uit de groo te en kleinere steden. In het buitenland beeft men met dezen maatregel steeds de spot gedreven, doch als men thans leest dat deze hoeveelheden keukenafval inmiddels zijn gestegen tot 500.000.000 kilogram per jaar (vijf milliard) en dat hieruit alleen in het jaar 1940 niet minder dan 15 millioen kilo gram vieesch en vet is gemest, dan zal men ET is misschien boter aan de galg gesmeerd. Want het wil er nu eenmaal niet boteren met den tragen Nederlandschen volksgeest. En het ziet ernaar uit, of het eerst weer allemaal bo tertje tot den boöm moet wezen in een vreed zame wereld, eer men wil begrijpen, wat er met Europa en ons volk gebeurt, waarom de boel zoo door mekaar geschud wordt en waar om er zooveel anders moet worden dan het was. Het is misschien boter aan de galg gesmeerd, als we het daarover alweer hebben. Maar de staag vallende druppel holt den steen uit en ook het steenen hart van een onwillig volk moet zich eenmaal laten vermurwen door de waar heid die niet ophoudt aan te kloppen. En nu is het nog weer eens de boter, onze goeie Hollandsche roomboter, waaraan wij een les willen ontleenen. Er is om die boter en door die boter al heel wat te doen geweest In de historie van ons volk. Dat kan nauwelijks anders, omdat zij een van de allerbelangrijkste voort brengselen van onzen bodem is en mede voor ziet in een der eerste behoeften van het men- schelijke leven, in het bijzonder in ons klimaat: vettigheid. Boter was daarom een dankbaar handelsartikel en de handel heeft het als zoo danig waarlijk zijn belangstelling wel geschon ken. Hoe versch l.gt ons nog in het geheugen, wat de gevolgen van die belangstelling der kooplui waren! Hoe de handelsdriften zich wierpen op het vinden van namaaksels, die tegen de werke lijke boter zouden kunnen concurreeren, hoe die namaaksels in dit boterland bij uitnemend heid de eerste plaats in het verbruik wisten te veroveren, hoe tengevolge daarvan de boer voor de boter geen redelijken prijs meer ma ken kon en hoe hij desondanks in zijn eigen land aanzienlijke hoeveelheden boter uit andere werelddeelen zag invoeren om hier te worden verbruikt. Het Engeische Dominion Australië voerde hier scheepsladingen koelhuisboter in, terwijl het Engeische Moederland onze boter wegkocht voor een prijs die geen prijs meer was. Ons leger at margarine en de regeering liet dezen namaak aan de werkloozen verstrekken, een en ander voor een prijs, die aanzienlijk hooger was dan de Britten voor onze goede boter ga ven. De waanzin van het kapitalistische handels systeem zal nooit duidelijker zijn aan te toonen dan door hetgeen er in Nederland met de boe- renboter voorviel tot verdriet en ergernis van het boerenvolk, dat dit gedoe om de koop manswinst machteloos moest aanzien, voor zoo ver het er althans iets van begreep. Dat deed niet iedereen integendeel, er waren boeren gezinnen genoeg, waar men óók margarine at, omdat men zijn eigen boter aan de fabriek duurder betalen moest, dan waarvoor de mar garine-trust b*?r product hier op de markt bracht. Het trage Neaerlandsche volk slikte de marga rine en het slikte het systeem, dat het eigen betere product onder allerlei drogredenen voor een koopje in de handen der vrienden over het Kanaal speelde, terwille van den koers van zekere beursaandeelen. Het trage Nederlandsche volk slikte toen en voor een groot deel slikt het nu drogredenen en volkomen onjuiste voorstellingen. Men heeft daar aan den anderen kant van het Kanaal er varing genoeg mee opgedaan om er in dezen oorlogstijd in ruime mate gebruik van te maken. Zoo is de boter opnieuw voorwerp van verleu- gening van den volksgeest geworden toen men maandenlang op de bekende wijze liet rond vertellen, dat het dezen winter in Nederland heelemaal, maar dan ook heelemaal mis zou gaan met de botervoorzienlng. Wagonlading na wagonlading werd uit onze zuivelfabrieken en opslagplaatsen gehaald om te worden vervoerd naar de wapenfabrieken en naar het front, waar men er behoefte aan had voor het smeren van kanonnen, voor het invetten van torpedo's en voor andere oorlogsdoeleinden. Het verhaal ging er grif in, zooals het door ja renlange valsche reclames voor allerlei doelein den afgestompte volksbrein de gekste verhalen „neemt", al ligt de valschhefd er duimen bij dui men dik op. De boter werd gebruikt om het wapentuig te smeren, zoover was het al gekomen. En van den winter dan zouden wij geen boter meer krijgen, dan zouden we door botergebrek het einde beleven Wie van de werkelijkheid op de hoogte waren, wisten beter. Bij verschillende gelegenheden is erop gewezen, dat de leiding der voedselvoor ziening een voorzichtige politiek voerde van vooruit zorgen en van tijdig vaststellen van rantsoenen, die niet bo ven het vermogen van de voortbrenging uitgin gen. En inderdaad, de distributie is in Nederland goed geregeld, zoo goed, dat 't geen zwarten handel en stiekeme te genwerking gelukt, verwarring teweeg te bren gen. Dat mag waarlijk weieens gezegd worden. Dus liep het met de boter niet spaak toen het winter werd. Neen, het tegendeel gebeurde. Vóór Kerstmis ging de blijde mare door het land: een half pond boter per persoon extra voor de feestdagen en daarna een kleine ver ruiming van het rantsoen! Een half pond boter per persoon extra, dat zijn negen millioen halve ponden of vier en een half millioen ponden of twee en een kwart milli oen kilogrammen of twee en twintig honderd en vijftig tien tons spoorwagens vol. Deze hoeveelheid boven het gewone rantsoen in het tijdperk van de laagste productie, hoe bestaat het? Dat moet men zich toch wel hier of daar met verwondering afgevraagd hebben. In het openbaar hebben we er niet veei over gehoord. En daarom stellen wij de vraag maar eens in het openbaar aan de orde, om er tevens een antwoord op te geven. Het bestaat, doordat er geen treinen vol over de grenzen gingen, maar naar onze eigen koel huizen, omdat er geen kanonnen mee gesmeerd maar vriescellen mee gevuld werden, omdat er geen schreeuwend tekort aan vet is voor de Duitsche oorlogsmachine, maar deze op toeren draaien kan zonder onze boter. Het bestaat, omdat wijze voorzorg nog eens weer leugen en laster en volksmisleiding be schaamd moest maken. Dit eens nadrukkelijk vast te stellen, het ware een mooie taak geweest voor de Nederland sche pers In al haar geledingen. Dat het nochtans niet gedaan werd zal wel hier door komen, dat, wie boter op het hoofd heeft, niet in de zon gaat staan. Een nadere verklaring van dit vaderiandsche gezegde in dit verband gebruikt, mogen we wel achterwege laten. Maar wij, die den ploeg der waarheid door den akker van ons volk willen trekken, durven den zonneschijn wel aan. En daarom meenen we deze les van de boter niet in de pen te mogen houden. Leer die les goed, beste lezer, die wellicht be hoort tot de tragen van geest, die ook maar ge makshalve placht aan te nemen, wat men u van uit het kamp der lasteraars wijs maakte. Onze goeie, heerlijke boter is weer eens be trouwbaar gebleken en heeft het gewonnen van de versch gekarnde producten uit het groot bedrijf der oorlogspofiepen. D. v. d. B. begrijpen, waarom men thans "in Engeland dezelfde maatregelen TRACHT te nemen. In totaal telt Duitschland thans 1320 var kensmes ter ij en, die van dit afval leven. In deze mesterijen worden doorloopend onge veer 180.000 zwijnen gemest. Zoo wordt den boer dus een belangrijk werk uit handen ge nomen, waardoor hij gelegenheid krijgt zijn aandacht meer op den directen voedingsbasis van het Duitsche volk te concentreeren. ...zoo helpt de boer De plattelandsgemeente Creiz in die gouw Thürimgen meldde zich als eerste gemeente van Duitsehland met een wagon warme klee- ren voor de frontsoldaten, öreiz is een zuiver boersche gemeente met ongeveer 30.000 gezinnen .Op een enkelen avond, namelijk den avond van Tweeden Kerstdag verzamelden de leden van de NOT hier niet minder dan 8000 paar wollen sok ken, 12000 paar wollen handschoenen, 5000 pullovers, 5000 hemden en borstrokken, als mede 1000 bontmantels en bontvesten. De bontmantels bestonden voor het allergroot ste gedeelte uit met schapenvacht gevperdë jassen yan de boeren,

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2