c Werkfuigvoorzienlng en arbeid Kunstmatig grasdrogen de verbouw van aardappelen op gescheurd grasland in verband reet NU er allerwege ten bate onzer voedsel voorziening vele HA. grasland worden gèscheurd komen enkele problemen naar vo ren o.a. werktuigenvoorziening en het ar beidsvraagstuk. Deze punten doen zich het sterkst gevoelen indien op het gescheurde grasland aardappelen worden verbouwd en toch zal ieder zooveel mogelijk aardappelen moeten verbouwen en wel om twee redenen. Ie De voedselvoorziening is hiermede het meeste gebaat. 2e. Voor den boer is dit het meest rendabele gewas. Om de verschillende bezwaren zoo goed mo gelijk te ondervangen zullen wij de teelt van aardappelen zooals die in de veenkoloniën plaatsvindt en welke op alle lichte gronden kan worden toegepast hier bespreken. We beginnen indien niet aanwezig met den aanschaf der noodige werktuigen. Nu nieuwe werktuigen in geringere mate beschikbaar komen dan in gewonen tijd en buitendien te gen hoogere prijzen, doet men het verstan digst, indien men niet over de noodige werk tuigen beschikt en deze ook niet bij een buur man kan huren, deze ofwel door middel van een coöperatie voor de leden beschikbaar te stellen ofwel met enkele buren gezamenlijk aan te koopen. Hiermede drukt men het onkostencijfer der werktuigen per HA en verkleinen tevens de moeilijkheden bij aanschaf omdat in dit geval een veel geringer aantal werktuigen noodig is. Betreffende de grondbewerking zullen wij aannemen, dat het grasland den vorigen herfst of dezen winter reeds is gescheurd. Bij het planten van aardappelen op een der gelijk perceel kan men kiezen tusschen 2 werkwijzen; welke men volgen zal hangt af van de bewerkbaarheid van den grond. Indien de grond moeilijk te bewerken is door taai heid der zode, doet men het verstandigst de aardappelen te poten met behulp van een zgn. aardappelboor. Om een juiste rijenaf- stand te krijgen trekt men over het te be werken perceel eerst strepen en wel in de lengte en daarna overdwars. IJlt kan men» zeer geschikt doen met het veenkoloniale sehof fel tuig, dat ook voor de latere verple ging noodig is. Dit werktuig kan hiervoor zeer practisch worden ingericht. De rijer.afstand neme men van 5055 cM. dit is afhankelijk van de vruchtbaarheid van den bodem. Met de aardappelboer worden nu poot- gaten geboord op de kruispunten der getrok ken strepen. De diepte der plantgaten is af hankelijk v. d. dikte van het te gebruiken pootgoed Zij moeten zoo diep zijn dat de aardappelen met plm. 3 cM. grond bedekt kunnen worden d.w.z. dat bij een pootaard- appel van 45 cM doorsnee het gat plm. 7 cM diep moet zijn. Na het poten der aardappelen egt men het perceel waardoor de aardappe len voldoende bedekt worden. Dit i* één me thode van poten. Indien de grond behoorlijk is te bewerken kan de gewone veenkoloniale manier worden toegepast waarbij de aardap pelen worden ingeploegd. We beginnen door met het hiervoor ingerichte schoffeltuig strepen over het land te trekken. Nu echter alleen dwars over het perceel. De diepte der pleegvoor is wederom afhankelijk v. d. dikte der te gebruiken poters. De te nemen rijen afstand is dezelfde als bij het boren. De aardappelen worden om de andere voorgepoot. Met eenige routine kan dit het gemakkelijkst geschieden uit een z.g.11. pootschort. 2 jon gens of meisjes kunnen dan heel gemakkelijk 1 ploeg bijhouden. Deze werpen telkens op het kruispunt van voor en streep een aard appel welke tegelijkertijd met de voet tegen de vaste zijde der voor wordt aangedrukt. Bij eenige oefening gaat dit stappende weg. Eeni- gen tijd na het poten, als de eerste tjaakruiden tot ontkieming komen, wordt het land vlak geëegd, waarna het wordt overgeschoffeld met het reeds genoemde veenkoloniale schof feltuig. Hierbij lette men er goéd op dat deze bewerking niet te diep geschiedt waardoor beschadiging van de pootaardappelen kan plaats vinden. De bewerking met het schof feltuig wordt zoo noodig nog eens herhaald plm. 14 dagen voor het opkomen der aardap pelen waarbij men wake voor beschadiging der spruiten. Indien de groei y. h. onkruid dit wepschelijk maakt wordt het land voor het doorkomen der aardappelen geëgd. Bdj voorkeur wordt hierbij gebruik gemaakt van 6e z.g.n. onkruid eggen welke bestaan uit aaneengeschakelde deelen met één (model ^Rud Sack) of 2 tanden (model C.B.) Beide "hebben echter door de aaneengeschakelde deelen bij werking tot resultaat, dat ook alle oneffen plekken in de bodem gelijkmatig worden bewerkt'en niet zooals met de gewone egge waarbij kleine inzinkingen en ploeg- voren in de bodem niet worden geraakt, en verhoogingen gn ploegruggen te diep worden bewerkt. Na het opkomen der aardappelen blijken de voordeelen van het in vierkants- verband poten der aardappelen. Zij kunnen nu met het schoffeltuig in de lengte en over dwars worden geschoffeld, waarna het land nogmaals met de onkruidegge wordt bewerkt, waarvoor het handwerk tot een minimum wordt beperkt. Hierna rest alleen nog het met de hand of de handschoffel verwijderen van enkele, onkruidplanten bij de aardappelstam- men. De bewerking .jnet het schoffeltuig wordt zoo noodig nog eens herhaald. Tegen den tijd dat de aardappelplanten met de uiterste bladeren bijna aan elkaar komen worden ze aangeaard. Hierbij kan wederom gebruik gemaakt worden van het schoffel tuig. Voor dit doel worden aanaarders bij- Aardappelselecteurs voor Duitschland Evenals verleden jaar vragen Duitsche aardappelselectiebedrijven naar Neder- landsche aardappelselecteurs in in de periode Mei-September 1942 te worden belast met het toezicht op de selectie en het selecteeren van aardappelperceelen op Duitsche bedrijven. De voorkeur hébben ongehuwden. Zij, die hiervoor belangstelling hebben worden verzocht onder opgave van naam, voor- naam(-namen), leeftijd, adres en verdere inlichtingen, te wenden tot het secretari aat van de N.A.K., Zoomweg 11, te Wage- ningen. geleverd. Hiermede zijn voorloopig de werk zaamheden met de aardappelen beëindigd. Er volgt in den herfst nog een drukke pe riode. en wel met het rooien hetwelk in hoofdzaak met de hand moet geschieden. In de veenkoloniën is het gebruikelijk, dat de aardappelstammen eerst met de ^reep worden losgestoken of met de z.g.n. aardappeilichter worden losgeploegd. Daarna worden de aard appelen met de hand gerooid waarbij de vin gertoppen met z.g.n. dopjes zijn beschermd, E. IN NEDERLAND J In 1938 werd in ons land begonnen met proefnemingen inzake het kunstmatig dro gen van gras. Daartoe werden op drie plaatsen: Burum (Fr.), Leeuwarden en Stol wijk, installaties volgens het systeem Hu- bert-Kaloroü opgericht. In 1939 werden de proefnemingen voortgezet. Op twee van de drie plaatsen werden de installaties ver dubbeld en daarnaast kwam in Langweer nog een grootere installatie (systeem Pehr- son Stork) m bedrijf. DE resultaten van de proefnemingen in de eerste twee jaren waren zeer gunstig, ook wat de voedering aan het vee betreft. De regeering vond daarin aanleiding het kunst matig drogen te bevorderen en zij stelde daar toe in drie achtereenvolgende jaren subsidies en crediet beschikbaar. Als gevolg daarvan onderging het aantal installaties een zeer groote uitbreiding, zoodat in 1942 waarschijn lijk 141 installaties in bedrijf zullen zijn. Het meerendeel daarvan' is het type HubertKa- loroil; daarnaast ontstaan hoe langer hoe meer nieuwe systemen. De verdeeling over ons land zal in 1942 waarschijnlijk als volgt zijn: Provincie Aantal installaties Friesland 37 ZuidHolland 27 Gelderland 13 Noord—Holland 13 Overijssel 12 Utrecht 12 Groningen 11 Dreiite 8 Zeeland 4 NoordBrabant 3 Limburg 1 141 en de verdeeling over de verschillende syste men aldus; Hubert Kaloroil 90 Ensink-Harvest 12 v. d. Broek (trommeldroger) 8 Stork-Pehrson 5 Börgelirvg 5 Werkspoor 4 Hossicator 4 Bovendien zullen dan nog in bedrijf zijn de systemen Büttner (3), Santo (3), du Croo en Brauns (banddroger) (2), Kloos en de Boer, Bühler, Stork-Pehrson Jr., Zwartekotte en v. d. 'Woiide elk één, en een banddroger van v. d. Broek. Naast de 90 Hubert Kaloroil-installaties zijn het vooral de systemen EnsinkHarvest en v d. Broek (trommeldroger), die de aandacht trekken. Deze beide installaties werden voor het eerst in 1941 in bedrijf gesteld en de resul taten bleken gunstig te zijn', zoodat "itbrei- ding ervan kan worden verwacht. De totale jaarproductie van de installaties is zeer affliankelijk van de weersomstandigheden. Dit bleek duidelijk in het afgeloopen jaar. Door het koude voorjaar konden de meeste drogerijen eerst in Juni aanvangen en de langdurige droogteperiode in de maanden Ju ni en Juli veroorzaakte een vrij belangrijke stagnatie. Het gevolg was, dat to totaal vrij wat minder gras werd geproduceerd dan aan vankelijk werd verwacht.- De geproduceerde hoeveelheden droog gras met het aantal drooginstallaties beliepen in: Droog gras Aantal in tonnen installaties 1938 895 3 1939 1.791 6 1940 6.863 51 1941 23.0001) 106 Te verwachten in 1942 50.0001) 141 Naar raming. Duidelijk blijkt uit deze gegevens hoe sterk het kunstmatig drogen van gras in ons land ln betrekkelijk korten tijd is uitgebreid. Wat nu het gehalte van het gedroogde gras aangaat, wordt van vrijwel elke gedroogde partij een monster genomen en in Wagento- gen onderzocht. In totaal werden dit jaar 6200 monsters onderzocht. Het uit deze analyses berekende gemiddelde ruw eiwitgehalte (in de droge stof) bedroeg 17,9 pCt. Het gehalte van het gras, dat in de verschillende maanden werd gedroogd, blijkt ook zeer te kunnen uit- eenloopen. Het volgende staatje geeft dit weer; pCt. in de droge stof Maand Aantal ruw vert. ruw zetmeel- moL- eiwit eiwit waarde sters (diervert.) Mei 194 18,3 13,4 62 - Juni 1195 16,3 11,6 55 Juli 971 15,6 10,3 54 Augustus 1325 19,6 13,9 56 September 1652 -18,5 12,4 56 Oct./Nov. .863 18,8 12,6 58 De droogteperiode in Juni en Juli blijkt dus ook op het ruw-eiwitgehalte een zeer sterken invloed te hebben gehad. Het in die maanden gedroogde gras was na een vrij lange groei periode gemaaid, waardoor het gehalte sterk was verminderd. Ir. de maand Augustus was het gehalte uitstekend, en ook in de maanden Mei en September tot en met November, werd over het algemeen zeer goed gras gedroogd. De zetmeelwaarde van het gedroogde gras liep in de maanden na Mei weinig uiteen. De agere zetmeelwaarde in de maanden Augus tus tot en met November in vergelijking met Mei met overigens hooger gehalte aan ruw eiwit is het gevolg van de hoogere ruw celstofgehaltes, die later in het jaar optre- '■m. (Econ, Voorlichting). 11

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11