JJsvisscherij" aan de Friesche kust
De visscherij
y»
Mssvlmeer.
groote, hei-witte vlakte. Sneeuw, welke door storm, wordt voortgejaagd, steeds
«cnler uit de kust tot ze voor 't oog verloren gaat in de witte oneindigheid
dan, midden op die eenzame ijsvloer, twee kleine mansfiguren, zich scherp
aftmekenend als houtskoolstreepjes op 'n vel wit papier: visschers, die ondanks het
yx, ondanks de sneeuw zijn uitgetrokken om hun geluk te beproeven
De visch wordt duur betaald..TJ
Tien minuten theoriè
DE deur van de loods der Reddingmaat
schappij, aan de kleine Hindelooper
haven is half geopend, en ons vermoeden
blijkt juist te zijn: Gerke Mulders, schipper
van de reddingboot „Johan de .Witt", is op
dezen guren Zaterdag-namiddag vol ijver in
de weer, de vloer schoon te vegen, en onder
wijl vertelt hij ons met liefde van „zijn" boot,
de Johan de Witt. Eerst ta den af'gelöopen
somer is deze motorreddingboot in Hinde-
loopen gekomen.
„En hoe dat dan vroeger ging? Wel, toen
hadden we hier 'n boot, die geroeid moest
worden met z'n tienen, plus nog een schipper
en 'n voorman. Maar je kunt wel nagaan,
dat deze nieuwe boot met 'n veertig pk. motor
"n heeled verbetering is! Afg-eloopen herfst, om
precies te zün op 18 October, moesten
uitvaren om 'n schippersvrouw en haar twee
kinderen van "n schip te halen, dat in nood
verkeerde. Toevallig vraag ik dien middag aan
de commissie, om met de reddingboot een
oefening te mogen houden, omdat 't begon
te spoken en je dan zop'n gelegeheid moet
aanpakken. Nu, we waren goed en wel aan t
varen en daar komt bericht dat was zoo
omstreeks vijf uur dat 'r een schip in nood
verkeerde. Wij er op af, en de rest weet je!"
„We zijn eigenlijk bij U binnen komen val
len", leggen we uit, „Om es aan de weet te
komen, wat U nu 's winters voor werk doet.
U is visscher, nietwaar? Goed, maar onder
deze omstandigheden (we wijzen door 1
raampje naar de vlakke ijswoestijn) kan van
visscherij toch geen sprake zijn?!"
„O, is 't 'm dat?" lacht Mulders, „Kijk es,
in de eerste plaats is er 's winters altijd vol
op werk in de vfir.kel met 't herstellen van
je netten, veranderingen aanbrengen ju je
schip en zoo meer. En dan", gaat hij met m
OOR wemige jaren was het nog zöö in
onze visscherij, dat niet alleen verschei
dene vischsoorten vrijwel waardeloos waren
laten wij ons bv. herinneren de voorn, baars,
blei, zeelt om nu alleen slechts enkele bin-
nenvischsoorten te noemen maar het was
ook zöö, en dit vloeit automatisch daaruit
voort, dat öf de visch maar niet gevangen
werd, omdat men ze toch niet kwijt kon, öf
de visch wanneer zij eenmaal gevangen was
bij aanbrengst in de haven naar de pufschuit
ging, ja zelfs soms in zee teruggebracht werd
en over boord geschept. Hoevele malen heb ik
persoonlijk na-de afsluiting van de Zuiderzee
lr. de haven van D-en Oever de kostelijke vroe
gere Zuiderzee haring als volkomen waarde
loos product behandeld gezien? Er is toen wel
niemand bijna geweest, die gedacht zal heb
ben, dat wij binnen betrekkelijk zoo korten tijd
van jaren naar diezelfde vischsoort zouden
snakken en er een tijd zou komen, dat elk
vischje tot de onooglijkste soorten als bv. de
pos,om een voorbeeld te noemen graag
zou verkocht worden en alleg voor consump
tie van den mensch. Wel is het velen zeker
dikwijls door het hoofd gegaan, dat het op
zoodanige wijze omspringen en het bijna ver
achten van ons kostelijk voedsel, zich eenmaal
moest wreken en dat het toch om Godswil
rn.ensG.hen mocht gelukken dit alles te veran
deren voor het te laat was. Wij voelden, dat
er op één of andere wijze een krach moest
volgen, maar wij. wisten niet hoe, en nu, nu
is het zoover. Nu zou heel Nederland graag
eiken dag visch eten, als dat slechts mogelijk
ware. In ieder geval kunnen wij zeggen: „wij
Nederlanders krijgen een les al is het een har"
de les." Uit deze tijden leeren wij weer waar-
deeren, wat God ons aan rijke overvloed ter be
schikking stelt. Het is nu ook echter onze plicht
daaruit leering te trekken en te zorgen, dat
wij waardeering blijven behouden voor het
geen eigen land, eigen bodem, eigen water ons
verschaft. Dit is dubbel rioodig, omdat dit
ook terzelfder tijd inhoudt, dat wij dan ook
waardeering hebben voor den arbeid. Want toen
het onze visscherij slecht ging, ging het ook
knipoogje verder, „Wordt er öök nog ge-
vischt!"
„In het ijs
„Precies! Geef je papier en potlood nu maar
es hier, dan zal 'k dat eens voor je teekenen.
Kijk, hier slaan we in 't ijs een bijt, en daar
in leggen we een boei, een verankerde boel.
Je kunt zulke boeien nu goed zien. Daar
réchts bijvoorbeeld, die lange staak met dat
vlaggetje, dat is zoom boei. Een eind verder
doen we precies hetzelfde: wèèr een boei. En
tusschen die boeien hangen we dan de netten,
meestal vier perken."
„Wat zijn pèrken?"
„Vier netten aan mekaar noemert we een
perk. Dus tusschen twee boeien krijg je dan
Landstand-reportage
vier maal vier is zestien netten. Aan de bo
venzijde van die netten zitten kurken, die
dus de zaak naar omhoog trekken".
„Tegen- de. onderzijde van het ijs?"
„Net niet! Want als de kv.rken tegen -t ijs
komen, vriest de zaak vast. Daarom zitten
aan de onderzijde der netten loodjes en die
moeten op de bodem liggen. Zooals ik het
hier teeken zie je dus, dat al de netten als
een soort van hek in het water staan, een
stuk onder 't ijs. Maar dan zijn we er nog
niet, want tusschen elk -paar boeien wordt
een kleiner bijtje geslagen met 'n touw naar
beneden aan de netten".
„En dan worden na *n bepaalde tijd de netten
naar boven getrokken?"
„Juust! Maar we zuller. samen naar gindsche
boei gaan, daar zijn juist "n paar man bezig
en dan kun je 't zién".
Op de vlakte
,.t Is vlak bij", zegt Gerke Mulders, doch t
bleek, dat „vlak bij" op een behoorlijke af-
den visscher slecht. Van niets kan niemand-
en van waardelooze visch kan de visscherij
niet bestaan. Het leven van den visscher is
dikwijls zwaar, 's Morgens bij het krieken van
den dag, ja dikwijls wanneer het nog donker
is, gaat hij op pad en in den laten namiddag,
ja, soms ir.' den avond is zijn arbeid dikwijls
pas beëindigd. Dit hindert hem niet, het deert
hem niet, hij wordt gehard, hi^ kan tegen
een stootje, maar het is wel troosteloos, wan
neer ondanks deze harde arbeid, hij met zijr.'
gezin nog armoede moet lijden. De visscher
heeft, wanneer, men zijn arbeid In aanmerking
neemt, wanneer men zijn waarce voor het
volksgeheel beschouwt, wanneer men hem ziet
als een belangrijke schakel voor de voedsel
voorziening van het volk, alleszins recht op
een menschwaardig bestaan. In het groote ge
heel kunnen wij slechts zeggen: elke arbei
der en hier bedoelen wü ir.' het algemeen
de arbeidende menschen van hoog tot laag,
die zijn plicht doet, heeft recht op een
menschwaardig' bestaan. Naast ons streven
dan ook in den Landstand om een rationeels,
dat is een alles redelijke voorziening var, ons
volk van voedsel en wel in de eerste plaats
voedsel van eigen bodem en uit eigen wat^
te verkrijgen, staat dan ook onafwijsbaar di
rect het streven voor een menschwaardig be
staan van ieder, die daaraan meehelpt. Wij
dienen dus onze taak zoo te zien.
1 .regelmatige voldoende aanbrengst van
visch.
2. een looneijd bestaan daarbij voor den vis
scher.
Ik weet, het er zit veel aan vast. Ik weet het
wij kunfien niet alles zelf regelen. De natuur
kunnen wij niet dwingen, als een teelt mis
lukt hebben wij dat niet in de hand, maar
toch naar menschen mogelijkheid kunnen wij
veel, ja zeer veel en wanneer wij nu in ab
normale tijden leven, die dikwijls onze gqede
bedoelingen in de war zullen schoppen, dan
zullen wij vóór alles nu reeds verder hebben
te zien en te bouwen voor normale tijden. Ons
visscherijapparaat dient, om nog enkele groo
te trekken hier vast te stellen, zoo gebouwd,
dat een zoo regelmatig mogelijke aanvoer
plaats zal hebben en wel in die plaatsen, die
naar de ligging in ons land daarvoor het
stand kan liggen! Na een paar honderd meter
tegen de wind in over het ijs geglibberd te
hebben, zijn we bij de twee visschers. Ben
staat bij de eerste boei en trekt het net naar
boven. Erg groot is de vangst niet: slechts
enkele visschen vallen op het ijs. „Ze "kunnen
de netten niet lang op het ijs laten liggen,
want binnen de minuut zit de heele boel vast
gevroren", legt Mulders uit. De tweede vis
scher staat bij het kleine wak, tusschen beide
boeien, en trekt op zijn beurt de leege netten
weer onder de ijsvlakte.
„Wat wordt hier nu hoofdzakelijk in den
winterdag gevangen?" willen we weten.
„Hoofdzakelijk voorn", is 't antwoord, „Maar
veel bijzonders is dit keer niet! Gisteren
haalden we uit vier netten maar 10 voorntjes
op, en als je dan weet, dat we andere jaren
vangsten van 50 of 60 stuks hadden, weet H
genoeg
„En waar zit "m dat nu in?"
„Ja, da's niet gemakkelijk te zeggen. Ver
moedelijk zit de visch verder de zee in, maar
zoover wagen we 't niet. t Usselmeer is zel
den heelemaal betrouwbaar en nu met die
sneeuw ben je er geweest voordat je t
weet
„Worden voor deze visscherij nog speciale
netten gebruikt?"
„We gebruiken de voornnetten, die veel fijner
zijn dan de netten voor de snoekbaarsvissche-
rij. We halen 's winters in onze voornnetten
ook wél snoekbaars op, maar dat hoeven we
in den zomerdag niet te probeeren. De visch
Ls 's winters lui, hij heeft lang zoo'n kracht
niet en zélfs de snoekbaars is in een niet al
te sterk net als 'n lammetje!"
„Tot dusverre is U dus niet erg tevreden?"
„Nee, feitelijk niet, maar dat kar. natuurlijk
altijd nog komen. De winter is nog niet voor
bij. Maar wél is 't een groote strop voor ons,
dat we bijna geen prijzen voor de voorn kun
nen maken. Vandaag den dag krijgen we 10
cent per pond, tegen vorige jaar 30 cent, ter-,
wijl bovendien thans de vangsten nog niet
bijzonder zijn. De huisvrouw koopt onze voorn
voor 26 cent het pond, zoodat dus de tusschen
personen 16 cent in hun zak steken. Onze
grootste vangst is dit jaar een van 40 pond
geweest, maar we hopen binnenkort nog eens
vanaeten te doen als in '41: van 60 a 100
por.d. Volhouden en tanden op mekaar is voor
ons een vereischte! Maar bovïnal verlangen
we naar het voorjaar, als *t water weer vrij
is en we er met de boot op uit kunnen trek
ken, want dat is je ware!!"
meest geschikt zijn. In die plaatsen dient zich
dan ook de visscherij te concentreeren. De
verdeeling over het geheele land dient zoo te-
geschieden, dat in vrijwel elke piaats in Ne
derland voortdurend en tegen schappelijken
prijs visch te verkrijgen is. Daarvoor hebben
wij noodig centrale punten, vanwaar uit de
visch over een zeker deel -van het land
verdeeld wordt. Daarvoor hebben wij r.oodig
koelhuizen, waar in tijden van overvloed op
geslagen wordt voor tijden van schaarschte.
Daarvoor hebben wij noodig voldoende en
vakkundige kleinhandelaren met behoorlij
ke winkels of behoorlijke uitventmogelijkheid,
zoodat voortdurend het geheele land bestre
ken zal worden. Ir.- één woord hebben wij noo
dig een distributieapparaat en ik bedoel hier
een verkoopsapparaat, dat de visch voortdu
rend en ten allen tijde onder ons- volk
brengt, zoodat de Nederlanders leeren visch-
eten, en blijven vischetén. Want niets is meer
schadelijk voor het vischgebruik, dan dat het
slecht te verkrijgen is én door een fout en on
regelmatig verkoopssysteem een te hooge
prijs. Wanneer dan gebouwd wordt op de wij
ze, zooals wij reeds zeiden, zoo regelmatig
mogelijke aanvoer op de meest gesc-hikste
plaatsen, wanneer den visscher een loonende
prijs gegarandeerd wordt door prijsvaststel
lingen, wanneer gestreefd wordt naar de best
mogelijke materialen voor zijn visscherij, wan
neer vernieuwing van schip en materiaal op
tijd geschiedt en dit moet toch alles moge
lijk zijn' bij een loonende visscherij en
wanneer de overheid dan ook in die richting
mede- en samenwerkt, wanneer de overheid
ook de vakbekwaamheid der visschers en voor
al van de aankomende jopge visschers door
cursussen en hulp op de beste wijze bevor
dert, wanneer ook het gezin van visscher en
knecht beschermd en geholpen wordt, wanneer
ook de rechten van den visscher en knecht
vaststaan en geëerbiedigd worden, dan moet
met dit alles en nog vele maatregelen, die nu
eenmaal niet in dit korte bestek allen aan te
geven zijn voor den visscher en den knecht
een goede toekomst nu geboren zajr?. De
Landstand heeft d:eze taak op zich genomm
en hij zal haar uitvoeren.