DE BIET verklaarde den oorloq. en hel riet werd op alle Europeesche fronten teruggeslagen Geiienieeli 17 „Geeft V mij een pond suiker!" De kruidenier scheurt 'n zak af, duikt naar de bak suiker, en doet, wat iedere kruide nier hem zou nadoen: hij weegt af. Een voudig, nietwaar? „En wat is dat nu voor suiker, bietsuiker of riètsuiker 0 Een wijle stilte. „Jakijkt U eens..., dat, eh Hij weet 't niet en dat is hem te vergeven: verschil is er wiet te zien. En toch werd jaren geleden op economisch gebied een strijd tusschen biet en riet gestreden, welke haar weerga niet vindt en welke U des ondanks in geen enkel geschiedenisboekje beschreven zult vinden De „schuldvraag" HET is zoo de gewoonte, dat na een oor lóg de koppen bij elkaar worden gesto ken, en men haarfijn gaat uitpluizen, wiè nu eigenlijk den oorlog veroorzaakte. En als we nu willen gaan vaststellen, wie den suikeroor log deed ontbranden, worden ons twee ver schillende en uiteenloopende lezingen voorge legd. Het suikerriet we willen vast vooruit vertellen, dat dit riet behoorlijk klappen moest incasseerenzegt verontwaardigd: ,,Ik was in Europa door een ieder gemir.d, de menschen kijf den om mijn, gunst en er ,was heelemaal niets gebeurd, als de biet gebleven was, waarze thuis hoorde: in den grond. De bièt is de agressor en ik wasch m'n handen in onschuld". Doch de suikerbiet laat het daarbij niet zitten en komt met 'n andere plechtige verklaring op de proppen: „Het suikerriet hoort hier heelemaal niet thuis. Laat 't in de tropen blijven, laat 't terug gaan waar het ge boren werd: op de Bengalen!! Europa voor de Europèèsche grondstoffen en weg met de riet- invasie!!" - En wiè moeten we nu gelijk geven? Beiden zetten onschuldige gezichten, beiden leggen dure eeden aflaten we ons niets van al dat geharrewar aantrekken en als strikt neu trale oorlogsverslaggevers een overzicht geven van den hevigen suikeroorlog en haar oor zaken. „Blijf op de Bengalen!" Bovenstaande uitspraak, welke de biet haar doodsvijand het riet voor de voeten wierp, getuigt van 'n zeer behoorlijken kijk van de bietenpartij op den gang van zaken. Want inderdaad aanschouwde 't riet het eerste levenslicht onder de gloeiende Bengaal- sche zon. De Indiërs zagen kans, uit dit riet een vaste substantie, het suiker, te bereiden; dat was ongeveer 3 eeuwen v. C. De mensch is vanhuisuit een lekkerbek, hij is althans (uitzonderingen daargelaten) verzot op „zoe tigheid". Ook in ons land blijkt dat uit enkele vaste uitdrukkingen, welke vrij algemeen wor den gebruikt: wat is een suikerzoete glim lach? Wel, 'n tè lief (om niet te zeggen mis- selijk-lief) lachje. En 'n suikertantehad den wij er allemaal maar een!! Maar om op die oude Indiërs terug te komen, die konden hun groote, zoete geheim niet voor zich zelf bewaren, want bi een latere periode zien we ook de Arabieren van deze lekkernij genieten. In Perzië wordt de zoetigheid zelfs een volks- voedsel. en bij iedere maaltijd in deze streken worden suikergerechten, zooals gesuikerde amandelen, suikertabletjes en dergelijke op gediend. We willen niet te lang stil blijven staan bij de geschiedenis van de verbreiding der rietsuiker over de verschillende deelen der wereld Slechts zij volledigheidshalve in 't kort opgemerkt, dat de rietsuiker vitt Meso- potamië, Egypte en Noord Afrika in Spanje belandt. In de 8e en 9e eeuw ontstaan vrij belangrijke suikercultures in' Egypte, Marokko en Sicilië. Ook Nederland werd niet vergeten. Het riet achter Columbus! Behalve het jaar 1600, waarin de befaamde „Slag bij Nieuwpoort", is er nóg een jaartal, dat zélfs iemand met 'n slecht geheugen moeilijk zal vergeten. 1492, Columbus ontdekt Amerika. Nieuw land in zicht, nieuwe mogelijkhe den voor een zoekende menschheid. Duizen den gaan' zich na deze ontdekking inschepen, om in deze .Nieuwe Wereld^ hun geluk te gaan beproeven. Ook het suikerriet gaat mee! Niet als verstekeling, angstvallig in 'n hoek je, doch officieel in de koffers van enkele Spanjaarden en Portugeezen, die de suiker rietplant met zich mede namen naar Brazilië. Vrouwe Fortuna was deze ondernemende lie den uit eerstgenoemde landen wélgezind: het klimaat bleek uitstekend geschikt te zijn, en in 1600 waren er in deze streken (Amerika! reeds 120 suikermolens met 'n jaarlijkse!)" productie van 60.000 kisten. Tevens nam de suikerproductie in OostIndië een zeer groote vlucht en de Nederlanders gingen deze suiker in groote hoeveelheden naar Europa uitvoeren, evenals de "nieuwbak ken .Amerikanen". Het verwijt „Blijf op de Bengalen!" was dus geenszins uit de lucht gegrepen. Aan iederen overzeese hen invoer zijn, vooral ten tijde vat, oorlog, moeilijkheden verban den. Thans voelen wij dat ook aan den lijve met betrekking tot producten als thee en kof fie. De verschillende moeilijkheden, welke destijds aan den import van suiker verbonden waren, deden de Europeesche geleerden en ondernemers omzien naar een vervangings product, een „surrogaat", zouden wij thans zeggen. Entoen ontstond de bietsuiker. „ónze" rietsuiker. De bietsuiker werd „uitge vonden door een Duitscher, Franz Karl Achard, leerling van den Beriijnschen apothe ker Andreas Sigismund Marggraf. In 1747 stuurde hij aan de Berlijnsche academie een studie, waarin verklaard werd, dat men „ech te suiker uit verschillende in onze streken groeiende planten" kon vervaardigen. Of deze mededeeling veel bijval had? Geenszins: ze werd voor kennisgeving aangenomen en rijn leerling Achard was tenslotte de man die de uitvinding zijns meesters onder de aandacht van het groote publiek wist te brengen. In 't laatst van de 18e eeuw zag hij kans, de eerste bietsuiker aan de achte-dochcige geleerden en industrieëlen (voor zoove.- daarvan althans in die jaren sprake kon zijn! als proefje aan te bieden, enhet smaakte best! Var. dit tijdstip af kon men dus suiker maken, zonder bepaald bij de rietsuiker-exporteerer.de lan den in 'n goed blaadje te staan: Europa kreeg de kans, zichzelf te gaan bedruipen voor wat betreft suiker.,.. Europa grèèp die kans, met beide handen! Na enkele teleurstellingen (doe hooren nu eenmaal bij iedere nieuwigheid) ging men omstreeks 1820 in Duitschland sy stematisch bietsuiker produceeren. Ook in technisch opzicht ging deze productie met groote sprongen voorwaarts: had men in 1836 voor een hoeveelheid van 100 kg. suiker nog 2000 kg bieten nooddg, in 1908 waren nog slechts voor eenzelfde hoeveelheid suiker 600 kg. (momenteel geldt dit cijfer vrijwel nóg) bieten noodig. Dra verspreidde de roem van de suikerbiet (of de bietsuiker, zooals D wilt) zich door alle landen van Europa. Er: is het dan zoo gek, als de rietsuiker de verzuch ting slaakt: „De bièt is de agressor Een zoet, doch heftig conflict. De rietsuiker liet zich natuurlijk niet zonder meer „kisten" en de rietsuikerstrategen (lees groothandelaren) deden hur: uiterste best, het veroverde terrein te handhaven. Het verging echter hun, zooals het thans Amerika ver gaat: langzaam maar zeker werden ze op de fronten teruggeslagen, want de biet triom-' feerde tenslotteTusschen 1850 en 1860 verbruikte 1/7 var: alle suikereters OF DE WERELD bietsuiker, terwijl hun aantal in 't begin dezer eeuw reeds 2/3 bedroeg! En ter wijl de rietsuiker in Europa na 'n technische kr.ock-out op den grond sterretjes lag te tel lenbraken er onlusten uit in het „bin- nenlandsche front": de verschillende bietsui kerproduceeren.de Europeesche landen gin gen elkander heftig becor.curreenen, enkel en alleen om van de suikerproductie een zoo groot mogelijke winst te plukken. De Brussel - sche suikerconventie van 1902 maakte hier aan tenslotte een einde. Amerika, dat zich „bedreigd" voelde door de bietsuiker (Europa voerde namelijk zeer veel uit!) had profijt van den wereldoorlog, niét alleen om de wa penleveranties aan de verschillende Europee sche mogendheden, doch ook, omdat in den wereldoorlog een groot gedeelte van de be bouwde oppervlakte voor suikerbieten in Eu ropa veranderdein slagvelden (de reus achtige beetwortelgebieden van West- en Oost Duitschland, N. Frankrijk, België en het Weichselbekken!) Het einde was, dat tegen het einde van den vorigen wereldoorlog de biet suiker niet meer dan 1/5 der werelapiOaiucue var. suiker bedroeg Het riet zegevierde nu dus weer, en dat is thans rog het geval: in 1936 —37 bedroeg de wereldsuikeiproductie 29 mill. ton. waarvan slechts 10 mill, beetworte lensuiker Als we de inhoud van <ht bericht" in t kort samenvatten, zouden we willen 'opmer ken, dat de rietsuiker door het optreden van haar doodsvijand, de biet, in Europa enkele fiksche klappen heeft opgeloopen, doch dat de rietsuiker, na het hospitaal verlaten te" hebben enkele oude stellingen wist te herove ren. Het riet er evenwel naar uit, dat de biet zich niet wil laten kennen: de uitbreiding der bebouwde oppervlakten voor suikerbieten in de verschillende Europeesche landen (we ko men daar nog afzonderlijk op terug!rijn.' voor de rietsuiker niet bepaald een gunstig voorteeken „Het suikerriet hoort hier heelemaal niet thuis!" riep de suikerbiet opstandig en dit we moeten kleurbekennen! beamen wij. Alleen zéggen wij het anders en zien wij het in grooter ver bar, d: Europa zal thans én in de toekomst alle pogingen in het werk stellen, in rijn eigen behoefte te voorzien. Het Nieu we Europa, aar. welks totstandkoming thans met man en macht wondt gewerkt, wil en zal niet langer afhankelijk zijn van de invoeren uit overzeesche gewesten. De Boer in het Nieuwe Europa zal voor de verwezenlijking van dit ideaal borg staar:. En met de wetenschap, dat dit streven reeds thans in belangrijke mate ongeteld vele wel denkende boeren ernst, bittere ernst is ge worden. kan de suikerbiet méér dar: tevreden de rechtzaal verlaten! Fr. v. ZUTPHEN Jr. In 1 941 trad „de koe van den armen man" op den voorgrond VOOtR de tweede maal in de laatste 26 jaren maken de geiten een glorie tijd mede. Een sober dier wat zijn voe ding en verzorging betreft en een pro ductie van kostelijke melk, met een ge woonlijk hoog vetgehalte. Vetgehalte! Juist dit laatste heeft de beteekenis van de geit in dezen en tijdens den vorigen wereldoorlog duidelijk op den voorgrond gebracht. Fantastische prijzen zijn er voor de lamme-, ren besteed en de volwassen dieren brachten prijzen op, waarvan men voor een paar jaar terug niet had durven droomen. In deze is het verloop als van den konijnen teelt en in scherpe tegenstelling met de pluimveehouderij. De reden niervan is een al zeer verklaarbare, nX deze, dat we zoowel met óe konijnen als met de geiten weinig van de overzeesche aanvoeren afhankelijk zijn. Er zou in dezen bloeitijd een gevaar kunnen schuilen en wel dit, dat men minder dan ge woonlijk op een goede dekking gaat acht slaan, denkende: een lam is een lam en onze sik geeft melk. Gelukkig echter is de orga nisatie wel zóó ver gevorderd, dat de geiten- houdersvereenigingen in den lande over uit stekende bokkenmateriaal beschikken, al ma ken niet alle geitenhouders daar steeds een systematisch gebruik van. Overzien we het geheel, dan kan dus zonder meer worden vastgesteld, dat de geitenhou ders in het afgeloopen jaar bij den huidigen toestand wel rijn gevaren D. J. H.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 17