De beteekenis van den PRODUCTIESLAG „Bereidheid tot dienen in eensgezindheid' In ons vorig nummer publiceerden wy eenige grepen uit de rede, gehouden te Leeuwarden door Ir. Gerhardt, secr. der Commissie Posthuma. Thans plaatsen wig het tweede deel van deze prxncipieele uit eenzetting. "Weidebedrijf blijfi zeer belangrijk iCtenit er dus eenerzijds alles aan gedaan te •worden om door uitbreiding van de opper- •viafete bouwland, door bevordering van aard- Appel- en koolzaad-verbouw en wat er verder mog- te doen valt, de voorziening van de eerst- noodzakelijke levensmiddelen zoo goed moge lijk veilig te stellen, anderzijds vraagt zeer ook de weidekultuur en al datgene, wat daarbij te pas komt onze aandacht. Neder land is een land, waar liet weidebedrijf immer «en eerste plaats heeft ingenomen. En al mo ge nu de oppervlakte grasland met een gcede 100.000 ha verminderd worden, dit doet ni 'ts af aan het feit, dat het weide-bedrijf ook in de toekomst die eerste plaats zal blijven be toonden. Een goed deel van den Nederland se hen kuituurgrand is immers praktisch uit sluitend als grasland te benutten, terwijl de 100.000 ha grasland, welke thans, om de voedselvoorziening van het Nederlandsche volk te verzekeren, gescheurd dienen te wor den, slechts een betrekkelijk klein deel van de totale oppervlakte weiland uitmaken. Dit wordt U duidelijk indien U in aanmerking neemt, dat tegenover 961.000 ha bouwland tn Nederland bij de telling van voorjaar 1941 niet minder dan 11121.000 ha blijvend gras- tand werden aangetroffen. Bij die 961.000 ha bouwland waren dus de 22.000 ha, welke in toet voorjaar gescheurd werden, al inbegre pen. Gaan er nu 100.000 ha grasland van die 1321.000 ha af, dan beteekent dit een ver mindering van slechts 7,6 pCt. hetgeen uiter aard niet veel is.In het kader van de Neder landsche bodiemibewerking is en blijft dus een zeer vooraanstaande plaats voor het weide bedrijf ingeruimd. En juist voor dit weidebe drijf ban in den productieslag nog zoo bui tengewoon veel gedaan worden. Want juist uil de weide is in het verleden lang niet gehaald wat er uit te halen vieL Toen gaf het inge voerde krachtvoer in veel gevallen den toon aan, terwijl de grootst mogelijke benutting van den eigen bodem nu het leidende principe ts. En als ik dan,, sprekende over het weide bedrijf, de uiterste benutting van den eigen bodem naar voren breng, denk ik uiteraard in de eerste plaats aan het omweiden. En verder aan het Finsch kuilen, het ensileeren, toet hooi-ruiteren, en zeker niet in de laatste plaats aan het gras-drogen. Dus, samen vattende, aan het moderne weide-bedrijf, Eooais wij dat vooral in Friesland reeds jaren kennen, doch dat ook in deze provincie nog aanzienlijk uit te breiden valt. Dit jaar is de moderne weidebouw in ons land reeds zeer aanzienlijk toegenomen. In een vergadering met de landbouwconsulenten is dienaan gaande door den Inspecteur Ir. Veenstra het oordeel van deze consulepten gevraagd, en vrijwel algemeen was men van meening, dat de toepassing van dit systeem juist in 1941 In zeer aanmerkelijke mate was toegenomen en nu weet ik wel, dat er velen zijn, die be weren, dat toepassing van het omweid-sy- steem alieen zin heeft indien extra stikstof beschikbaar is. Maar die bewering is als zoo danig zeker niet juist. De specialist opdit gebied, Dr. Frankena, is ki dezen mijn leids man en door hem is in dit verband o.m. be toogd, dat ook zonder extra stikstof door middel van omweaden beter, dus voedzamer, gras in den zomer en daarenboven meer gras voor hoen en kuil beschikbaar komt. Uiteraard komt het systeem nog beter tot zijn redht indien men over extra stikstof be schikt, doch ook zonder dat vaart men er al leszins wel bij. Friesland, weidestreek bij uitnemendheid, is ongetwijfeld ook de provin cie, waar de moderne weidebouw het meest verbreid is. Dit neemt echter niet weg, dat ook in Friesland in dit verband nog vele mo gelijkheden bestaan. En die mogelijkheden moeten in den komenden tijd in zoo snel mo gelijk tempo benut worden. Want ook hier gaat het om de voeding, om het welzijn van het Nederlandsche volk. Toepassing van om- weiden, Finsch kuilen en gras-drogen, be teekent' meer en beter voer voor ons vee in zomer en winter. En meer voedsel voor ons vee beteekent meer vleesch en meer zuivel voor het Nederlandsche valik. En al mogen vleesch en zuivel dan al niet hongerbepalend zijn - aooals ik broodgraan en aardappelen wel eens genoemd heb - voor den gezond heidstoestand, voor de energieontwikkeling van ons volk zijn zij zeker van een eerste beteekenis. Stoppelgewassen. Moge de moderne weidebouw speciaal voor het zuiver veebedrijf van zeer groot belang zijn, in het gemengde bedrijf kan de veevoe derpositie ook door middel van de stoppel- gewassen-verbouw nog aanzienlijk versterkt worden. Ook dienaangaande zijn in het verle den nog vele mogelijkheden onbenut geble ven. Ook dienaangaande valt - alhoewel in 1941 reeds een aanzienlijke uitbreiding viel te constateeren - in de toekomst in ons land nog zeer veel te doen. Terwijl eenerzijds alles in het werk gesteld moet worden om via het voeder de voortbren ging aan dierlijke producten - melk en zui vel - tot het uiterste op te voeren, anderzijds valt dienaangaande ook door verbetering van den gezondheidstoestand en het productie vermogen van onzen veestapel zeer veel te be reiken. Friesland staat zoowel wait de veere gistratie als wat de melkcontröle en de ziek tebestrijding betreft hier te lande aan den top. Dat kan den Frieschen boer, voor zoover hij hieraan zijn medewerking heeft verleend, met trots vervullen. Het mag en het zal ech ter voor hem geen aanleiding kunnen zijn om te zeggen: „Zoo is het genoeg, nu doen wij hebben we noodig ter vergelijking) in plaats daarvan een pot- of putstal, een onge veer 1 meter diepe kuil, waarin de mest ge deponeerd wordt. Op die mest, met stroo of plaggen gestrooid, sta»t het vee en naarma te de kuil zich vult komen de dieren hooger te staan. Het vee staat, zooals reeds gezegd, met de koppen naar de deel en is aan stalpalen of stalreppels gekluisterd, door geen enkel schot gescheiden. Later zijn ook in de Saksische streken grupstallen ingevoerd, doch de potstal vertegenwoordigt de oudst bekende voirm. Deze potstal is typisch voor een bedrijf, waarbij de veeteelt in dienst van den landbouw staat. De Saksische stal is zoo beschouwd een practische oplossing van het mestprobleem waarmede oudtijds de akker bouwer vooral te maken had. De Friesche wijze, van stallen beantwoordt aan de eischen welke de veehouderij en het zuivelbedrijf stellen. Dat de Friezen reeds in den terpen tijd in de eerste plaats veehouders waren, is bekend en dat in Saksische streken reeds vroeg de landbouw een overheerschende plaats innam, weten wij ook. Mogen we hier uit dus afleiden, dat beider stalinrichtingen alleen een gevolg zijn van de eischen van toet bedrijf, welke verschilden? Ik geloof het Biet. Er moeten ook stamverschillen in het zijn. Waarom houdt anders de Saksische veehouder van het Karmpereiland vast aan de Saksische stallingwijze? Zeker, hij kent geen potstallen en als zoo danig is dus de stalling aangepast aan de eischen van het zuivelbedrijf. Doch waarom plaatst hij zijn vee nog steeds met de kop pen r.aar de middengang? Plaatsing met de koppen naar den muur zou niet alleen logi scher zijn, doch tevens economischer, daar zij minder ruimte vraagt. Het koehuis van het Kampereiland bezit een breedte van bijna 11 meter; het oud-Friesche daarentegen van slechts 8 meter. Hier kan dus alleen een sterke traditie in het spel zijn. Wie den aard der Saksers kent, verwondert zich hierover overigens niet. Dat deze traditie oud is, is evenzeer duidelijk. Trouwens, het voorbeeld van Ezinge leert, dat ook de Friesche traditie duizenden jaren oud is en niet minde^ taal Hieruit is het te verklaren, dat de gemiddelde Saksische boer den Frieschen stal evenzeer „ongewoon" of „vreemd 7 vindt als een Friesche boer zich verwondert bij toet betreden van een Sak sisch huis en daar constateert, dat „de koei en van achteren weten". .Met deze typische boerenuitdrukking is het verschil tusschen beide staltypen wel het kernachtigst aange geven. Groningen. S. J. s. d. Molen er niets meer aan". Immer dient hem ais ideaal voor oogen te staan, dat iedere Frie sche koe naar afstamming en productie ge registreerd is en, zoowel wat haar melkop- hrengst als wat haar gezondheidstoestand be treft, regelmatig aan controle onderworpen wordt. De productieslag, aooals ik mij voorste, dat bij gevoesrd moet woorden, stelt aan de boeren enorme hooge eischen. Productieslag betee kent voot alles: „Het beste ervan maken*. Het beste ervan maken, ook als de omstan digheden buitengewoon moeilijk zijn. Zooal» dit titans ongetwijfeld het geval is. Om on der zoo moeilijke omstandigheden het beste ervan te maken, is alleen mogelijk, indien de boer er zich van bewust is, dat hem een bij eonderen, dat hem een zeer eervollen taak is opgedragen, waarvan het welzijn van het geheele volk afhangt Ik zeide hiervoor, dat Ik den boer zie als den voeder van zijn volk. Dit is een heel bijzondere, dit is een zeer eervolle taak. Dit is zeker de belangrijkste taak, welke een mensch opgedragen kan wor den. Want voeden beteekent léven, aangezien zonder voeden geen leven mogelijk is. Ik weet wel, dat e» velen zijn, die zeggen: „Het be langrijkste is de prijs. Als de prijs goed is. ea! de boer heusch wel produceerén". Ik wil het belang van een goeden prijs zeker niet ontkennen. Sterker: de goede prijs, d.wz. de prijs, welke den boer niet alleen zijn kosten vergoedt, doch hem daarenboven een zijn ar beid waardige belooning geeft, is voor mij iets dat vanzelf spreekt. Maar ik ben desal niettemin van meening, dat het uiterste, dat In den productieslag gevraagd wordt, alleen gegeven kan worden door den boer, doe zich bewust is van zijn taak, ma.w„ die als een bewust strijder in dezen slag beschouwd kan worden. Doch ook verder, ook op zuiver technisdh gebied, is er nog veel te doen. Ik heb hierbij in de eerste plaats het oog op de stichting van bedrijfSvoorlichtingsvereenigingen van bedrijfsstudiegroepen, en niet te vergeten van melkcontröle- en t.b.c.-bestrijdingsorgnnisa- ties. Want ongetwijfeld kan hier te lande waar de productie in. het algemeen reeds op aoo'n hoog peil staat, juist van deze organi saties nog een belangrijke produetie-verhoo- genden invloed verwacht worden. Als ik in dit verband nog eens spe&aal op de bedrijfs- voorlichtingsvereenigingen met bijbehoorende voorbeeldbedrijven wil wijzen, is dat niet om dat ik de andere organisaties van minder be lang acht, doch omdat de bedrijfsvoorlich- ttngsvereenigingen hier nog betrekkelijk schaars vertegenwoordigd zijn. Vooral in de weidestreken, waar zij juist voor de verbrei ding van den modernen weidebouw zoo'n bij uitstek heilzamen invloed kunnen uitoefenen. In den aanvang van mijn uiteenzetting heb lk U reeds medegedeeld, dat onder den pro ductieslag verstaan moet worden: Het stre ven van alle boeren om door een eensgezind Inspannen van alle krachten een zoo hoog mogelijke opbrengst van de gewenschte pro ducten te verkrijgen. De productieslag stelt dus als voorwaarde: eensgezindheid. Eensge zindheid van alle boeren in Nederland, welke haar uitdrukking vindt in een eendrachtige samenwerken voor de voedselvooziening van het Nederlandsche volk. Dat samenwerken dient dan o.m. hieruit te bestaan, dat degeen die tijdelijk te kort komt, geholpen wordt door dengeen, die in denzelfden tijd wat te missen heeft. Uiteraard heb ik hierbij vooral de paarden en de landbouwwerktuigen op het oog. Ook hierin kunt gij de helpende hand bieden, door ten aanzien van dezen onderlin- gen bijstand leidend dp te treden. Het ligt ia de bedoeling dienaangaande binnenkort over het geheele land uniforme maatregelen te treffen. Waarbij dan aan de vertrouwensman nen, die voor het regelen van dezen onderlin ge n bijstand worden aangewezen, zeer waar schijnlijk ook zekere bevoegdheden verleend zullen wotden. Bpr. besloot zijn uiteenzetting met te wijzen op het feit, dat de productieslag als voor waarden stelt: Bereidheid tot dienen en eensgezindheid en met de wensch dat deze bereidheid tot dienen en deze eensgezindheid meer en meer ingang in het Nederlandsche boerendom mogen vinden. Tot heil van het geheele Nederlandsche volk!

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 19