Het betere breekt baan!
HET WACHT OP U
DE plattelandsbevolking is uiteraard con
servatief. Slechts wanneer zij doordron
gen is van biet besef, dat betere uitkomsten
verkregen worden, grijpt zij, aanvankelijk
traag, later steeds meer doelbewust, paar de
moderne productiemethoden. Vele boeren en
tuinders laten hun zoons en dochters onder
wijs volgen, dat gericht is op verbetering van
hun bedrijven; nieuwe machines worden aan
geschaft enz. Zoo is in den loop der jaren
het productieapparaat steeds opgevoerd. Tot
zoover ging alles in de goede stijgende lijn
en werden rijke oogsten behaald.
Hoe leeft het platte land op. als de natuur
weer ontwaakt en zaden en jpnge plantjes
aan moeder aarde worden toevertrouwd. Ook
de landarbeiders en tuindersknechts zien met
verlangen dezen tijd tegemoet. Winter bp het
lan.d beteekende maar al te vaak winter in
hun beurs. Er viel dan weinig, vaak niets
voor hen te koopen. De schrille tegenstelling
tusschen landarbeiders eenerzij ds en fa
brieksarbeiders, ja, stadswerkeloozen ander
zijds werd dan zelfs pijnlijk. In de lange win
termaanden vergaten vele boeren en tuinders
hun arbeiders, die maar moesten zien rond
te komen; dat moesten zij immers zelf ook
al ettelijke jaren!
Vanwaar dan die moeilijke jaren voor de
plattelanders? De ontwikkeling was toegeno
men en de oogsten vielen telkepjare mee. En
hoe talrijk waren niet de organisaties en
bonden, die «te rechten en belangen van heer
en knecht met luider stemme verkondigden.
Toch zat de heele zaak hopeloos in het
moeras. Er werd veel gedokterd, maar bij
alle lapmiddelen en mooie krantenartikelen
werd voor het groote publiek de werkelijke
oorzaak verzwegen en wat de groote pers
schreef gold voor de publieke meening. In
ons vaderland f was een macht binnengeslo
pen, die zelf geen vaderland kende, n.l. het
internationale bankkapitaal, dat ook ons land
met zijn handel industrie en scheepvaart,
als vaderland had gekozen, a'.'.ecp m^tv het
doel rente te trekken.
Het vreemde kapitaal, beschermd door het
bankgeheim, was oorzaak, dat buitenlandsche
producten als granen, vruchten enz. hier de
m'arkt overstroomden. Het internationale
kapitaal, dat Duitschland niet gezind was,
was oorzaak dat onze eigen producten geen
afzetgebied vonden. Die oorzaak zagen de
plattelanders niet en de wéinigen, die dit
wel zagen, vermochten hiertegen niets te
doen.
Terwijl de eenvoudige boerenbevolking hoop
vol en vol blijde verwachting in het voorjaar
hun schreden richtte naar de Godshuizen om
in Bidstonden voor het gewas 's Heeren ze
gen over hun arbeid af te smeeken, zaten
daar in Den Haag de gewillige dienaren van
het hebzuchtige bankkapitaal onder een
sohoone schijn van woorden te beraadslagen,
hoe de "oogst, de veestapel enz. beperkt, ten-
deele of zoonooddg geheel vernietigd kon
worden.
Werkeloos te zijn is een straf, maar dagelijks
te ervaren hoe de kostelijke gewassen, die
door noesten arbeid verkregen zijn, vernietigd
worden en geen geld opbrengen, is een gru
wel, die evenwel niet vermocht de aangeboren
werkijver der plattelanders te vernietigen.
Men ging zoover, voor vernietigd voedsel
meer te vergoeden, dan dit indien voor de
dragen door het besef, de dragers te zijn
van het Nederlandsche Volk, dit Volk te
willen dienen, doch daarnaast erkenning
te eischen, niet alleen in tijden van oor
log, doch ook in tijden van vrede; niet
alleen moreel, doch tevens daadwerke
lijk.
Dit alles zal de Nederlandsche Land
stand kunnen doen, doch hiervoor is
noodig, dat ieder zich met den vollén
persoon inzet, alle oude veeten uitban
nende, zoodat niemand wordt %ekwetst
in zijn geestelijk leven. Wanneer men
dit schoone ideaal -wol zien verwezenlijkt,
dan mag zich ook niemand aan de me-,
dewerking onttrekken en dan zal de
Landstand boer en volk tot zegen zijn.
consumptie bestemd, zou opbrengen. Moeder-
dieren werden afgeslacht! Over dit hemelter
gend bedrijf Gods oordeel niet uit
blijven. God zond zijn profeten, vaak
eenvoudige lieden, die voor den straf Gods
waarschuwden. Maar het bankkapitaal was
baas en vooral in handen van hen, die twin
tig eeuwen geleden geroepen» hebben: „Zijn
bloed kome over ons en onze kinderen", en
sinds diien tijd tot den dag van heden vol
harden in' hun bot, zelfzuchtig, materialis
tisch geloof.
„Maar Mijn volk wou niet naar Mijn
stemme hooren,
Israël verliet Mij en Mijn geboon,
't Heeft zich and're goön, naar zijn
lust verkoren".
Deze" schoone psalm geldt tot den dag van
heden, 't Is Gods straffende hand, die hen
in deze dagen slaat. Dit geldt ook voer ons!
't Is Gods straffende hand, die ook ons
kastijde om onze volkszonden. Nog is in ve
ler harten de nacht der zonden. Vandaar, dat
velen, ja kerkgangers en zelfs geestelijke
voorgangers, zoo gaarne het oor leenen aan
de haat-, leugen- en lastercampagnes, die
nooit uit God, maar4 wel uit satansgeesten
ontspruiten.
Het oordeel brengt bloed, tranen en strijd.
„Maar zouden dan mannen, waar wij jaren
lang door de pers enz., niets dan kwade ge
ruchten van hebben vernomen, ooit in Gods
handen het middel kunnen zijn, om oins volk
weer te brengen tot den rechten weg des
Heeren?" werpt mijn lezer mij misschien te
gen. Ach, Gods wegen zijn niet onze wegen.
Nederig, kinderlijk en stil, ons te voegen naar
Zijn wil. Dat ls de weg, die opwaarts leidt.
De mensch, die zoover komt', zal ook zien en
erkennen, dat God het ls, die eertijds ge
trapte landgenooten thans boven ons stelt.
Geve God hen verstand, met Goddelijk licht
bestraald, opdat zij ons misleide en versplin
terde volk zoodanig mogen leiden, dat wij
nog eens mogen ervaren zonen en doohteren
te wezen van een herboren Nederland, waar
in Gode de eer worde toegebracht, niet ais
voorheen met mooie Christelijke woorden,
maar met Christelijke daden als offervaar
digheid, gemeenschapszin en liefde voor alle
voiksgenootèn. Het nieuwe, 'bet betere wacht
ons. Gansch Suropa is al de ontwakende na
buur aan alle zijden uitgebot. Eens zullen
alle landen van Europa als vrije samenwer
kende naties een hecht Europa vormen.
Daarin zal Duitschland als natuurlijk ach
terland van Nederland onzen grooten afne
mer zijn van onze land- en tuinbouwartikelen
en zullen onze arbeid en producten niet meer
lamgelegd of vernietigd worden. B.
de W.
E. Z. O.
NEDERLAND ligt in den ban van den
winter.
Een pracht van een winter voor een gezond
volk van het Noorden.
O ja, het is lastig als het zoo koud is, het
is lastig, vooral als hetoorlog is en jè
vrienden sluiten de zeeën af en probeeren je
uit te hongeren. Maar het hoort nu eenmaal
bij onze natuur en daarom jammeren we
niet over die kou, maar binden de gladde
ijzers &ntlèr d£sVhoefleft en maken van den
nobd een deugd en genieten van de beste
wintersport, die de Schepper ons tér ver
siering van het leven gaf.
Ik wil het eerlijk bekennen, het heeft me
bar goed gedaan, dat er ook in dezen oor
logswinter zooveel van de ijspret is genoten,
vooral ook op ons boerenland.
Natuurlijk, er zijn kniesooren, die zeggen:
foei, ijdel gedoe in
een zoo ernstigen tijd.
Alsof niet alle tijden
ernstig zijn, alsof het
leven als het geen
oorlog is niet ook zoo
groot en zoo waarde
vol was, dat men alles
met ernst heeft te doen. öok het zoeken
van zijn geneugten!
Als ik dat zoo neerschrijf dan denk ik aan
mijn ouden grootvader, die op zijn tachtig
ste jaar nog de naam in het ijs sneed op
een paar grobte oud-Hollandsche krul-
schaatsen. Mijn wieg stond in een zeer or
thodox deel van christelijk Nederland,
togar op Hen Zondag veel, dat goed en
schoon was juist daarom niet mocht. Maar
grootvader zag er geen zonde in om thuis
komende uit de kerk te zeggen: kom, ik
gao nog effe naor 't ies. En toen een ijver-
aar des gelopfs hem daarover eens onder
hield, sprak hij dat wijze woord: ja, zie lts
hier, as God het op Zondag laot vriezen en
ons ies geeft dan zou het rund -loeren um
d'r gie'n gebruuk van te maoke!
En hij zou dat ook in dezen tijd zonder be
zwaar gedaan hebben.
Zoodat ik maar zeggen wil: ik durf best te
zeggen, dat het me goed gedaan heeft, dat,
net als altijdNederland's volk de ijzers
onderbond en zich gezond vermaakte. Daar
heeft menigeen zelfs het Londensche uur
voor vergeten, dat wil ik wedden. Want zoo
gezond, is dit volk gelukkig nog en daarom
is het zoo de moeite waard, er voor te
vechten, dat-het zich handhaaft. Vijfduizend
Elfstedenrijderswat een mooi cijfer. Om
allerlei reden. In de eerste plaats om den
tocht zelf, maar vooral om de kracht, die er uit
spreekt. Als ons volk verzwakt was door
den oorlog en de blokkade dan zou het niet
gekund hebben. Daar mag in „De Land
stand" wel eens op gewezen worden dunkt
me, want wij, boeren, mogen er aanspraak
op maken, dat wij roof al die volkskracht
in hoofdzaak zorgen. Laten we ons inspan
nen, zoodat, hoe het ook loopt, aan een Elf
stedentocht in den -volgenden winter weer
door zooveel duizenden mee gedaan kan
worden. Want dat zou het betotjs toeren
voor de onaantastbaarheid van het Neder
landsche volk en de waarborg voor zijn be
houd Maar dat is het eigenlijk niet, waar
om ik het dezen keer achter mijn ploeg
over het schaatsijzer heb.
Ik las'in de kranten over den Elfsteden
tocht en óver Antje Hoeheetze ookweér, af-
fijn, die fiksche Friesche boerendochter, die
in den nacht naar Leeuwarden fietste, maar
eerst hielp rrjelken en die na de overwin
ning rei: ik moet gauw naar huis. er moet
weer gemolken worden.
Daar waren de heeren van de kranten een
beetje beduusd van.
Ik kan me voorstellen
dat ze het wicht nar
gekeken hebben, het
hoofd schudden en zei
den: Die. Antje toch!
Achteloos de bos bloe
men in' den arm, best
tevreden, dat ze 't 'm zoo geleverd had,
maar verder: aan mijn lijf geen polonaise:
de koeien wachten!
Zie, dat is boerenstijl, dat is de stijl, die ons
volk noodig heeft.
Vergelijk .roo'n houding eens met die rail
allerlei „kakmedams" van film en tooneel
en we&-ik welke andere „cultuuruitingen"
meer, die schepsels, die als eerste zorg heb
ben: is de verf wel op de lippen gebleven,
hebben de fotografen wel gezien, wat voor
stel kuiten- ik heb, zijn er journalisten ge
noeg bij de hand om verhalen over me te
schrijven
We loaren aardig op weg, alleen ran zulk
soort vrouwmenschen nog notitie te nemen
en daar onze nationale reputatie aan op te
hangen in navolging van Amerika en an
dere landen met verjoodschte, boerenvreem-
de cultuur-der-cultuurloosheid.
Men stelt wel eens de vraag, zelfs in onze
welgezinde kringen: wat willen jullie toch
met je „cultuurvemieuwing vanuit het boe
renvolk?
Antje heeft ons gelegenheid gegeven om er
een duidelijk antwoord op te geven: dat
willen we ermee, deze stijl moet weer de
stijl van- de besten van het volk wezen!
Een karwei leveren, waarover heel een volk
in.de handen klapt en dan zeggen: toe, een
beetje opzij, ik moet m'n koeien gaan melken
Die Antje tochWat een landelijke
eenvoud! Och nee, mijneheeren, heelemaal
geen bijzondere eenvoud boerenstijl, an
ders niets.
Heel gewoon, zooals het hoort. Begrijpt dat
toch weer, toonaangevers! D. v. d. B.