Boeren leider C D BESLUIT VAN DEN Betreffende de inwendige organisatie van den Neder!. Landstand Slatuut can den Nederlandschen Landstand Op grond van Artikel 4, lid 2, der Verordening No. 196/1941 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche ge bied betreffende de oprichting van den Nederlandschen Land stand en in overeenstemming met; Artikel 2 van het Eerste Uitvoeringsbesluit Nederland sche Landstand van den Secre- taris-Generaal van het Departe ment van Landbouw en Vis- scherij wordt bepaald: AFÏÏEELING I Van de leiding van den Neder landschen Landstand. ARTIKEL 1. De Boerenleider wordt bij de leiding van" den Nederlandschen Landstand bygestaan door den BOERENRAAD. ARTIKEL 2. 1) De Boerenleider kan zich bij de leiding van den Nederlandschen Landstand laten vervangen dopr den Voorman. 2) De Voorman is gerechtigd in naam van den Boerenleider den Nederland schen Landstand in en buiten" rech ten te vertegenwoordigen. 3) Hij is aan den Boerenleider ver antwoordelijk en aan diens richtlijnen en aanwijzingen gebonden. ARTIKEL 8. 1) De Boerenraad wordt geleid door den Boerenleider of namens dezen door denVoorman. 2) De Boerenleiders der Provincies hebben ambtshalve zitting in den Boerenraad. 3) De Boerenleider kan bijzondere leden aan den Boerenraad toevoegen. 4) De Boerenraad wordt geraadpleegd over alle onderwerpen, omtrent welke de Boerenleider het oordeel van den Raad wenscht te vernemen. r ARTIKEL 4. De Boerenleider Kan tot zyn advies en bijstand .bijzondere commissies in stellen, de leden daarvan benoemen, schorséft erf ontslaan en deze com missies opheffen. tigen en te waken over de eer van de stamgenooten. 2) De Hoof dal deeling II VOORT- BRENGING' heeft onder verant woordelijkheid aan den Boerenleider en ivereenkomstig üens richtlijnen en aanwijzingen tot taak om in het kader der door den Staat te geven richtlijnen de bedrijfs-economische aangelegenheden der landelijke be volking te regelen en daarover te waken. 3) De Hoofdafdeeling Hl „VOED SELVOORZIENING" heeft onder verantwoordelijkheid aar. den Boeren leider en overeenkomstig diens richt lijnen en aanwyzinger. tot taak om aan de Voedselvoorziening van het Nederlandsche Volk mede te werken. renleider der Provincie op als ge machtigde van den Boerenleider, na mens wien hij het gezag van den Landstand in de provincie uitoefent. 2) Hij is onder verantwoordelijkheid aan den Boerenleider en overeenkom stig diens richtlijnen en aanwijzingen belast met het bestuur en het be heer van den Landstand in zyn ambtsgebiedr 3) Hij treedt op voor den Boerenlei der "bij het Provinciaal Gezag en de in de provincie gevestigde organen van het Staatsgezag. 4) Hij is gerechtigd voorzoover dit ter uitvoering van zijn taak nood zakelijk is, den Landstand in rech ten te verbinden. ARTIKEL 11. 1) De Boerenleider de Provincie wordt bijgestaan door den Boeren raad der Provincie. 2) De Boerenraad der Provincie ARTIKEL 16. 1) De Boerenleider oenoemt, schorst en ontslaat de Boerenleiders der Pro vincies. 2) De Boerenleider oenoemt, schorst en ontslaat op voorstel van den Boe renleider der Provincie: a. de leden van den Boerenraad der Provincie; b. den Stafleidei der Provincie; c. de Hoofden der Hoofdafdeelingen van het Bestuur der Provincie 3) De Boerenleider der Provincie be noemt, schorst en intslaa» het per soneel, benoodigd ter uitvoering van zijn taak. AFDEELING IV Van het bestuur en beheer van den Nederlandschen Landstand in de gemeenten. ARTIKEL 17. 1) In elke gemeente treedt voor den Boerenleider der Drovincie de Buurt- boerenleider op. 2) Hij voert het bestuur en beheer over den Landstand in ziji ambtsge bied onder verantwoordelijkheid aan den Boerenleider der Provincie en overeenkomstig dier.s richtlijnen en aanwijzingen. 3) Hij is tevens aan den Boerenleider verantwoordelijk m tai diens richt lijnen en aanwijzingen gebonden. ARTIKEL 18. 1) De Buurtboerenleider wordt bij gestaan door den Buurt boeren raad. 2) De Boerenleider stelt vast over welke onderwerpen ie Buurtboeren- raad moet worden geiaadpleegd. ARTIKEL 19. 1) De Boerenleider benoemt schorst en ontslaat op voorstel van den Boe- AFDEELING II. Van het algemeen bestuur en beheer van den Nederlandschen Landstand ARTIKEL 5. 1) Aan den Boerenleider is toege voegd de Hoofdstafleider. 2) De Hoofdstaf leider is onder ver antwoordelijkheid aan den Boeren leider en overeenkomstig diens richt lijnen en aanwijzingen belast met de dagelijksche leiding van het bestuur en beheer van 1en Nederlandschen Landstand. 3) Hy regelt mede den inwendigen dienst en de huishoudelijke aange legenheden. ARTIKEL 6. 1) De Boerenleider bestuurt en be heert den Nederlandschen Landstand .Moor ipiddel van het Algemeen Be stuur. 2) Het Algemeen Bestuur omvat 4 Hoofdafdeelingen Hoofdafdeeling I „Volk en Bo dem"; Hoofdafdeeling 11 Voortbrenging"; HoofdafdeelingIII„Voedselvoorzie ning; Hoofdafdeeling IV: „Beheer, Tr~or- lichting en Statistiek". ARTIKEL 7. 1) De Hoofddeeling I „VOLK EN BODEM" heeft onder verantwoorde lijkheid aan den Boerenleider en over eenkomstig diens richtlijnen en aan wijzingen toi taak om de belangen van de landelijke bevolking te behar- 4) De Hoofdafdeeling IV: „BEHEER, VOORLICHTING EN STATISTIEK" heeft onder ver&ntwoordelykheid aan den Boerenleider en overeenkomstig diens richtlijnen en aanwijzingen tot taak om de organisatorische aange legenheden van den Nederlandschen Landstand te tegelen, de inkomsten en het vermogen van den Landstand te beheeren, het Nederlandsche Volk en de leden van den Landstand over de doelstellingen en den arbeid van den Landstand voor te lichten, en de voor de taak van den Landstand be- noodigde statistische gegevens te verzamelen en te" bewerken. ARTIKEL 8. 1) De Hoofden der Hoofdafdeelingen van het Algemeen Bestuur treden op als gemachtigden van den Boeren leider ten aanzien van bet arbeids gebied hunner Hoofdafdeelingen. 2) Aan elk van de Hoofden der Hoofdafdeelingen van net Algemeen Bestuur is toegevoegd een Stafleider. 3) De Staf leiders dei Hoofdafdeelin gen van het Algemeen Bestuur zijn onder verantwoordelijkheid aan de Hoofden hunner onderscheidene Hoofdafdeelingen en overeenkomstig diens richtlijnen en aanwijzingen be last met de dagelijksche leiding van hunne Hoofdafdeelingen. ARTIKEL 9. 1) De Boerenleider benoemt, schorst en ontslaat: a. de leden van den Boerenraad; b. den Voorman; c. den Hoofdstaf leider; d. de Hoofden en de Stafleiders der Hoofdafdeelingen van het Algemeen Bestuur. 2) De Boerenleider benoemt, schorst 'en ontslaat op voorstel van den Voorman, van den Hoofdstafleider en van de Hoofden en de Stafleiders der Hoofdafdeelingen van het Algemeen Bestuur het personeel, benoodigd ter uitvoering van hunne onderscheidene taken. AFDEELING III Van het bestuur en beheer van den Nederlandschen Landstand in de Provincies. ARTIKEL 10. 1) In elke provincie treedt de Boe- wordt geleid' door den Boerenleider der Provincie. 3) De Boerenleider kan bijzondere leden aan den Boerenraad der Pro vincie toevoegen. 4) De Boerenleider stelt vast, over welke onderwerpen de Boerenraad der Provincie moet worden geraad pleegd. ARTIKEL 12. De Boerenleider kan tot adVies en bijstand van den Boerenleider der Provincie bijzondere commissies in stellen? de leden daarvan benoemen, schorsen en ontslaan en deze com missies opheffen. ARTIKEL 13. 1) Aan 4en Boerenleider der Provin cie is toegevoegd de Staf leider der Provincie 2) De Staf leidei oer Provincie is onder verantwoordelijkheid aan den Boerenleider'der, Provincie en over eenkomstig diens richtlijnen en aan wijzingen belast iet de dagelijksche leiding van het bestuui en beheer der Provincie. 3) tirj regelt mede den inwendigen dienst en de huishoudelijke aange legenheden. ARTIKEL 14. 1)De Boerenleider der Provincie voert zijn bestuur en beheer door middel van net Bestuur dei Provin cie, dat uit at m de a-cikeler. 6 en 7 bedoelde Hoofdafdeelingen is samen gesteld. 2) De Hoofden der Hoofdafdeelingen van het Bestuur der Provincie tre den op als gemachtigden van den .Boerenleider der Provincie ten aan zien var het arbeidsgebied hunner Hoofdafdeelingen. 3) Zij regelen onder verantwoorde lijkheid aan der Boerenleider der Provincie en over«-enkomstig diens richtlijnen en aanwijzingen de werk zaamheden hunnei Hoofdafdeelin gen, ARTIKEL 15. 1) De Boeremeider ».an oepaien, dat een Boerenleidei dei Provincie mede de leiding heeft >ver eenige andere provincies dan zijn eigen provincie. 2) In dat gevai v^eit de in net vong lid bedoelde Boerenieidei der Pro vincie den persoonlijken titel va® Gouwboerenleider. renleider der Provincie de Buurt- boerenleiders. 2) De Boerenleider benoemt, schorst en ontslaat op voorstel van den Boe renleider der Provincie en van den Buurtboerenleider de iedei. van den Buurtboerenraad. 3) De Boerenleider der Provincie be noemt, schorst un .ontslaat op voor stel van den Buurtboerenleider het personeel, benoodigd ter uitvoermg van de taak van den laatstgenoem den. 4) De Boerenleider kan de beslis singen, bedoeld in de leden 1. 2 en 3 van dit artikel, ook zelfstandig nemen. AFDEELING V. Van de dienstverhoudingen bij den Nederlandsehen Landstand. ARTIKEL 20. 1) De leden van den Boerenraad. de Voorman, de Hoofdstaf leiderde Hoofden en de Stafleiders dei Hoofd afdeelingen van. het Algemeen Be stuur, dfe leden van de Boerenraaen der Provmcies, de Boerenleiders jn de Stafleiders der Provincies, de Hoofden der Hoofdafdeelingen van de Besturen der Provincies, de leden van de Buurtboerenrhden en de Buurt- boerenleiders tredei af bij net be reiken van den voller ouderdom van 65 jaren. 2) De Boerenleide kan ontheffing verleenen van het in vorig lid be- paaide. ARTIKEL 21. De dienst verhoudingen by den Ne derlandschen Landstand worden door den Boerenleider ^eregeld bij het Landstandsarbeidsreglement AFDEELING VI. Slotbepaling. ARTIKEL 22. 1) Dit Desiuit kan worden aangehaald als „Statuut van dei Nederlaadschen Lanastand". 2) Het^ireedt in weramg op den dag van zijn afkondiging m de Nederland sche Staatscourant 's-GRAV ENHAGE, 6 Febr. 1942. I?k BOFKPNi-ElDhJR, Hoofd var den Nedèrland- schen Landstand.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 3