Het Loondorschbedrijf in 1941 Als de graanvelden rijpen en de boer zich opmaakt met de zijnen het koren te zichten, veelal reeds met de machine al of niet door motorische kracht gedreven, op de kleinere bedrijven nog met de hand, als allen van den vroegen morgen tot den laten avond bezig zijn den oogst binnen te halen of het in mijten zetten op het land, dan is voor den loondorscher de tijd gekomen om zijr dorsch- kast uit de schuur te halen en zich voor te bereiden op den drukken tijd, die voor hem komen gaat. Voor en door de Landjeugd Door de buitengewoon slechte weersomstandig heden in oogstmaand van het afgeloopen jaar kon de dorschcampagne eerst in de derde week van dien maand een aanvang nemen. Was de loondorscher in normale tijden geheel vrij in zijn doen en laten en kon hg het koren dorschen bij die boeren die hem hun klandizie wilden gunnen, hetgeen ook nog in het seizoen 19401941 het geval was, in het afgeloopen jaar echter was de loondorscher in bepaalde provincies van ons land gebonden aan de voor schriften in het belang van de Voedselvoorzie ning hem gesteld. De loondorscher zelf, voorzoover hij zijn ma chine zelf bediende, in de meeste gevallen echter zijn machinist, moest reeds, teneinde de gegevens betreffende het door hem bij de boeren gedorschte graan aan het bureau van den Provincialen Voedselcommissaris door te geven, van elke dorsching een briefje opmaken. Niettegenstaande een machinist van een dorsch- machine nu eenmaal geen administrateur is, was het opmaken van deze briefjes voor hem een plicht, waarvan hij zich, behoudens enkele uitzonderingen, uitstekend heeft gekweten Bij den aanvang van de campagne 19411942 echter werden aan den loondorscher zwaardere administratieve eischen gesteld, die hij in de meeste gevallen niet of althans gedeeltelijk niet heeft kunnen nakomen. /In verband met -de distributie van vaste en vloeibare brandstoffen, moest hij bij alle door hem te dorschen bedrijven een brandstoffor mulier laten teekenen, welke cioor de boeren geteekende formulieren, hem recht gaven op benzine, donkere olie of petroleum, al naar gelang de 'tractor, welke de drijfkracht van zijn machine uitmaakte,, behoefde. Voor den loondorscher, die in het bezit was van een rechtstroodorschmachine, waarbij het stroo geperst wordt, leverdt dit niet zulke bui tengewone moeilijkheden op, voorzoover zg te maken hadden met boeren, die hun koren uit sluitend met ,een rechtstroomachine wilden laten dorschen. Ook voor de dwarsstroomachines, welke bos- stroo produceeren, voorzoover deze zouden dor schen bij die boeren, die uitsluitend bosstroo behoefden, voornamelijk de kleinere bedrijven, Waren de moeilijkheden ook niet zoo groot. Echter, t.a.v. de boeren, düe gewend waren een gedeelte van hun koren met de rechtstroo- en een gedeelte met de dwarsstroomachine te laten afdorschen, had de loondorschers wel moeilijkheden te overwinnen. Het was n.l. voor deze boeren bij den aanvang der campagne niet direct mogelijk te beslissen welk gedeelte van hun koren zij met de pers en welk gedeelte zij voor bosstroo wilden laten dorschen. In deze gevallen, die veelvuldig voor kwamen, was het den loondorscher niet moge lijk de te dorschen oppervlakte graan, welke opgave noodig was voor het verkrijgen van brandstof, op te geven. Hierna kwam in bepaalde provincies nog een rayonindeeling tot stand, waarbij een beroep werd gedaan op de medewerking van den loon dorscher. Van deze medewerking was men, be houdens enkele uitzonderingen, voldoende ver zekerd. Echter, zooals reeds gezegd, de loon dorscher en zijn machinisten zijn over het alge meen geen administrateurs, hetgeen ook zeer begrijpelijk is, daar zij menéchen zijn van de practijk en zich met de administratie nooit hebben bemoeid. Teneinde tot een rechtvaardige rayonindeeling te komen, had men dus de ervaring van den loondorscher noodig. Doch er was meer noodig dan alleen ervaring. Men moest bovendien be schikken over cijfermateriaal, voorwat betreft het gedorschte graan in het voorgaande jaar en het kwantum, dat nu door de boeren waar een bepaalde loondorscher zou moeten dorschen, werd verbouwd. De meeste loondorschers kwa men, ook al ging het in het begin met veel strubbelingen gepaard, wel aan hun deel. Er zijn echter ook enkelen, die tot nu toe nog niet de helft hebben kunnen dorschen van het kwan tum, dat zij andere jaren verwerkten. Speciaal t.a.v. het verstrekken der vloeibare brandstof haperde er nogal eens iets, waardoor sommige loondorschers geruimen tijd niet kon den dorschen, terwijl zij wel hun personeel "moesten betalen. Voor loondorschers welke een nevenbedrijf hebben, is dit natuurlijk ook nadee- lig geweest, doch niet in die mate als voor nem die van het loondorschbedrijf moest bestaan. En nu komt een technische kwestie aan de orde, n.L het ombouwen van bepaalde tractoren tot hout- en turf-generator. Lang niet iederen tractor leent zich hiervoor. En die, welke wel omgebouwd kunnen worden zijn meestal te zwaar, zoodat zij niet voldoende kracht kunnen putten uit de generator, waardoor zij zeer aan slijtage onderhevig zgn en dikwijls, storingen optreden. Alleen de lichte tractor kan met een generator het productiefst werken. Dit ombouwen, voor zoover dit mogelijk was en wat daarmede samen hing, bracht voor den loondorscher kosten mede, waardoor zijn verdiensten in vele gevallen zwaar gedrukt werden. Niettegenstaande al deze moeilijkheden, kan worden geconstateerd, dat de loondorscher al het mogelijke heeft gedaan, teneinde de dorsch campagne zoo goed mogelijk te doen verloopen, hetgeen ook mag blijken uit het feit, dat op 20 Wintermaand 1941 reeds bijna het grootste gedeeite van het te dorschen graan was verwerkt. Een andere moeilijkheid, waar in dit verband de aandacht op moet worden gevestigd, is het verplaatsen der machines van de eene dorsch- plaats naar de andere. Het komt n.l. nog te veel voor, dat de 'oon- dorscher, wanneer hij b.v. Dij een boer eenige ha. graan heeft gedorscht op het land, waar voor hij met zijn zware machine veel moeite heeft gehad deze op die plaats te krijgen, na één of hoogstens twee dagen weer moet vertrek ken om eenige boerderijen verder zijn machine weer in gereedheid te brengen, weer langs den modderigen smallen landweg de dorschplaats moet bereiken, om dan na. één ha. rogge te hebben gedorscht, weer moet verhuizen. Het is duidelijk, dat dit ontzettend veel brandstof, veel tijd en veel moeite kost, hetgeen niet alleen ten laste van den loondorscher komt, doch ook in strijd is met de meest elementaire begrippen t.a.v. het veilig stellen van de voedselvoorzie ning van ons volk. Hieraan zullen de boeren veel kunnen medewerken. Een eerste vereischte is, dat de boeren zich met elkander in verbin ding stellen, teneinde te bewerkstelligen, dat de korenmij ten zooveel mogelijk bij elkaar wor den geplaatst en wel aan den harden weg. Het spreekt vanzelf, dat men elk persoonlijk voor oordeel zal moeten laten varen en eendrachtig zal moeten samenwerken, zonder welke nu een maal niets zal kunnen worden bereikt. Wanneer er nog één dwarskop tusschen zit, die zijn koren toch, zooals hij dat wil, op een stukje land zet, waar met de meest goeden wil geen machine kan komen, dan heeft hij aiervan niet alleen zelf nadeel, doch vooral de loondorscher en uiteindelijk de gemeenschap. En dan is het niet meer dan billijk, wanneer het koren voor zijn rekening op last van 1en voedselcommissaris naar een betere plaats wordt vervoerd. Voor wat betreft dé prijzen die de loondorscher de boeren moet berekenen voor het gedorschte koren en het verkregen stroo. is het hem ook niet gemakkelijk gemaakt. Eerst in de tweede helft van wintermaand 1941 zijn de maximumprijzen bekend geworden. Zeer veel loondorschers hebbeD van de boeren reeds voorschotten ontvangen, die voorzoover zij boven de maximum prijzen liggen, zullen moe ten worden verrekend. Laat het bepalen van maximumprijzen den loondorscher vrij eventueele concurrentie te voeren, gezien echter de vele moeilijkheden welke hij heeft moeten overwin nen en de extra kosten die nii heeft moeten maken, ombouwen tot generator huren van locomobiles, enz., zal hij, wil hg niet met ver lies werken, de maximum prijzen moeten be rekenen. Beste neefjes en nichtjes; JLTOG steeds komen de teekeningen binnen. Van heinde en ver ontvang ik ze. Er zijn zelfs pastels en aquarellen bij. Uren werk heb ben jullie daaraan besteed. Dat vind ik reuze fijn want het bewijst, dat jullie veel voor je hoekje over hebben. Velen hebben echter verzuimd om by de tee- kening hun voornaam en leeftijd op te geven. Verzuim dit echter niet, anders kan ik niet bepalen in welke groep je thuishoort. Tot de vólgende week allemaal. NEEF HENK CO RRESPONDENTIE: FRITS te GARMERWOLDE; Tjonge, kon jij dat raadsel niet oplossen? Het was toch niet zoo kenwedstrijden. Daar hoor je nog wél meer goed je best. Je schrijft maar zooveel als je wilt. Daag, veel groeten. YMKINA M. te VLEDDERVEEN. Natuurlijk mag je schrijven over het werk op het land. Hoe meer, hoe liever- Ais het leuk is, wordt het geplaatst. Daag. Welke zomergerstrassen moet men verbouwen Abed Kenia is en blijft hèt ras, vooral op onze beste gronden. Ondanks zijn groote verbreiding, wint deze zomergerst toch elk jaar Weer terrein. Kenia geeft een hooge korrelopbrengst, is vroeg rijp, bezit stijf stroo en is bij uitstek geschikt voor de verwerking tot bier. Wil men een partij gerst voor de brouwerij leveren, dan is het noodzakelijk dat deze aan hooge eischen betref fende ras en kwaliteit voldoet. Voor verdère inlichtingen over dit onderwerp zij verwezen naar de NaCoBrouw Jaarboekjes. Mansholt's tweerijige zomergerst is een ras, dat men meer in het Noorden verbouwt, ofschoon Kenia ook daar terrein wint. De korrelopbrengst is lager dan die van Kenia, de stroo-opbrengst echter veel hooger; het stroo zelf is langer en iets slapper. De grondbedekking is beter dan door Abed Kenia. „Mansholt" is eveneens bruikbaar als brouwgerst, mits men zeer voor zichtig dorscht. Het kaf wordt namelijk gemak kelijk door de dorschmachine beschadigd, het geen de gerst onbruikbaar maakt voor de bier bereiding. De kwaliteit van het zaad is minder fraai dan die van Kenia. Saxonia kaneven hooge opbrengsten geven als Kenia, ook onder minder gunstige omstandig heden, hetgeen bij stikstofschaarschte van be lang kan zijn. Tegen de teelt op beste grond bestaat het bezwaar dat het gewas slapper is. Saxonia maakt een zekere opgang in het Zuiden van het land. Dit ras is geschikt voort de brou- were, al is de zaadkwaliteit meestal minder dan die van Kenia. Evenals bij Mansholt's tweerijige moet men voorzichtig dorschen. Goudgerst herinnert aan Abed Kenia, geeft ech ter lagere opbrengsten. In de loop der jaren moest dit eens zoo belangrijke ras het grootste deel van zijn areaal aan Kenia afstaan. Ook het feit dat Goudgerst ongeschikt is voor de brouwerij, was hierbij van belang. Bigo is een vierrijige zomergerst, welke niet geschikt is voor de verwerking tot bier. Overzien we het geheele land, dan blijkt dat men op onze beste gronden in de kuststrook in de allereerste plaats Kenia teelt, en in het Noor den tevens Mansholt's tweerijige. In de overige deelen van Nederland teelt men verschillende rassen, waarbij op te merken valt, dat Saxonia speciaal in het Zuiden van belang is. Met behulp van deze gegevens en de plaatselijke ervaringen, is het voor eiken landbouwer mogelijk een juiste keuze te doen uit hetrassensortiment zomer- gerst.- Tot slot zij nog opgemerkt, dat verschillende instellingen (o.a. het NaCoBouw) elk jaar een zeker aantal nieuwe gerstrassen beproeven. Dit artikel zou te uitgebreid worden indien daarvan volledig verslag werd uitgebracht. Men kan dit vinden in de bekende Jaarboekjes van het Nationaal Comité voor Brouwgerst, gevestigd te Wageningen. Bracht het afgeloopen jaar alzoo vooi den loon dorscher vele moeilijkheden met zich en zaj hij zich na korten tijd kunnen voorbereiden op het verwerken van den nieuwen oogst wat zal dian het ingetreden jaar nem Drengen wanneer straks wederom de graanvelder rrjpen er de boer zich opmaakt met de zijnen her koren te zichten, als allen van den vroegen morgei tot den laten avond bezig zijn den oogst Dinnen te halen of het in mijten te zetten op het land? Laat dan de loondorscher al zijn krachter in- spannen om ook dan, niettegenstaande alle even tueele moeilijkheden, zijn vollen arbeid in te zetten in het belang van de gemeenschap, de voedselvoorziening van ons volk. Maar laat men bedenken, dat ook de loondor scher niet alles alleen kan! H. H. JAN EVERT B. te DEDEMSVAART: Heb je al een hondje gekregen? Ik zelf heb er geen, maar hou wel veel van honden. Zoo'n jongbeestje als jij krijgt, kun je nog van alles leeren. Heb je al een naam t>oor hem bedacht? Schrijf nog maar eens gauw. Dag Jan. MARINUS S. te WANNEPERVEEN (O.): Groot gelijk, dat je meedoet aan de teekenwedstrijd. Misschien win je ook wel een prijs. Schiet je al op met de bouwplaat? WILLY en ROELOF ZWEERS te LIENDEN: Hartelijk welkom in ons kringetje. Reeds hon derden neefjes en nichtjes doen mee aan dit hoekje. Daag! Veel groeten. ERICA te Sloterdijk: Jij boft, dat je zoo van teekenen houdt, want er komen nog meer tee- kendwedstrijden. Daar hoor je nog wel meer over. Fijn, dat je broers en zus zoo'n mooi rap port hadden. Doe ze de groeten maar. L. v. K. te OUWERKERK (Zld.) Ook jou teeke- ning is heel mooi. Terugzenden gaat echter niet> want zeer waarschijnlijk komt er een tentoon stelling van alle ingezonden teekeningen. Hier over hoor je later nog wel meer. ALLE ANDERE NEEFJES VN NICHTJES: De volgende week hoop ik nog meer briefjes te kun nén beantwoorden. Daag!

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11