te Jaargang Nummer 7 Donderdag 19 Februari 1942 VROEGER EN IN DE TOEKOMST tmdóümd Dit weekblad wordt aan de leden v. d. Neder- laadschen Landstand kosteloos toegezonden. Voor niet leden: 5.— per Jaar f 1.25 per 3 mnd. 2.50 per Jaar f 0.65 per 3 mnd. voor Iedere provinciale editie meer. Inc.lc. 15 et. RED ACTIE-ADRES GROOTE MARKT 20, GOES Adv.prijzen: geh. oplage 1.75 p. r. voor gew. adv.; 4.75 p. r. voor Ing. Med. KI. adv. In 1 prov. blad: 50 ct. voor 1-20 woorden, 10 ct. voor iedere 5 w. meer. Gelegenh. tot plaatsen van adv. in comb, van prov. edities tegen sterk vermin derde prijzen. Bij contract belangrijke reductie. Vraagt inlichtingen: Uitgeverij ..Volk en Bodem". Kortenaerkade 10. Den Haag. HELAAS kunnen we als titel van dit artikel niet nemen: „Oqge dorpsge meenschappen vroeger, nu en in de toe komst." Vroeger kon men spreken van een dorpsgemeenschap, waarvan de leden el kaar en uit kracht van him lid zijn van de dorpsgemeenschap, bijstonden bij geboorten, huwelijken, natuurrampen, ziekte en do<Jti, kortom 'van de wieg tot aan het graf In letterlijken zin hield men de kerk midden in het dorp, dw.z. er waren wel dorpelingen die geen be lijdend lidmaat der Ned. Herv. Kerk waren, maar door onderscheid te ma ken tusschen de z.g. „breede" en de .smalle" gemeente slaagde men er in om ook via de kerk een zekeren band te leggen tusschen alle inwoners van het dorp, van welke Godsdienstige gezind heid ze dan ook mochten zijn. Wij willen dien ouden tijd niet gaan idealiseeren. Integendeel o.i. is veel in de gemeenschap te gronde gegaan, door dat de gemeenschapszin niet sterk ge noeg was om zich bij veranderde om standigheden aan te passen. Het leven, ook op het platteland, is nu eenmaal geen stilstaand samenstel van verhoudingen, doch iets, dat in de loop der jaren voortdurend aan verandering onderhevig is. Men zou, om een woord van dezen tijd te gebruiken, kunnen spreken van een dynamische grootheid. En deze verandering, deze dynamiek, is zeer waarschijnlijk de oude dorpsge meenschap tot een val geworden. Wij plattelanders zijn over het alge meen conservatief. Vooral als het oude gebruiken betreft, hebben we niet graag, dat daaraan getornd wordt. Zeer leerzaam in dit verband is het bekende gedicht van Staring „De hoofdige boer", dat verhaalt van een boer, die iederen Zondag, het bestaan van een gloednieu- wen brug negeerde, door de moddersloot waadde, teneinde de kerk te kunnen be reiken. Zijn voorouders hadden ook nooit een brug gebouwd, zoo redeneer de hij. En waar zij dit gemakkelijk had den kunnen doen en het toch nalieten, zouden zij hiervoor wel gegronde reden hebben gehad. Want het waren wijze menschen. Natuurlijk willen wij .de wijsheid van onze voorouders niet in twijfel trekken, maar wat voor hun tijd goed was, be hoeft niet voor later tijd onder zeer ge wijzigde omstandigheden ook goed te zijn. Zoo was er eens een tijd, dat het dienst personeel van den boer met een zeer laag loon toe kon. Immers voor een' gul den kon men toen nog vrij wat meer koopen dan later („een pondje boter kostte maar een stooter", zegt een liedje over den goeden ouden tijd), 't Personeel at geregeld mee van den tafel van den boer en zijn gezin. Bo vendien, de uitvoer was lang zoo om vangrijk niet als later en veel, wat in onzen tijd duur wordt verkocht, werd toen onder de arbeiders verdeeld. Toen andere tijden het leven duurder maak ten, ook voor het personeel van den boer, was het plattelandsche conserva tisme er de schuld van dat met het ver anderen van het getij niet tijdig de bakens werden verzet. De loonen der landarbeiders stegen niet voldoende, sociale ellende, sociale onte vredenheid, handig door „zekere zijde" uitgebuit, was er het gevolg van. Er was een tijd, dat de dorpsnotabelen, vooral de groot-grondbezitters, het op kerkelijk gebied te zeggen hadden. Een dergelijke geestelijke overheersching werd niet bemerkt omdat er tusschen deze dorpsnotabelen en de rest van de bevolking een nauw contact bestond. Ook in het geestelijke ontliep men el kaar niet veel. Later, toen de „verlich ting" zich ook baan brak in de leidende kringen op het platteland, verzwakte deze geestelijke eenheid. En werden pre dikanten beroepen die hun gemeente vaak niet begrepen en door deze niet begrepen werden. En een onzalige ker kelijke tweedracht was het gevolg. Ook het onderling hulpbetoon moest menige veer laten. Behalve kerkelijke en sociale scheuring leidden de van ouds vergroeide toestan den dikwijls tot conflicten op hygië nisch gebied. Dat een jonge dokter er niet op ge brand was om bij een bevalling of een ernstig ziektegeval geassisteerd te wor den door een dozijn vrouwen, wier be grippen omtrent wat gedaan moest wor den, spotten met de meest elementaire ideeën der gezondheidsleer, laat zich begrijpen, 't Gevolg was, dat dit onder den naam van „burenplicht" bekende onderling hulpbetoon meer en meer werd vervangen door het werk van ver- eenigingen, die stellig veel goeds had den, maar die het leven ten plattelande verkilden en verzakelijkten. Dit over de dorpsgemeenschap in het verleden. Thans over de toekomst. Tegenwoordig over „dorpsgemeenschap" te spreken doet denken aan het geestige blijspel van Multatuli „Aleid", waarin- een strijdster voor het ideaal van wereld vrede voorkomt onder den naam van nicht Temia. Als haar gevraagd werd wat men zal doen indien de een of an dere vorst weigert het algeméene vre- despact te teekenen, antwoordt zij: Bij het haardvuur in een Drentsche keuken. (Foto-Archief A. P.)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 1