Handige oplossingen
Opfokken van konijnen
Rijdende honingfabrieken
KOM, kom, niet het hoofd laten hangen.
Inderdaad is het met de pluimveehoude
rij heelemaal mis, maar dat hebben we voor
25 jaar terug óók al gekend en hoe zijn we
daar toen niet boven uit gekomen! Daarom
is het thans geboden ons weer voor onze taak
gereed te maken, al behoort dit met, verstand
en het noodige beleid plaats te vinden. Orga
nisatorisch wordt daar hard aan gewerkt en
binnen zeer korten tijd zullen daar de resul
taten van zichtbaar worden. Maar iedere
pluimveehouder heeft ook zijn taak en wel
deze: Na te gaan wat er aan zijn pluimvee
houderij kan warden verbeterd, hetgeen dan
in de huisvesting gezocht moet worden. En
al is het een mistroostig gezicht leege hok
ken voor zich te zien, zoo moet hij wat ver
der gaan denken en wel aan den tijd, dat
die weer al of niet gedeeltelijk gevuld zullen
worden. Laat ik de bedoeling van dit ge^_
schrevene eens door een paar voorbeelden
duidelijk maken.
Een boer-kippenhouder beschikte over slechts
één goed hok, dat men op afb. 1 kan aantref
fen en inderdaad af is te noemen. Kijk daar
voor maar eens naar de geopende ramen, on
der en boven in den voorwand. Het meest
rech/tsche gedeelte kan in heit voorjaar bo
vendien ook nog als kuikenhuisvesting wor
den gebruikt. De kuikens blijven daar tot
hun jonge-hennen--tijd in, om dan een deur
verder te verhuizen, dus naar het resteerende
deel, het linksohe van het hok. Om nu de
hennen meer scharrelruimite te geven, wer
den daar enkeLe gelegenheden voor gemaakt,
250oals afbeelding 2 er een paar van weergeeft
en daarover wil ik het thans even hebben.
Onder een gedeeltelijk neerlaten bergkap
en daarnaast een strooien dak, zullen heel
wat hennen een schuilplaats kunnen vinden.
Toch vond onze kippenhouder dit niet vol
doende. De scharrelplaats tevens voerplaats,
moet goed droog en tochtvrij kunnen zijn,
daar het anders geen zin heeft er de kippen
in onder te brengen. Daarom werd de ronde
hut van afbeelding 3 gevormd. Deze hut werd
verkregen, door het stroodak tot op éénrui-
tershoogbe, d.w.z. tot op 1.42 m. van den
grond, te laten zakken en dan rondom dikke
'riinstmestzakken aan latwerk goed vast te
maken, hier en daar onderbreken door een
glasruit ,de zg.n. ééntruiter. Aan de erfzijde
werd een groate opening vrij gehouden, als
boegangsgetegenheid voor dit dagverblijf. Tot
wering van mogelijk binnendringende wind
vlagen, werd daar voor weer een tochtscherm
gemaakt, gevormd door palen en kunst-mes t-
zakken. Door dit scherm langer te maken
dan de „hutopening" was, werd het gestelde
doel bereikt, namelijk een ruim. droog, licht
en tochtvrij dagverblijf.
Men ziet dus, met welke eenvoudige midde
len werkelijk iets goeds kan worden ber&ikt.
Palen, zakken, stroo zijn op elke boerderij
wel aanwezig, de lust om te werken eveneens
en als.men daarbij nog over 1 kilo spijkers
weet te beschikken, och dan kan men soms
wonderen doen en zijn daarmedetevens alle
te maken onkosten opgesomd D. J. H.
Voor de groote schare nog oningewijde lezers
laat hc hier eenige wenken volgen die bij het
doen paren en het verzorgen van het gedekte
materiaal van belang kunnen zijn.
Veler, klagen dat de voedsters zich niet willen
laten dekken. Deze klacht treedt hoofd
zakelijk in den winter en in het vroege voor
jaar op. Oorzaak: gebrek aan bepaalde voe
dingsstoffen. Er ontbreekt iets in het bloed
der dieren, dat we niet bij machte zijn in vol
doende mate via de WTNTERVOEDING toe te
voeren. Knollen, wortels, rapen, goed hooi, ze
bevatten vele stoffen die voor 't dierenlichaam
van veel nut- zijn, maar er wordt iets in ge
mist dat wèl in frfsch gras voorkomt.
Zoodra des voorjaars de dieren dit krijgen,
zijn al de bezwaren bij het dekken als met
één slag verdwenen. Ook het opvreten en het
laten liggen van den worp, zonder er naar
om te zien, moet teruggevoerd worden op het
niet aanwezig zijn van het heerlijke, frissche
gras.
Nooit brenge men den ram bij de voedster in
het hok. Zoo'n voedster voelt zich in eigen
huis. veel te „bazig" en tracht in vele geval
len. den ram te bijten op een plek waar hij
zeer kwetsbaar is, nl. in het geslachtsappa
raat!
Brengt men de voedster bij den ram in het
bok, dan valt dit weinig voor. Wil de voedster
zich gewillig laten dekken (zichtbaar aan de
houding die ze aanneemt; ze licht zich op de
achterbeenen iets op, met de staart in de
hoogte) dan is de dekdaad in een oogenblik
volbracht. Eén goede sprong is geheel vol-
doendP
Laat de voedster den ram niet toe, neem dan
geen toevlucht tot kunstmiddelen in den vorm
van een touwtje om den staart, waarmede
men de voedster tracht op te lichten. Ook al
wordt zoo'n voedster op deze wijze gedekt,
dan komt er toch vaak geen resultaat! Het
dier is immers 'niet „RIJP"! -
Zulke voedsters voere men een veertien dagen
geweekte erwten die tot kiemen gebracht zijn
Ook gekiemde haver is goed). Hierin schijnt,
evenals in jong gras, de stof te zitten die het
bloed zuiver maakt en het dier paringsrijp
doet worden. Trage rammen voere men dit
ook'
De verzorging der dragende voedster: men
plaats haar in een rustig hok, drage vooral
sorg dat ze niet gaat schrikken. Losloopende
hon Jen zijn in dit opzicht zeer gevaarlijk. Als
men zelf in den stal komt. melde men zijn
komst door een paar woorden te zeggen vóór
men de dieren nadert.
Het hok van de dragende voedster moet zóó
groot zijn, dat er een behoorlijke „kraam
kamer" in kan worden gemaakt. Men scheide
dus een deel van het hok hier toe, dóór mid
del van een schotje, af. Een goede nestge-
tegenheid kan men ook maken (tenminste als
het hok zelf flink groot is) door een omge
keerde kist (dus de opening naar beneden)
in een der hoeken van het hok te zetten. In
het voorgedeelte dezer kist make men een
opening waardoor de voedster gemakkelijk
kan passeeren. Met een paar spijkers beves-
tige men de kist even aan den bodem van het
„Bijenauto,s" rijde" door Duitschland
pEN aantal bijenhouders in Duitschland
is op de goedé gedachte gekomen, wa-
geiis min of meer op woonwagens ge
lijkende te laten bouwen, en daarin hun
bijen te huisvesten. Door een auto voor een
dergelijke wagen te koppelen, kan men die
streken bezoeken, welke voor de bijen het
meest in aanmerking komen. Deze werk
wijze leert, dat de productie van honing in
niet onbelangrijke mate kan worden opge-
""~>erd.
Zoo o eerste gezlcM, zou men niet ver-
moeoen, dat diergelijke, op kermiswagens ge
lijkende voertuigen, dienst doen als „paikhuis"
voor bijenkorven. Doch als men den wagen
betreedt, bemerkt men onmiddellijk, dat het
hier geen woonwagen betrefi!
In de lengte loopt een gang* van ongeveer
één a anderhalve meter breedte, en aan
weerszijden daarvan bevinden zich de bijen
woningen, alsmede de kasten en plan-ken voor
de diverse benoodigdheden. Aan tegenoverge
stelde zijde van den ingang bevindt zich het
woonkamertje van den. imker en zijn vrouw.
Erg groot is dit verblijf niet, doch men moet
zich in dergelijke omstandigheden weten te
behelpen en trouwens,, zij zullen het er wel
voor" over hebben, eenigen tijd van het jaar
op minder luxe wijze te moeten leven, dan
zij wellicht gewoon zijn, want het resultaat
van deze methode van bij en houden is dikwijls
verbluffend!
Het voordeel is natuurlijk, dat men de bijen
ten allen tijde in een andere omgeving kan
brengen, iets, dat nog al eens bezwaren met
zich mede bracht. Is een zekere streek afge
graasd - of, om in de bijentermi-nologie te
blijven: uitgezogen - dan koppelt men den
wagen met bijen eenvoudig achter de auto,
die dan het heele geval plus de imker en zijn
vrouw naar een andere omgeving trekt! De
imker lijkt dus wel iets op een schaapherder,
die met zijn kudde steeds nieuwe velden op
zoekt. Het streven der imkers, om de bijen
steeds in de omgeving van bloemen te bren
gen, welke veel honing bevatten, wordt door
het gebruik dezer wagens zeer vergemakke
lijkt. Een aantal Duitse he imkers hebben zich
reeds een dergelijk voertuig laiten vervaardi
gen, en de tot dusverre verkregen resulta
ten zijn zeer bevredigend: de productie van
het „vloeibare goud in glas", zooals romanti
sche Duitschers de honing wel noemen, was
het afgedoopen seizoen aanmerkelijk grooter-
Teneinde het knoeien met honing tegen te
gaan - want hoe dikwijls wordt er honing ver
kocht. welke feitelijk niets met honing uit
staande heeft! - heeft de Duitsche Rijksor
ganisatie van Imkers banderolles in den han
del gebracht, welke slechts op d^é potjes be
vestigd mogen worden, waarin zich honing
bevindt, welke officiéél goedgekeurd is. Z.
hok. In het omgekeerde kistje zal in 99 van
13e 100 gevallen de voedster straks de worp
gaan deponeeren. Men loopt dus geen risico
dat ze den worp door heel het hok verspreid
eal gaan werpen, wat meestal verkleuming der
Jongen tengevolge heeft.
Een dag of vier, vijf vóór den draagtijd ver
streken is. maakt men het hok nog even
grondig schoon en brengt men er een dikke
iaag,kort gesneden stroo in aan.
Ls men zeker dat de voedster geworpen heeft,
dan neme men het dier even uit het h<>k en
gaat men over tot nestinspectie. Zitten er
dooden tusschen, dan verwijdere men dié,
daar anders de levende jongen ook ten gronde
gaan.
Bij al te groote worpen, bv. meer dan 8 stuks,
neme men de kleinste weg en brer.ge nien die
over bij voedsters die ongeveer gelijktijdig ge
worpen hebben, maar waarvan de worp be
langrijk kleiner "was. Bij het overleggen neme
men de pleegmoeder gedurende een half uur
tje bij de jongen weg. opdat de lucht van he*
EIGEN nest flink overgaat op de bi;gelegde
jongen. Alles loopt dan vlot van sta^l!
S.