W enken VAN DE DIRECTIE De invloed van de vorst op groenten en fruit VAN DEN LANDBOUW Bevroren aardappelen De lgng aanhoudende vorst levert vele moeilijkheden op bij het vorstvrij houden van onze voorraden groenten en fruit, doch ook tijdens het transport van grossier naar win kelier en van dezen naar den uiteindelijken verbruiker, zijn de moeilijkheden groot. Men laat niet gaarne zijn producten bevriezen, want dan zijn de aan- en opmerkingen van den kooper vele. Niettegenstaande de vele voorzorgen, die men In acht neemt, zal het toch voorkomen, dat er producten bevriezen en wat moet men hiermede beginnen? Het zal wel reeds alge meen bekend zijn, dat er den laatsten tijd in ons land enkele firma's bezig zijn groen ten en l'ruit in bevroren toestand te brengen en deze producten in dezen vorm in den han del te brengen. Koopt men deze artikelen, dan heeft men dus ook met een bevroren pro duct te doen, dat enkele eigenschappen van het levende mist. Zoo kan men de meeste levende producten bij temperaturen boven het vriespunt geruimen tijd goed houden; met het bevroren artikel is dit echter niet het geval. Zoolang het geheel bevroren is, zijn er geen moeilijkheden; zoodra echter de temperatuur er van.is gestegen boven het vriespunt is de stevigheid in de meeste gevallen verdwenen. De weefselcellen laten het vocht loopen en het product krijgt een vies, week uiterlijk. In dezen toestand gekomen, treedt zeer snel rot- ontwikkeling op; bacteriën kunnen het aan wezige zetmeel en de suikers tot gisting bren gen. In geval we te doen hebben met de be vroren artikelen volgens het snelvriesprocédé is de geheele productie en de distributie er op ingericht, dat men het artikel niet eerder de vriestemperatuur laat verlaten, dan wan neer het direct geconsumeerd wordt. Houden we ons dezen gang van zaken voor oogen, dan Is ook voor vele producten, die tijdens opslag of vervoer in bevroren toestand zijn geraakt nog wel een weg te vinden, waardoor ze op de juiste plaats terecht komen. Zoolang de vorst aanhoudt, behoeven we er ons niet ongerust over te maken, wanneer de kool, spruiten of wortelen bevriezen, mits ze maar in bevroren toestand blijven, totdat ze door den consu ment verbruikt worden. Men zal er dus goed aan doen, niet meer te vervoeren en af te leveren en dus aan bevriezen bloot te stel Ier., dan dat men zeker is, dat men kwijt kan. De huisvrouw zal er ook verstandig aan doen de bevroren producten in geen grootere hoe veelheid te koopen, dan ze binnen korten tijd kan verwerken in haar maaltijden. De opslag van de bevroren groenten moet zoodanig zijn, dat ze in bevroren toestand blijven; dus zoo koud mogelijk. Heeft men een bevroren kool of bevroren wortelen, dan is er niet het min ste bezwaar tegen, deze artikelen buiten te leggen, waardoor ze eventueel nog sterker zullen doorvriezen. Ook met witlof kan deze werkwijze geen kwaad. Men dient echter voor al niet de producten in een verwarmd ver trek of bij den kachel te leggen om ze te ontdooien. Voorzoover het noodig is om zand en vuil te verwijderen, kan men de produc ten vlak voor de bereiding van het eten even ontdooien, zoodat het buitenste verwijderd kan worden. Indien eenigszins mogelijk -doet men echter het beste, door de kool, wortelen enz. in bevroren toestand in een pan te doen met kokend water. Men krijgt op deze wijze het meest smakelijke product en men krijgt zoo min mogelijk verlies. Groenten, die bevroren zijn geweest en eeni- gen tijd blijven staan in ontdooiden toestand, kleuren spoedig bruin. Het leven is verdwe nen; de enzymen, die met behulp van de zuurstof uit de lucht de bruinkleuring van den celinhoud veroorzaken, zijn echter werkzaam gebleven en zij doen hun werking gelden, zoodra de luchtzuurstof weer vrij spel in het ontdooide product heeft gekregen. Ook de sporen van schimmels en de bacterienkiemen blijven in leven op het bevroren product. Zoo- tang het artikel bevroren is, kunnen zij moei lijk vat krijgen, omdat het water in bevroren toestand verkeert. Zoodra echter is er weer water ter beschikking of ze kunnen hun ver nietigende werking beginnen, nu ook niet meer tegengehouden door de actieve verwe ring van het levende organisme. Hetgeen voor groenten geldt, geldt evenzeer voor vruchten. Appelen in bevroren toestand zien er als normaal nit, bij ontdooien worden ze echter zeer spoedig bruin. Om direct in rauwen toestand te eten is de vrucht als regel te koud naar onzen zin; laat men ze eerst ontdooien, dan wordt ze zoo snel bruin, dat het aantrekkelijke er meestal af is. Koopt men de vruchten echter met het doel om ze tot moes te verwerken, dan is er ook tegen en bevroren appel weinig bezwaar. Het beste doet men dan door de vrucht even af te spoelen onder den kraan en daarna in stuxkeu gesneden of desnoods in zijn geheel in de pan te werpen. Schillen, klokhuis en pitten kan men na het koken met behulp van een zeef verwijderen. Voor zoete appelen is de be werking dus al weinig verschillend met die onder normale omstandigheden. Appelen, die niet al te ernstig bevroren zijn en b.v. geen lagere temperatuur dan 3 a 4 gr. C. onder nul hebben meegemaakt, blijven in vele gevallen ook na het ontdooien nog in goede conditie. Ze hebben dan niet zooveel geleden, dat ze reeds gedood zijn er. duurt de bevroren toestand/ niet al te lang, dan kun nen ze na ontdooien hun levensprocessen weer normaal voortzetten. Appelen en peren, die onder deze omstandigheden verkeeren, dient men buitengewoon voorzichtig te be handelen. Stooten en schudden veroorzaakt in' dergelijke gevallen meer schade, dan het bevriezen op zichzelf. De stootplekken worden wel bruin na ontdooien en gaan' spoedig tot rotting over, terwijl de rest van de vrucht in ieven kan zijn gebleven. Het beste' doet men door met een klein partijtje, b.v. enkele exem plaren te probeeren in welke mate de vorst- beschadiging heeft ingewerkt. Het ontdooien moet dan geschieden, door de vruchten voor zichtig in een omgeving te plaatsen, waar de luchttemperatuur slechts enkele graden bo ven het nulpunt is. Na een dag snijdt men de vruchten door en bekijkt het resultaat en ^handelt dienovereenkomstig. Is het resultaat gunstig dan behandelt men de rest evenzoo, doch men dient dan wel te bedenken, dat de houdbaarheid van die vruchten wel heeft ge leden en dat men ze dus niet mag vergelijken met vruchten, die in het geheel niet bevro-, ren zijn geweest. Een bewaartijd van enkele weken is echter meestal nog wel mogelijk. Wat doet men echter met grootere partijen bevroren groenten? Indien een afzet door geleidelijke verkoop in bevroren toestand niet mogelijk is, omdat de partij daarvoor te groot is, wordt het, geval moeilijker. Uit den aard der zaak zuilen het niet veel producten zijn, waarmee dit het ge val kan zijn. Voor wortelen is moeilijk een oplossing te vinden anders dan als veevoeder zoolang dit nog mogelijk is. Voorts zou men eens kunnen beproeven de wortelen te koken of te stoomen en daarna in een kuil met wat karnemelk tot gisting te brengen. Mogelijk zijn ze op deze wijze nog ais varkensvoer te benutten. Heeft men een groote partij kool, dan zal men het beste doen, door deze zoo spoedig mogelijk tot zuurkool te verwerken. Voor witte en savoyekool is dit niets onge woons. Voor roode kool is mogelijk de kleur en bezwaar, hoewel het eindproduct als zoo danig waarschijnlijk niet minder in voedings waarde zal zijn. Men kan hiermede althans de proef nemen, daar de kosten welke er aan verbonden zijn niet veel bedragen. Wanneer onze aardappelen bij het opdienen zoet smaken, wordt in den regel aangenomen, dat deze bevroren zijn geweest. Dit behoeft echter niet het geval te zijn. Zij, die wel eens aardappelen in een koelhuis hebben opgesla gen, zullen dit wei reeds ondervonden hebben. Wanneer aardappelen gedurende langen tijd aart een lage temperatuur worden blootge steld, kunnen deze zoet worden. In de aard appelcellen bestaat een zeker evenwicht tus- schen zetmeel en suiker. Tijdens de ademha ling wordt suiker verbruikt; het wordt met behulp van zuurstof uit de lucht tot koolzuur en water-lamp verbrand. Bij hoogere tempera tuur gaat deze ademhaling sneller en wordt dus meer suiker verbruikt. Daarnaast wordt tegelijkertijd steeds weer suiker uit zetmeel gevormd en ook dit proces gaat sneller naar mate de temperatuur hooger is, getuige het spoediger oud en uitgeleefd worden van de aardappel bij een hoogere bewaartempera- tuur. Door het doen dalen van de tempera tuur worden beide bovengenoemde processen niet in de zelfde mate beinvloed. Het verade- mingsproces wordt sterker geremd, dan de om- Regeling inzake het zouten en ver voeren van garnalenpuf en -doppen De Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Visseherij maakt bekend, dat met ingang van 19 Februari 1942 het zou ten en vervoeren van gekookte, zoowel als on gekookte garnalenpuf, alsmede garnalendop- pen slechts toegestaan is: a. aan hen, die als georganiseerde zijn aange sloten bij de Nederiandsche Visscherijcen- trale en als zoodanig zijn toegelaten tot de groep „Zouters"; b. indien voor het zouten en vervoeren door de Nederiandsche Visscherijcentrale een vergunning onderscheidenlijk een geleide- biljet is verleend. Aan deze vergunning kun nen voorwaarden worden verbonden, terwijl op het geleidebiljet het traject wordt aan gegeven, waarvoor het vervoer is toege staan. zetting van zetmeel in suiser. Uevojg is dus, dat er zich bij een lage temperatuur meer suiker vormt dan er verbruikt wordt. Aan vankelijk bemerkt men dit niet en eerst wan neer de hoeveelheid suiker een zekere g.ens heeft bereikt, bemerkt men een afwijkende 6maak. Naarmate de temperatuur, waarbij de aardappelen gelegen hebben, lager is geweest en naarmate ze langer heeft ingewerkt, is het eoet worden verder voortgeschreden. Zou men aardappelen direct na den oogst bij een con stante temperatuur van 1 graden C. opslaan, dan zouden ze na een. maand al bijna on genietbaar zijn. Verschillende rassen gedragen zich in dat opzicht verschillend. Wil men aardappelen over langen termijn in een koel huis bewaren, dan mag de temperatuur niet lager dan 6 a 7 graden C bedra'^r Waarom zijn nu niet alle aaraapptien uit de kuil zoet? De temperatuur hierin kan drie weken en meer tusschen 1 graden en 3 graden C. schommelen, terwijl zich toch nog geen verzoetingsverschijnselen voordoen. Dit komt, omdat de temperatuur in de loop van het sei zoen dan zeer geleidelijk gedaald is. De aard appelen zijn dan als het ware gehard en het „versuikeringsproces" zet niet zoo snel in. Het vindt echter plaats, doch veel minder plotse ling. Op den duur worden echter ook deze aardappelen zoêt. Dit geval kan zich voor doen in dezen winter, nu de temperatuur zoo buitengewoon lang op een laag niveau is ge bleven. We hebben dus niet te doen met aardappelen, die bevroren zijn geweèst Bestaat er een mogelijkheid om zoet gewor den aardappelen weer te regenereeren? In vele gevallen is dit mogelijk, doch niet altijd. Of het lukt, kan men niet eerde.- zeggen, dan wanneer men het geprobeerd heeft. Het re genereeren kan geschieden, door de aardap pelen aan een hoogere temperatuur bioot te stellen en ze hier eenigen tijd bij te laten 6taan. Deze temperatuur zaminsten 1520 graden C mo. „en bedraaci e: i> ernstige gevallen kan het proces 2 a 3 weken in- beslag nemen. Is de temperatuur te lang te laag ge weest. dan worden de aardappelen niet meer normaal. Wanneer zijn de aardappelen werkelijk bevro ren geweest? Het is mogelijk, dat ze bevroren zijn, zonder daardoor te sterven. In dat geval kunnen ze zoet zijn geworden. Of regeneratie dan mo gelijk is, is niet bekend. Ook is het mogelijk, dat ze niet zoet zijn geworden, doordat het bevriezen vrij plotseling heeft plaats gevon denden. In den regel zullen ze dan echter te veei geleden hebben om nog lang mee te kun nen gaan. Aardappelen, die tijdens het vervoer of bij opslag door en door bevroren zijd, zijn r.a- tuurlijk dood. Voor zoover men ze direct in bevroren toestand kookt, bestaat tegen deze aardappelen niet het minste bezwaar. De schillen kan men na het koken afpellen. Heeft men met groote hoeveelheden aardap pelen te doen. die werkelijk bevroren zijn, dar, zal men er goed aan doen deze partijen zoo spoedig mogelijk te koken of te stoomen en daarna in te kuilen en te laten verzuren met karnemelk. Men kan er dan als veevoe der nog over blijven beschikken. Vermoedt men, dat de aardappelen in den kuil werkelijk bevroren zijn, dan is het 't verstandigste die kuil zoo spoedig mogelijk te openen en de partij te behandelen als omschreven. Laat men ze te lang zitten, dan loopt men de kans, dat alles tot rotting overgaat en is alles ver loren. T. VAN H.TET.F, li

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11