Boerenleider, gij kunt op mij rekenen
Ie Jaargang No. 8
Donderdag 26 Februari 1942
Kil
Voorman OLDENBANNING aanvaardt zijn functie
KLW/IA
Dit weekblad wordt aan de leden d. Neder-
lan&schen Landstand kosteloos toegezonden.
Voor niet leden:
5.per Jaar
t 1.25 per 3 mnd.
1 2.50 per Jaar i voor iedere provinciale
1 0.65 per 3 mnd. l editie meer. Inc.k. 15 ct.
voor het blad van één prov.
KED ACTIE-ADRES
GROOTE MARKT 20, GOES
Adv.'prljzen: geh. oplage 1.75 p. r. voor gew.
adv.; 4.75 p. r. voor Ing. Med. KI. adv. in 1
prov. blad: 50 ct. voor 1-20 woorden, 10 ct. voor
iedere 5 woorden meer, alleen bij vooruitbetaling.
Gelegenheid tot plaatsen van adv. in comb, van
prov. edities tegen sterk verminderde prijzen.
Bij contract belangrijke reductie. Vraagt inlich
tingen: Uitgeverij „Volk en Bodem", Kortenaer-
kade 10, Den Haag.
De installatie van den Landstand in de provincie Drenthe was wel een
zeer bijzondere, omdat tegelijkertijd de Drentsche boer-burgemeester
E. Z. Oldenbanning werd geïnstalleerd als voorman van den Neder-
landschen Landstand. Bij het aanvaarden van deze zoo belangrijke
functie sprak boer Oldenbanning een rede uit, waarin hij als oud
voorzitter van den Nationalen Bond Landbouw en Maatschappij nog
eens de tienjarigen strijd in het verleden de revue deed passeeren
en welke rede tevens als het program van den Voorman kan worden
aangemerkt. Dit belangrijke feit geeft ons aanleiding deze rede
woordelijk af^ te drukken in alle edities van
,,De Landstand"
Voorman Oldenbanning
Boerenleider, Volksgenooten,
BDERENLEIDER, mag ik beginnen, U dank te zeggen
voor het vertrouwen dat gij in mij gesteld hebt,
mij te benoemen als Voorman van den Nederland-
schen Landstand. Ik weet, dat de verantwoordelijk
heid die ik op mij neem, buitengewoon groot is. Ik
weet ook, dat de eischen, die de functie van Voor
man stelt, grooter zijn dan de gaven, waarover ik
beschik. En niettegenstaande dit alles, ben ik bereid,
U als voorman te dienen, omdat ik meen, dat juist
In een tijd als de tegenwoordige, waarin Land en
Volk in nood verkeeren, niemand aan de kant mag
blijven staan, wanneer men wordt geroepen om als
soldaat al is het dan ook van het thuisfront
zijn land en volk te dienen.
Boerenleider, tegenover het Drentsche bóerendom,
hetwelk in den vrijheidsstrijd van den boer in Neder
land voorop is gegaan in L. en M., in het Boeren-
front, in het Agrarisch Front en ook weer in den
Nederlandschen Landstand, beloof ik plechtig, dat ik
zal trachten met den vollen inzet des persoons naar
eer en geweten U te steunen in Uw schoone doch
moeilijke opgave. Boerenleider, gij kunt op mij
rekenen.
Doch daarnaast is de Landstand de verwezenlijking
van datgene, waarvoor in Drenthe de strijd voor 10
jaren is aangebonden, nl. de bewustwording van
den boer om zich vrij te maken van partijpolitiek,
stedelijke industriëele en kapitalistische overheer-
sching, wanbegrip enz. Wanneer wij als pioniers in
dezen vrijheidsstrijd op een dag als deze, die toch
beschouwd kan worden als een mijlpaal in onze
boerengeschiedenis, een oogenblik met onze ge
dachten stil blijven staan bij alles wat zich hier in
Assen als centrum heeft afgespeeld, dan zien wij
nog de groote boerenbijeenkomsten, hetzij in den
vorm van protestvergaderingen of als landdagen,
waar duizenden en duizenden boeren zich verza
melden, om niet alleen uiting te geven aan het
groote onrecht, dat hen werd aangedaan, doch te
vens om begrip der dingen op te doen en ons
saamhoorigheidsgevoel aan te kweeken. Wij zien
dan twee jonge boeren uit Anloo, Hamming en
Dieters, die trachten anderen a^n zich te ver
binden. Wij zijn één en al gehoor wanneer de
Zeeuwsche boer uit Wijster, De Lange, zijn vlijm
scherp betoog houdt, wij grijpen naar ons strijdblad
van de boerenbonden, geredigeerd door den jon
gen man ter Haar van Ruinerwold en steeds is
het weer J a n S m i d uit Voorburg, die ons voor
houdt: „Boeren, gij moet U politiek organiseeren,
want bedenkt wel, dat zoo gij U niet met de politiek
bemoeit, de politiek dit wel met U doet". Dit waren
in den beginne wel eens-ijdele klanken voor ons.
Doch hoe hebben wij later de juistheid hiervan er
varen. De politiek in Nederland en wel in het bij
zonder de partijpolitiek, heeft niet alleen ons als
boeren tegenover eikander uitgespeeld en ons be
drogen, doch tevens het geheele Nederlandsche
volk ten gronde gericht. Zoowel sociaal-economisch
als cultureel. Een vijfde gedeelte van ons volk was
aangewezen op de werkloozenuitkeering. De niets-
nutters in ons land werden enkele malen meer be
taald dan de zwoegende boeren. Degenen, die door
harden arbeid en groote zuinigheid iets hadden op
gespaard, zij moesten deze zuurverdiende pennin
gen eerst opteren voor zij in bescherming wercJen
genomen, terwijl degenen, die violen hadden laten
zorgen op het eerste sein werden geholpen. De
gegronde boerencultuur, die uitging van Godsver
trouwen, traditie en volksche gebondenheid, moest
plaats maken voor de stedelijke asfaltcultuur waar
aan elke stijl en lijn ontbrak, juist doordat zij niet
gebonden was aan het volk, maar den neger en hot-
tentot als motief nam. Een maatschappij, die ging in
de zoo juist geschetste richting móest ten gronde
gaan. Men had het verband met den boer en den
bodem verloren en het beeld der maatschappij ge
vormd in de groote stad, tusschen hooge muren en
groote boekenkasten. Men besefte niet de juistheid
van de stelling, neergeschreven door den Duitschen
econoom Dr. Eduard David in zijn boek Socialismus
und Landwirtschaft: de poort die leidt tot een goed
begrip van de maatschappij staat in den Landbouw
en niet in de industrie en in de stad.
DRIE BELANGRIJKE PUNTEN.
Het lijkt mij gewenscht, dat juist in den tegenwoor-
D OER Oldenbanning werd op 23 Sep-
■*-* tember 1889 in 't Oost-Drentsche
lorp Dalen geboren en kwam op 11-
arigen leeftijd met zijn ouders op een
ian zijn familie toebehoorende boerde
rij in de gemeente De Wijk te wonpi.
tfa de H.B.S. te Meppel te hebben door-
oopen bezocht hij van 1905 tot 1907 de
landbouwschool te Wageningen.
Op de boerderij teruggekeerd heeft hij
dch sterk toegelegd op de veefokkerij
en wist na 1913 zelf boer zijnde, zich
een groote naam te verwerven op het
gebied der zwart-bont-fokkerij. De stal
Oldenbanning wist verschillende malen
de hoogste onderscheiding in de wacht
te sleepen.
Tot 1932 kwam Oldenbanning in het
landbouw organisatorische leven weinig
naar voren, terwijl hij zich ook op poli
tiek gebied weinig bewoog.
Toen echter in het najaar van 1931 de
boerennoodklok over het Drentsche land
werd geluid, was Oldenbanning een der
eersten, die begreep, wat er van hem
gevraagd werd. Toen in Januari 1932
de Drentsche Boerenbond werd opge
richt. behoorde Oldenbanning tot het
voorloopig bestuur. In Mei 1933, bij de
>prichting van den nationalen bond
.Landbouw en Maatschappij", kreeg hij
ie voorzittershamer.
Tot het tijdstip dat de fusie tusschen
iet Boerenfront der N.S.B. en „Land-
x>uw en Maatschappij" tot stand kwam
was de pas benoemde voorman van den
Landstand d e leidende figuur in 'e
>rganisatie van het ontwakende platte
land.
fn het Nederlandsch Agrarisch Front
was Oldenbanning lid van den raad
van Bijstand, en als zoodanig gemach
tigde voor de Noord-Oostëlijke gouwen
van het N.A.F. Als zoodanig leidde hij
vorigen zomer den grooten boerendag
te Rolde, waar tienduizenden zich _"t-
spraken tegen het bolsjewisme en
voor het nationaal-socialisme.
Sedert Augustus 1941 is Oldenbanning
burgemeester van De Wijk. Voorts was
Oldenbanning voorzitter van de com
missie dr. Posthuma voor de gewesten
Drenthe. Overijssel en de Veenkoloniën,
verder secretaris der coöperatieve zui
velfabriek „Haalweide", vice-voorzitt:*-
van het departement De Wijk van de
Maatschappij tot Nut van het Algemeen
en bestuurslid van de Z.W Drentsche
- Hyppische Vereeniging en van nog tal
van andere organisaties en vereenigin-
gen.
voegen.
Deze personeele persoonsverantwoordelijkheid vall
digen tijd, nu de koers radicaal wordt herzien, deze
eenvoudige, doch zoo buitengewoon belangrijke
waarheden nog eens in ons geheugen worden op-
'gefrischt en niet te veel verloren gaan in het hui
dige krijgsrumoer. De oorlog gaat door, doch de
economische en sociale grondslagen van een volk
kunnen niet worden losgelaten; deze gelden zoowel
in tijden van oorlog als vrede en wel:
1. De Landbouw is de grondslag van het ge
heele maatschappelijke leven.
2. Onze innerlijke drang naar sociale gerech
tigheid is niet vereenigbaar met het vrij
handelsbeginsel doch stelt zich op de basis
der or.deningsgedachte.
3. Onze sociale politiek moet worden opge
bouwd op het beginsel der personeele be-
staansverantwoordelijkheid.
Dit punt lijkt mij van zoo groot principiëeie betee-
kenis, dat ik meen hier iets a«n te moeten toe«