In twee deelen uiteen. In de eerste plaats moet m.l. ieder mensch zooveel mogelijk de verantwoorde lijkheid dragen voor datgene, waarvoor hij in de maatschappij is gesteld, dus ook voor het bestaan van zich en zijn gezin, in tegenstelling met de com munistische leer, die de bestaansverantwoordelijk- heid van den persoon wil overdragen op de ge meenschap. En in de tweede plaats is de staat als gemeenschap verantwoordelijk voor alle volksge- ncoten en dient de mogelijkheid gevonden te wor den dat ieder mensch ook de eerstgenoemde vet- antwoordelijkheid kan dragen. Volksgënooten, ik heb U nog eens in het kort de grondslagen genoemd, die Smid uit Voorburg op economisch en sociaal terrein heeft gelegd, en ik meen dat vöor de toekomst deze ais richtsnoer zul len moeten gelden. Dus niet de stelling van den egoïst die zegt: ieder voor zich en God voor ons allen, doch het gebod: „Hebt Uw naasten lief als U zeiven" moet voor U en mij een richtsnoer zijn. Dan zal het mogelijk worden een nieuwe volksgemeenschap op te bouwen, waarin rust en vrede, geluk en welvaart heerschen. De verantwoordelijkheid zullen wij moeten aanvaar den op al onze levensterreinen, zoo ook op de plaats waar wij zijn gesteld in den Landstand. Doch wanneer wij de verantwoordelijkheid op ons moeten nemen, dan meen ik dat dit alleen kan, wanneer wij de leiding hebben over de daden waarover wij rekenschap moeten afleggen. Leiding en leiderschap eenerzijds en verantwoordelijkheid anderzijds zijn twee aan elkander verbonden begrippen, maar dan ook alleen in de genoemde volgorde. Voor Uw geestesoog wil ik nog enkele figuren too- nen als: Geert Ruiter uit de Knijpe. Hoe heeft zijn scherp gesteld betoog ons niet steeds geboeid, ik denk verder aan onze Drenthen: Weyer, Boele Geerts en aan zoovele anderen. Alle oud-strijders, d'e de partijpolitiek in Nederlantf onbevooroordeeld hebben getoetst aan de praciijk. Zonder vooringenomenheid heb ben zij allen de keuze gedaan in de richting der nieuwe orde. In nationaai-socialistische richting zal men moeten koersen, wanneer het schip van staat weer vlot zal worden gebracht. Dat 'ik voor Smid een uitzondering moet maken betreuren wij allen, doch het is ook weer te billijken, dat. iemand na een leven vol strijd oo 77-jarlgen leeftijd de strijdbijl begraaft. VAN EEN SLAPPE STROOHALM. Boerenleider, de volbloed strijders uit den boeren oorlog in Nederland volgen U in den Landstand en sluiten zich bij Uw strijdmakkers uit het Boerenfront aan. Wij zullen onder Uw bezielende en doortas tende leiding zeker de overwinning behalen. Er is een Fransch spreekwoord dat zegt „l'histoire ce repète", wat wil zeggen „De geschiedenis her haalt zich". Toen de boerenstrijd in Nederland zich voltrok heeft zich een groot deel van de leidende figuren in de oppositie gezet. Toen dat later aan de hand van de feilen niet meer mogelijk was, is die tegenstand over gegaan in een zekere passiviteit. En nu op dit beslissende moment, nu de eindstrijd gestreden moet worden voor de uiteindelijke over winning, zijn zij weer onze tegenstanders, zeer dik wijls onder den invloed van zg.n. intellectueelen. „De oorlog is nog niet ten einde en Engeland kan nog wel eens winnen", is hun motief om niet alleen niet mede te doèn, doch alles zooveel mogelijk te torpedeeren. Hoe is het mogelijk, dat men zich nog vast kan klampen aan zoo'n slappe strcohalm. Doch laat men zich toch goed realiseeren, dat de uitslag van den oorlog niet afhankelijk is van hun al of niet mee doen. Zij moeten den Landstand steunen, omdat hij is in het waarachtig belang van den Nederlandschen boer. Mochten hun verwachtingen uitkomen, laten wij ons dan voor gezegd houden, dat de Landstand met boerenleider Roskam verdwijnt. Maar dan komt Chris van den Heuvel met zijn C.B.T.B., Ruyter uit Arnhem met zijn A.B.T.B. en H. D. Louwes met het K.N.L.C. weer aan bod. Dan komen er weer Bonden van kleine boeren. Hypotheek- en Pachtboeren, van kaasboeren, van klei- en zandboeren en van wat niet al. Dan komt Zwanenberg uit Oss en Van den Berg met zijn Unilever ons weer de landbouwpoli tiek brengen en dan kan het spel weer van voren of aan beginnen. DE WERKELIJKHEID IS ANDERS. Laat men zich echter niets op de mouw laten spel den, zich geen illusies maken, maar zich op de wer kelijkheid instellen. Het nieuwe, dat komende is, is niet tegen te houden. De samenbundeling van krachten houdt niet op bij de landsgrenzen, doch voltrekt zich over de gansche wereld. Aan den op bouw van een nieuw Nederland in een nieuw Europa moet iedere waarachtige Nederlander mede werken, die de nieuwe geestesgesteldheid aan vaardt. Er ligt voor ons volk een grootsche taak: de bevor dering van den geest van samenwerking in het nieuwe Europa van Hamerfest tot de Rots van Gi braltar, van Rotterdam tot Constantinopel. Daarvooï is geen persoonlijk offer te groot. Het vraagt van ons boeren de geheele inzet van onzen persoon. BOERENLEIDER GIJ KUNT OP ONS REKENEN! X7 ELEN van ons hebben het den Boeren leider wel eens hooren zeggen, als hij sprak over hen, die niet dadelijk met hart en ziel qp.n den nieuwen opbouw van de boer en-levens gemeens chap mee willen wer ken: tot nu toe hebben we hen hun kans gegeven om als eerlijke mannen met ons samen te werken. Maar hun zij het gezegd: Maarten Luther sprak eens de woorden: hier sta ik, ik kan niet anders welnu, ik zeg thans: hier sta ik, maar ik kan het ook anders.! v Het kan ook anders, daar heb je weer zoo'n paar woorden, die in alle simpelheid van ontzaglijke beteekenis kunnen zijn. Het is een woord voor een sterke man, zoo als ik dien in den geest voor me zag, toen ik daar verleden week over schreef. Iets te doenmaar het ook anders te kun nen, dat is het bewijs, dat men zichzelf in de macht heeft en wie daarom zoo'n uit spraak kan doen, die moet verzekerd zijn van zijn kennen en kunnen, dat is een man van rustige kracht. Wij, boeren, zullen in velerlei opzicht goed doen, de zinspreuk: ik kan het ook anders, eigen- te maken en haar dan ook in de daad om te zetten. Ik dacht daar zoo aan, toen ik dezer dagen in een geschrift van een tijdje geleden een man van wetenschap hoorde uitpakken tegen hen, die van het de wereld beheer schende intellectualisme niet veel meer moeten hebben. Het is de dwaasheid gekroond, zoo schreef de hooggeleerde heer, als men som mige gangmakers hoort uitpakken tegen het intellect, alsof dit niet zijn zegeningen niet het minst heeft ge schonken juist aan die groepen, die men te genwoordig tegen de intellectueelen in het harnas jaagt. Wat heb ben de predikanten en andere cultuurdra gers niet gedaan om het leven van het plat telandsvolk te verlichten, hoeveel dankt men aan dorpsschoolmeester, zonder wie het boerenvolk nooit, zelfs nu nog niet, zijn organisaties in de rechte banen zou kun nen houden." Ik heb daar een poosje stil over zitten nadenken, want vele lezers van „De Land- stand weten het wel, ik ben niet heelemaal onschuldig aan den strijd tegen het intel lectualisme. Inderdaad, dorpsonderwijzers hebben allerlei organisatiewerk voor de boeren gedaan in den tijd, dat dezen er de vingers nog min der dan tegenwoordig naar stonden om de pen te gebruiken. Dominees en pastoors hebben heel wat tijd aan hun geestelijk herderschap tekort gedaan om met de stof felijke belangen van de boeren in parochie en gemeente bezig te zijn. Maar ik heb het altijd gevoeld als een aanklacht tegen ons boerenvolk, als ik in de jaren van de teeltvergunningen een be kenden Drentschen pastoor in de herb erg- zaal zag zitten om aardappelkaarten uit te reiken of als ik hem in den wagen Zag rij den om een bestuursvergadering van het A.V.B. te gaan bijwonen. Dan kreeg ik het gevoel, dat ik me scha men moest en dan rees de vraag bij me op: zijn daar nu onze boeren te stom voor? Kunnen ze dat niet zelf opknappen? En het ergste hinderde me de onderdanige verheerlijktheid van de boeren, die het een heele eer schenen te vinden, hun pootver- gunning uit handen van meneer den pastoor te mogen ontvangen. Zoo'n pastoor toch! Wat een eenvoudig braaf mensch, dat ie dat allemaal voor ons doen wil, las je hun van het gezicht. In dit opzicht is het tijd om een streep te trekken en te zeggen: wat geweest is, dat is geweest,-maar het kan ook anders, het kan ook zoo, dat wij onszelf redden! Het gaat hiermee in het klein alweer net als in het groot. Het democratische tijdperk was het tijdperk van de menschen, dia anderen noodig had den, de tijd van gunsten van ontwikkelden aan onontwikkelden, van gehaaiden en stom merikken en daarop bemistte heel het stel sel van verkiezingen en baantjes fokkerij, dat het volk noodlottig worden moest. In dat tijdperk bijvoorbeeld, regeerden in een hoofdstad als Berlijn mannen, die met de hoed in de hand naar Genève togen en daar minzaam te woord gestaan werden door welgedane heeren uit Londen en Pa rijs, die wel eens zouden zien, wat ze kon den doen voor meneer Stresemann en me neer Brüning. En het Duitsche volk bracht zijn schattingen op, de boeren verkommer den op hun alles te kortkomende hoeven, de arbeiders liepen bij mïllioenen werk loos armoe te lijden, het volk verkommer de en mo'est nochtans gelooven, dat de hee ren het wel meenden. Toen stond Adolf Hitler op en zei: het kan ook anders. De Duitsche arbeider vond werk, de Duitsche boer zag zijn bedrijf ge waarborgd en de vriendelijke heeren waren met één slag overbodig geworden. In hun verontwaardiging deden zij net als kinderen, die hun zin niet krijgen en dan soms hun mooiste speelgoed kapot maken. De heeren stuurden het op een oorlog aan en zij laten liever de wereld, die zijzelf zoo graag een beschaafde wereld noemden, ka pot bombardeeren dan dat zij in die wereld niet den baas zouden spelen. Maar omdat het inderdaad anders kan, zul len zij hun zin niet hebben en zal het einde van den oorlog een ander wezen dan zij zich voorstelden. Net zoo zal het den heeren vergaan, die met kwaaie gezichten hier en daar bij mekaar hokken, nu de boeren in Nederland gaan zeggen: het kan ook anders en nu die boe ren zich klaar maken om zelf het roer in handen te nemen. Als het daaraan toe is en de boeren zijn er wezenlijk klaar voor, dan wordt er een heeleboel onnut Jieerengedoe" overbodig en daarmee vervallen allerlei aangename en vette postjes, daarm&é vervalt ook een hee leboel onder danig- heidsbetoon. Dat laat ste vooral is erg voor lieden, die spreken over dienen, maar bedoelen: gediend worden. Och, wat zal het er op veel plaatsen anders gaan uitzien als ons boerenvolk weer, ge trouw aan zijn natuur, rechtopgaande in het leven staat, met den kop hoog op en het hart vrij, trotsch niet verwaand) op het boer-zijn en op het onbezwaarde bezit van de eigen plaats! Zie, om dat te bereiken is het noodig, dat wij de heerschappij van „het intellect" over het platteland breken en wij breken het hierdoor, niet, dat wij geen achting meer heirben voor kennis en kunst, maar doordat wij onszelf eigen maken al datgene, wat noodig is om zelf al onze zaken te kunnen behartigen. Er wordt aan de vorming van de noodige boerenleiders gewerkt en in de naaste toekomst zullen in Rijs en op an dere boerenscholen de grondslagen gelegd worden voor een opbouw van onze boeren gemeenschappen, zooals die geestelijk zijn moet en zooals die in het verl'eden ontbro ken heeft. Het bodemvreemde intellect heeft veel ge daan op het platteland. Het is waar en we vergeten het goede daar van niet. Maarhet kan anders en het moet an ders. Want een van „geleerde heeren" afhanke lijke boer is geen vrije boer, zoomin als een van geldmagnaten afhankelijke boeieen vrije boer is. Dit begrijpen en verstaan on derscheidt den nationaal-socialistischen boe'r van den met de pet in de hand voor de heeren staanden boer van weleer, zooals het een Adolf Hitler onderscheidt van een meneer Stresemann of van een meneer Brü ning, die zich ook zijn aardappelkaar ten door den pastoor liet uitreiken om het zoo maar eens te zeggen. Het onderscheidt ook den Landstand van alle vroegere Boerenorganisaties. Die toch, gingen ook met de pet ifi de hand door het leven en zij stonden in die houding op de stoepen der partijhuizen om te vragen of de heeren leiders asjeblieft de boeren welge zind wilden wezen. De Landstand is van een andere houding. Die zegt, zoodra de zaken geordend zijn, zooals zij geordend moeten worden: dit en dat zijn de rechten van den vrijen boer en de boer zelf zal zorgen, dat daaraan niet te kort gedaan wordt. Het kan andersZOO kan het! D. v. d. B.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2