„Hoe westelijk Noord-Brabant leeft en werkt" De laatste Alvermannekes in Brabant Een goede gelegenheid voor het ware West-Brabant gemist vI Brabantsche sagen: (M.N.) „Hoe Westelijk Noord-Brabant xeeft en werkt", is de titel van een door de N.V. Multi- film te Haarlem in opdracht van de Vereenlgipg „Nederlandsch Fabrikaat", in samenwerking met de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Westelijk Noord-Brabant en verschillende in- dustrieelen vervaardigde rolprent, welke een fil mische samenvatting zou moeten beteekenen van het leven en den arbeid der bevolking in Westelijk Noord-Brabant. Dezer dagen werd in het gebouw der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Westelijk Noord- Brabant te Breda voor een beperkt aantal ge- noodigden een proefvoorstelling van deze film gegeven. Hoewel voor de kwaliteiten van regisseur, Allan Penning en cameraman, Jo de Haas, in ieder opzicht pleit het feit, dat de film de aanwezigen gedurende ongeveer een uur in gespannen aan dacht kon houden, mag daartegenover niet ver heeld worden, dat aan ieder die Westelijk Noord- Brabant inderdaad kent, ongetwijfeld van een film over het leven en werken zijner bewoners gansch iets anders zal hebben verwacht. Het teven en werken van Westelijk Noord-Brabant immfers bepaalt zich in hoofdzaak zeker niet tot de daar gevestigde industrieën als de Hollandsche Kunstzijde Industrie, de Bierbrouwerij „De Drie Hoefijzers", de N.V. Chocolade en Cacaofabriek Kwatta, de N.V. Machinefabriek Breda, de Kandyfabriek te Roosendaal, enz. Voor een ieder, die Westelijk Noord-Brabant wer kelijk kent, zijn deze industrieën slechts een klein onderdeel van het leven en werken zijner bewo ners, temeer daar deze industrieën voor het meerendeel gevestigd zijn in en bij de groote be volkingscentra en niet op het West-Brabantsche platteland, waar het hart van het meerendeel der bevolking klopt. Het is daarom juist, dat ieder kenner van Wes telijk Noord-Brabant bij de vertooning van een film onder den titel „Hoe Westelijk Noord-Bra bant leeft en werkt" in de eerste plaats gedacht zal hebben aan het platteland, waar de bevolking in nauwe verbondenheid aan den bodem in een nijver zwoegen haar gróotsche taak ten dienste van de gansche Nederlandsche volksgemeenschap verricht. Van deze verbondenheid tusschen volk en bodem, welke juist een der e^ëntieele kenmerken is van Westelijk Noord-érabant, blijkt uit de thans ver vaardigde film weinig of niets. Het is waarschijnlijk onjuist de N.V. Multi-film, regisseur Penning en cameraman Jo de Haas, daarvan een Verwijt te maken. Integendeel hebben wij het gevoel, dat zij in het kader van de hen gegeven opdracht in samenwerking met de leden der gewestelijke scenario-commissie van de rol prent gemaakt hebben, wat er van te maken viel. Het feit échter, dat de film vervaardigd werd in opdracht van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, met financieelen steun van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, en van verschillende industrieelen, hield vrijwel noodwendig in, dat het accent zou worden verlegd op het industrieele en dan nog wel op dat gedeelte daarvan, dat door financieele steun de vervaardiging der film mogelijk maakte. Het leven en werken van Westelijk Noord-Bra bant ligt echter voor zeker 90 op een ander gebied dan dat van de industrie n.l. op da^ van den landbouw en juist daarom kan de thans voor vertooning in binnen- en buitenland gereedgeko men film slechts als ten deele geslaagd worden beschouwd en zal zij den toeschouwer, die het gewest en zijn bevolking niet kent, een onjuist inzicht geven in haar leven en werken. Regisseur en cameraman hebben weliswaar het platteland en dus het agrarische gedeelte niet geheel over het hoofd gezien en het hier en daar vernuftig tusschen de industrieën ingelascht, doch het blijft fragmentarisch en blijkbaar opge- nomen om de aandacht op bepaalde industrieën te vestigen. Zoo wordt n.l. een pracht-opname van een schit terend golvend korenveld direct gevólgd door de vertooning van het brouwproces in een moderne bierbrouwerij en enkele opnamen van de West- Brabantsche vlasteelt, dan het verwerken van cellulose tot kunstzijden garen in een kunstzijde fabriek, waardoor ten onrechte den indruk wordt gewekt alsof het graan naar de bierbrouwerij zou gaan en het vdas tfft kunstzijden garens zou worden verwerkt. Omtrent de verwerking van net graan in de groote graanmaalderrjen, hetgeen in dezen tijd voor de voedselvoorziening van zeer groote be- teekenis is, ziet men echter niets, evenmin als van de voor de bodemproductie zoo belangrijke zuivelindustrie, waarvoor Westelijk Noord-Bra bant terecht zulk een groote roep geniet. Ook de beteekenis van de vlascultuur voor huis industrie, waardoor honderden gezinnen ook in dén winter een bestaan vinden, is in de film vol komen verwaarloosd. De vlascultuur beperkt zich tot de opname van een bloeiend vlasveld, van een fragmentarische opname van net zoo moeilijke „vlastrekken" en een van net machinale zwingelen. Van het roten, zoowel van het moderne warm water roten als van het sloot- en dauwroten, het repelen en zwin gelen in huisindustrie, waaraan geheele gezinnen deelnemen, ziet men echter niets. Ook aan Ie veeteelt, den tuinbouw (men denke b.v. aan de frambozen-, de aardbeien- en de erw tencultuur), de boomkweekerijen (Oudenbosch, Zundert en Rijsbergen), de boschbouw (de hout vesterij Breda met het natuurreservaat op de Strijbeeksche heide), de ontginningen en het in cultuur brengen van laaggelegen gronden (Rucphen en de Hoevensche Beemden), het werk der Ned. Heide Maatschappij, enz. wordt geen of vrijwel geen aandacht geschonken. En dan tenslotte ontbreekt ten eenenmale het eigen volksch karakter van het zoo nijvere ge west Westelijk Noord-Brabant. Naast de reeds genoemde gebondenheid tusschen volk en bodem, vindt men in dit gewest de innige godsvrucht, het stevige familieleven, de groote gemeenschapszin en het vasthouden aan tradities en gebruiken van eeuwen her. Dit volksche karakter typeert men niet met een opname van het sporadische kantklossen te 's Gravemoer, van het vervaardigen van pater nosters te Rucphen of van een paar boerinnen met Brabantsche mutsen op de Bredasche week markt. Van een film onder den titel „Hoe Westelijk Noord-Brabant leeft en werkt" had men dan ook andere verwachtingen mogen hebben. Als propaganda voor Nederlandsch Fabrikaat uit het Westen van Noord-Brabant zal de film onge twijfeld waardevolle diensten kunnen bewijzen, waarbij de schaarsche agrarische en natuuropna men het aanzien zullen veraangenamen, doch een juist beeld van het geheele gewest geeft de rol prent niet. Zoo ergens, dan was hier de gelegenheid geweest de volksche verbondenheid tusschen stad en land in een zoo belangrijk gewest als Westelijk Noord- Brabant op de juiste wijze weer te geven, terwijl thans door het vrijwel uitsluitend naar voren brengen..van de industrie de oude schijnbare tegenstelling tusschen stad en land opnieuw wordt geaccentueerd. Het ware daarom wellicht wenschelijk, dat alvo rens deze film voor publieke vertooning werd: vrijgegeven, getracht werd alsnog een dusdanige aanvulling te maken, dat ook het platteland van Westelijk Noord-Brabant, daarin de plaats krijgt, waarop het recht kan doen gelden. LVERMANNEKES waren er in de Kempische geloof". Doch wacht maar, als het rosse maan gouv/en eeuwen geleden in overvloed! Doch thans is, tusschen Vrijdag en Zaterdag bij heldere zijn er géén meer en zelfs onze grootouders kun- nacht, dacht Feer. nen zich nog maar vaag herinneren, ervan ge- hoord te hebben, dat stokoude menschen ze gezien hadden. Maar hoe zij aan hun einde gekomen et voorjaar kwam en op een helderen nacht zijn? Van twee dezer is het bekend en het was werd Heeroom wakker gemaakt. Haastig kwam Peer de schaapdrijver, die er uitvoerig verslag hij naar beneden. „Toch geen bediening, Peer?" van heeft nagelaten. „Neen," fluisterde deze. Weest stil! t' Is Vrijdag, Die twee alvermannekes stonden in den tuin van heldere, rosse maan, de alvermannekes zijn er!" „Heeroom" te Gilze en wel aan den rand van En daar Peer zéér zeker van zijn zaak bleek te den vijver. Kranig stonden ze daar op een mar- zijn, sloeg Heeroom z'n jas om, greep z'n knoes- meren voerstük. De een was een kereltje, sterk tigen mispelaar welke in een hoek van de kamer verweerd door ouderdom. Hij stak de neus in den stond en zeide; ..Komaan, ik volg je." wind, t' hoofd gedekt met zwierigen breeden \yas een prachtige nacht. Eer wolklooze hemel hoed, terwijl een langen witten baard hem tot op en rosse maan. den buik hing. „Kijk," zeide Peer en hij wees naar den vijver De andere was een lief, slank danseresje, zoo )de voetstukken zijn leeg" licht als een veer. Ze droeg de witte boerinne- jjj beerlijken nacht, doorgeurd van bloemen- muts van de Baronnie van Breda en de prach- aroma, waren Kobe en Trinette op liefde wande- tige bruine omslagdoek, met fraaie figuren be- ling uitgegaan. Van uit het dennenbosch weer- werkt. In haar hand hield ze een trommeltje klonken helle dwerglachjes van gichelende minne met belletjes eraan en waarmede zg zwaaide. gekke alvermannekes. Zelfs de nachtegaal hield 't Was dan of je de zilveren klokjes van het sm van kapelleke hoorde! Op beider voetstuk was met „Langs hier," fluisterde Kobe, wat goeden wil hun naam nog te lezen, niet- Ach, de diepe basstem van Heeroom verbrak de tegenstaande de tand des tijds ook hier zijn ver- betoovering! woestend werk had verricht. Onder het ventje Het ritselde en.,.Peer zag Kobe's roode vestje stond Kobe onder 't vrouwde Trinette. Ze waren en Trinette's witte trekmuts schemeren en de heusche, echte alvermannekes. dwergen vliegensvlug voorthollen naar den vijver. Toen Heeroom, een stadskapelaan, als pastoor „Hierdoor, langs dit pad en dan langs het bloem- met grooten luister was ingehaald, vierde gansch bed," hijgde Peer, dochze kwamen te laat, het dorp feest. Alles was met dennengroen ver- want Trinette en Kobe stonden weer op hun voet- sierd op kwistige manier. Een prachtige stoet stuk alsof er niets gebeurd was. Kobe met klare, van gildewagens rolde naar de grens van het H spottende kijkers en Trinette met den glimlach dorp den pastoor tegemoet, vooraf gegaan door van j^ona Lisa, alsof er niets was gebeurd, een eerewacht van boerenjongens. De burgemees- Wel Peer> heb ik gedroomd, of hield ge mij voor ter hield een rede ter verwelkoming, een meisje, den zot>» bromde Heeroom. in wit-satrjnen kleed bood op een zijden kussentje ?En dit dan" zei Peer en hij vees op Trinette, de sleutels der kerk aan. Zoowel op gemeente- the haar handen op den rug had om onder haar huis als op pastorie vloeide na afloop der „blijde openstaande mantel de binders van haar schort incomste" de wijn. En des avonds was het volop vast te knoopen en op Kobe, die onderwijl ge feest in het dorp, dat la giorno was verlicht; dienstig® Trinette's trommeltje onder den arm uit de staminé's klonk muziek en gestamp van hield. de dansende paren. Voetzoekers werden afgescho- Heeroom deed den mond open en riep v, ten en geen kind ging slapen, maar deelde in MZgt ge van God spre(e)kt, het algemeene feest. Zijt ge van den duivel vertrekt". Heeroom was een gezellige groote kerel met pret- En toen er géén antwoord kwam, maakte zich tige manieren en was juist de man om met de van Heeroom een heilige verontwaardiging mees- heidebevolking om te gaan. ter. Hij sloeg met zijn mispelaar beide alverman- Doch met Peer den schaapdrijver die de haag nekes het hoofd af en wier de postuurtje in den aan z'n tuin aan het knippen was, kreeg *!ïtj~ vijver. het al spoedig aan den stok over de alvermanne- En nu zijn er géén alvermannekes meer in de kesBrabantsche Kempen. Kobe en Trinette, die de Peer toch had al verschillende malen met hem laatste waren, zijn toen van kant gemaakt over deze alvermannekes gesproken, over nik- Doch komt men op een schoonen zomeravond kers, weerwolven en tooverheksen, van de varen- langs den vijver, dan hoort men zoo zeggen de vrouw, enz. Maar Heeroom schudde hierover ze tenminste nog wel eens zuchten in het telkens het hoofd; hij geloofde er nu eenmaal water. niet aan! En daardoor zondigde hij tegen den „Trinette, waarom knoopte gij niet wat rapper Brabantsch-Kempischen geest. Grommend trok Uw schort?" Peer zich tenslotte terug. „Dat stadsvolk" en „Kobe, waarom vergat gij mg m'n trommeltje daarmede bedoelde hij Heeroom „heeft geen terug te geven?" de S.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 4