ZAAITARWE f Een late voorjaarsoogst in den tuinbouw V De ieelt van II T OOR de vierde achtereenvolgende maal heeft de winter weinig medewerking verleend. Voorat m dit jaar, nu alles gezet was op een overvloedige en vooral vroege oogst van jonge gewassen, is de teleurstelling dubbel groot. Want, hoewel het nog wat vroeg is om al definitief afscheid van den winter te nemen, thans kunnen wij reeds zeggen, dat de komende voorjaarsoogst als gevolg van het koude weer, de sneeuw en de steeds wisselende vorst en dooi in de afgeloopen dagen, met enkele weken is verlaat. In de glasdistricten was al heel wat aan jong goed in de kassen en warenhuizen uitgeplast en afgaande op de berichten, die ons uit verschillen de gebieden bereiken, kan men vaststellen, dat hieronder een ware ravage is aangericht. Op de eene plaats zal de schade een wat grooteren omvang hebben aangenomen dan elders, doch ge middeld moet men met een verlies van 50 pCt. van het reeds uitgezaide en uitgeplante materiaal rekenen. De bepaling, dat niet vóór 1 Maart voor verschillende gewassen mocht worden gestookt, heeft natuurlijk ook zijn invloed gehad, doch ver schillende tuinders hebben, om althans den oogst te redden, enkele warenhuizen ten koste van heel wat moeite en brandstof op temperatuur gehou den. De rijpe veldsla is er in de meeste gebieden slecht afgekomen; het meeste staat bevroren in de warenhuizen; voorzoover de jonge veldsla niet bevroren is, zal deze zeer laat aan bod komen, wat vooral voor de Z.-Hollandsche eilanden, die dit artikel in groote hoeveelheden plegen te le veren, van belang is. Het plaatmateriaal van sla en bloemkool heeft eveneens veei geleden. Een be kend verschijnsel is na een vorstperiode, dat heel wat slaplantjes, die oogenschijnlijk in leven zijn gebleven, bij den voet weggerot zijn en kort na het invallen van den dooi het af laten weten. De aardbeienplanten op de Eilanden en in de Z.-Hol landsche veenstreek schijnen wat beter tegen het weer oestand te zijn geweest. De uitgezaaide erw ten zijn voor een groot deel bevroren; bij ande ren, die nog niet gezaaid hadden, doch die het zaad al hadden nat gemaakt, is dit tot een stijve klomp bevroren. In hoeverre deze zaadklompen hun kiemkracht nog hebben behouden, dient te worden afgewacht. Op sommige plaatsen in de glasgebieden is de sneeuwval in het begin van Februari zoo groot geweest, dat de ruiten van warenhuizen onder den druk van ae gevallen sneeuw bezweken zijn, wat de koude in de ka^en vrij spel gaf. De oogst van vroege aardappelen in N.-Holland zal eveneens aan den laten kant zijn. Bij de po ters zijn er maar weinig partijen, die geheel be vroren zijn, doch anderzijds zijn er ook maar wei nig kweekers te vinden, die in het geheel geen schade te boeken hebben. Op den vollen grond is natuurlijk geducht opruiming gehouden onder de te velde staaridé gewassen. Kan men in normale jaren nog tot in'Maart op eenigen aanvoer van spruiten, boerenkool e.d. rekenen, dit jaar zal men het vrijwel zonder moeten doen. Het winter graan heeft veel geleden van het wisselvallige weer van de laatste dagen, evenals het koolzaad. De handel zit te „springen" op producten, de voedselvoorziening van ons volk staat op het spel eiy het is reeds in de voorgaande jaren gebleken, dat de tuinders zich niet door tegenslag uit het veld laten slaan. Zoodra de vorst uit den grond is en als het een beetje wil, kan dit binnen twee weken het geval zijn zul len zonder twijfel alle krachten worden ingespan nen om de schade te herstellen en den ontstanen achterstand zooveel mogelijk in te halen. Met dat al zal het wel midden April worden, voor op aan voeren van eenige beteeke'nis kan worden ge rekend en dan moet alles nog meeloopen. (Van onzen specialen medewerker op het gebied der plantenveredeling). IN de vorige eeuw hechtte men groote waarde aan zaaizaad verwisseling, men meende daarin een middel te hebben om de verbastering van de tarwe te kunnen voor komen. Thans beziet men dit vraagstuk van een anderen kant; de zaaizaadverwisseling bad ongetwijfeld groote voordeelen, indien het gekochte of geruilde zaad van betere kwaliteit was, beter geschoond en getrieurd was of minder met steenbrand besmet was, doch uit een oogpunt van verbastering kan zaaizaadvernieuwing alleen dan heil gebracht hebben, indien het aangeschafte zaad af komstig was van een minder veelvormig ge was. Aangezien steeds weer zaaizaad ver wisse ling in verband werd gebracht met verbaste ring, wijst dit er op dat er inderdaad ver schil in zuiverheid bestond, zoodat er onge twijfeld in het begin van de vorige eeuw reeds geselecteerd werd in de tarwe. Men zui verde een perceel van al te zeer afwijkende planten of men bouwde met behulp van een aantal aren een tarwestam op, die aan hoo- gere eischen van zuiverheid voldeed dan de verbasterde landtarwe. Aangezien deze kwestie van veel belang is voor een inzicht in de ontwikkelingsgeschie denis van de teelt van zaaitarwe, toont het de moeite de aandacht te vestigen op een aantal gegevens en daardoor anderen de ge legenheid te bieden zich in de geschiedenis van onze Nederlandsche zaaizadenteelt te verdiepen. Prof. H. C. van Hall bepleitte in 1844 in een artikel het winnen van goed zaaizaad en schreef daarin het volgende: „Er bestaat echter ook nog een gemak kelijk uitvoerbaar en onkostbaar middel, waardoor voor goed zaaizaad gezorgd kan worden en de goede soorten algemeen be hoorlijk in stand zouden gehouden worden. Dit middel bestaat eenvoudig daarin, dat men, of zelf of door vertrouwde en met go- noegzaam kennis van zaken toegeruste per sonen, telken jare het zaaizaad uit de hand laat inzamelen. Dit inzamelen kan niet veel arbeidsloon kosten, daar het ook door oude menschen geschieden kan en heeft het voordeel: le dat het zaaizaad volkomen vrij van on kruid is, 2e niet vermengd is met ziekelijke zaden, 3e bestaat uit de beste en voor iedere soort meest eigenaardige vormen. Bet is niet twijfelachtig of, als men ieder jaar do beste aren van tarwe, rogge, enz., inzamelt, het volgende jaar reeds en telken jare meer en meer, vele akkers, die thans eene mengeling soms van verschillende ge wassen verioonen, een geheel ander aanzien zouden hebben". Ook in 1851 bij het bespreken van de „ont aarding van vele gekweekte gewassen" ha merde hij op hetzelfde aanbeeld en voegde er aan toe, dat sedert jaren in den Land- bouwhuishoudelijke tuin te Groningen vele tarwer&ssen in stand gehouden worden door apaite aren vóór den oogst te verzamelen en deze te bestemmen voor uitzaai:' Vele rassen, die elders zeer dikwijls verbasterden, waren op deze wijze toen reeds 15 a 20 jaren on veranderd bewaard gebleven. De Zeeuwsche landbouwer, A. Kakebeeke Jz. te Krabbendijke, schreef in 1853 dat hij voor het in stand houden van de zaaitarwe om de twee of drie jaren eenige aren op het veld uitzocht („de lange en best uitgegroeide, doch goed geslotene en vol in de kroppen, worden daartoe bepaaldelijk gebezigd"). Op de le Nederlandsche Landbouwtentoon stelling, in 1354 te Arnhem gehouden, was een nieuw tarweras, de Aohtrijige roode win tertarwe, ingezonden. Deze was gekweekt door uit te gaan van 1 plant, die hij toe valligerwijze in de gewone ristarwe opmerkte. De nieuwe tarwe had vier korrels per pakje, zoodat ze daaraan den naam achtrijige dankte. In het Versjag van den Landbouw 1868 werd er op gewezen, dat de z.g. Ropstarwe zich uitbreidde op lichtere gronden. In 1861 ont ving de landbouwer de Rop, onder Axel, twee aren van deze tarwe, waarmede toen reeds 25 hectaren bezet waren. In 1868 bemerkte men in den Wilhelmina- polder dat in de origineele Essex een aantal afwijkende aren voorkomen met lange kaf naalden. Het stroo van deze planten was 130 cm lang (25 cm langer dan de Essex), zoodat de gebaarde aren boven het gewas uitstaken. De afwijkende aren werden ver zameld en leverden 15 liter zaad. Van den Bosch stelde zich voor, dat deze tarwe wel eens geschikt zou kunnen zijn voor lichtere gronden, waar men op rogge aangewezen was. Hij vermeerderde de selectie en stelde vast dat deze in volgende jaren raszuiver bleef. Op zichzelf was dit een interessante opmerking uit een tijd, waarin verbastering en orftaarding der gewassen niet van de lucht waren. Van den Bosch vermeldde dat het door hem afgezonderde ras vermoedelijk overeenkwam met Rivet's baardtarwe. De selectie vond als zaaitarwe voor lichtere gronden een goeden aftrek. Vermeld kan worden, dat de heer Baudiün de Y tarwe verkreeg door mooie aren aan den buitenkant van een gewas Witte Dikkop te verzamelen en deze te vermeer deren. Uit de 17e en 18e eeuw zijn vrijwel geen ge gevens over het selecteeren bekend. Er 'is alle reden te veronderstellen dat het min of meer onbewust selecteeren in de tarwe even oud is als de tarwecultuur zelf. Men zal dan hier, dan daar tarwe-aren voor vermeerde ring uitgezocht hebben met het gevolg dat de herkomsten van de oude landtarwe ver schilden. Tevens speelde de natuurlijke se lectie een rpl, dezelfde landtarwe zal in het noorden van ons land meer door de natuur op winterhardheid zijn geselecteerd dan in het zuiden; perceelen met sterke stuifbrand- aantasting zullen dit op nateelt overgedragen hebben. De opgesomde gegevens van do 19e eeuw leveren het bewijs dat er iets ontwaakte. De kiem was aanwezig, waaruit zich de Neder landsche kweekersarbeid zou ontwikkelen. zaaien nu dicht bij elkaar onze erwten, peuten of capucijners dan wel groote boonen, in die kistjes uit. Zet ze xn de koestal en al heel gauw zxet men de kiempjes boven komen.. We zorgen dan dat buiten alles klaar is om het kiemende zaad te ontvangen en leggen nu buiten het reeds gekiemde zaad uit. We kunnen het ook voorweken. Daartoe doen wij het zaad der ge noemde peulvruchten in een linnen zakje, han gen het een paar uur in water en daarna han gen wij die vochtige massa hier of daar in de stal op. Het zaad komt nu niet zoo ver als bij het voorkiemen, het komt door dat voorweken alleen wat makkelijker op. Het behoort gezaaid te worden voor het weer opdroogt. Daar wij erwten en capucijners op rijtjes leggen vinden de muizen het soms erg gemakkelijk de rijtjes na te gaan en ze op te eten voordat ze opko men. Maar ook zaadetende vogels weten ze dikwijls goed te vinden. Wij doen daarom wel wat droge menie door het zaad alvorens het te zaaien. Bij radijs spannen wij over het gezaaide zoo'n tien centimeter boven de grond wel zwarte dra den. Met de distributie zal dat nu misschien wel niet zoo makkelijk gaan. Daar wij nu ook spinazie en wortelen kxinnen zaaien willen wij hierover, ook nog iets meedee- len. Ook dat zaad kunnen wij gemakkelijk voor- kiemen. Wij roeren daartoe het zaad door wat zand en doen alles in een leege bloempot of een kistje. Te voren wegen wij natuurlijk de juiste hoeveelheid af en dat is voor 10 -vierkante me ter zoowat een pond spinaziezaad als je dik zaai, of wat minder als ge de spinazie wat grooter laat worden voor ge ze oogst. Voor wor teltjes of peentjes hebt ge slechts 20 gram noo^& dig voor de 10 vierkante %meter. Zoowel worte len als spinazie kunt ge voorkiemen, en wél door het genoemde kistje of pot, na het met het zand en zaad gevuld te hebben, in lauw wa ter te dompelen en daarna met een plankje, of nog beter met een glasscherf te bedekken. Zet het maar in de stal en let nu op of de kiem te voorschijn komt. Dan is het tijd om onmid dellijk uit te strooien. Neem voor die vroege culturen een warm hoekje van den hof, voor de spinazie een bed voor heg of scftutting op het Zuiden, zet er een randje groote boonen langs. Tusschen de erwten en capucijners kunnen wij ook nog spinazie zaaien, vooral als wij erw ten hebben die aan rijzen groeien. Ook radijs leent zich hiertoe maar gewoonlijk hebben wij daarvan niet zulke hoeveelheden noodig. Zoo is het ook met spinazie, zaai opvolgend en niet te groote hoeveelheden tegelijk, U zult dan niet alles tegelijk rijp o.m te oogsten hebben. Zet nu ook wat slaplanten uit, daar oogst ge vroeg van en als ge ze nog kunt krijgen wat bloemkool- planten. Er zijn er echter met de langdurige vorst verloren gegaan. Noodig zal het zijn maar onmiddelijk een klein hoekje te zaaien om zelf planten te kweeken om straks uit te planten. De vroege aardappelen kunt U nu uitleggen om voor te kiemen. Van zoo'n beetje voorgékiemde vroege aardappelen oogst, ge eenige weken vroe ger dan de andere. Eerst kiest U een vroege soort, bijvoorbeeld Schoolmeesters en legt deze in bakjes uit. Zoo'n bakje moet een 10 centi meter diep zijn en hierin legt men de aardappels met de hoofdkiem naar boven. Men kan ze ook in zand leggen waardoor ze, naast kiemen, te vens wortels zullen maken. Zoo tegen het einde van Maart als juist de lente begonnen is, plant men deze aardappelen op een warme hoek in de moestuin uit. Van de op deze wijze gelegde aardappelen kunnen vsij eenige weken vroeger oogsten. Nog iets over het zaaien van peen. Als U dat op rijtjes doet zult U ze gemakkelijker kunnen uitwieden, U hebt minder zaad noodig en het uitdunnen is gemakkelijkerHet op rijen zaaien geeft dus voordeelen, v. B

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7