Wenken. VAN DE DIRECTIE VAN DEN LANDBOUW Het „zweeten" van bewaarkool Nu we een tijd lang strenge vorst achter den rug hebbeh en onze bewaarplaatsen door en door zijn afgekoeld, terwijl ook de kool zelf tot in het binnenste een temperatuur hezit, die zeer laag is, kan zich bij weersomslag al Bpoedig het geval voordoen, dat de kool nat begint te worden aan de buitenzijde. De buitentemperatuur is net even boven nul graden en bij deze temperatuur kan de lucht nog maar weinig vocht in zich opnemen. Ze ls er dan ook meestal mee verzadigd in een dergelijke dooiperiode, terwijl de groote hoe veelheid sneeuw vergezeld van eventueels re gen ook nog het hunne hiertoe bijdragen. Elk voorwerp, dat nog een groote hoeveelheid koude in zich heeft opgehoopt, wordt nu nat aan de buitenzijde, hetgeen door de praktijk ..zweeten" wordt genoemd. Het is echter goed om zich er rekenschap van te geven, dat wij hier niet met een echt zwee ten te doen hebben. Immers dan komt het vocht van binnen naar buiten en scheidt zich in druppelvorm op de oppervlakte af. Dit geldt, zoowel voor mensch als dier, doch ook voor den plant, al is het hier misschien ook minder bekend. In den zomer, wanneer de lucht sterk verzadigd is met vocht, kan dit verschijnsel bij de plant echter ook optreden, zij het, dat de oorzaak niet geheel dezelfde envolken moeten komen, kan dit alles best zonder den mensch, de bijen en het vak te verlagen tot een uitsluitend materialistisch voortbrengingsmechanisme, Amerikaansch kul- tuurloos. De vreugde ligt niet in het geld, maar in den mooien arbeid en de voldoening, aan onze Volkshuishouding de zoo zeer bijzondere produkten te mogen aanbieden. Dit is de eer van het Imkersgilde. Het bijenjaar. Het bijenteeltkundige bedrijfs- jaar begint eigenlijk in-den nazomer met de voorbereiding van de inwintering met een jon ge nieuwe moer met veel jonge bijen en veel voedsel, omdat slechts met zeer sterke volken de zekerheid gegeven is in het volgend jaar te zullen oogsten als de mogelijkheid er is om iets te halen. Slechts met zulke volken zijn eèn doelbewust bedrijfsplan en bedrijfsmethode door te zetten. Een groote ervaring is daartoe noodig, nauwkeurige kennis van het bijen leven, evenzoo van de planten van de bijen weide en tenslotte van de bijenteelttechniek. Alleen met volle toewijding, met veel liefde en ernstig volhouden, door waarnemen, opteeke- nen, leeren en vergelijken, zal men er toe ko men de mogelijkheden van zijn streek te kun nen uitbuiten, en een goed imker kunnen worden. Over onderdeelen van het bedrijfsplan en de bedrijfsmethoden zullen wij in den loop van het jaar nog wel gelegenheid hebben nader in te gaan. Let op uw zaak. Voor het bedrijfsplan 1942 moeten wij er-ter dege rekening mede houden, dat door den natten herfst van het vorig jaar de bijen met te weing stuifmeel en honing den winter ingingen. De suiker kwam over het al gemeen weken te laat, die is waarschijnlijk nog wel voldoende verzegeld, maar de zoo hoognoodige aanzet vein jong broed is meestal geheel uitgebleven. Er zal dus stuifmeelgebrek zijn en een groot tekort aan jonge bijen. Nu komt er deze lange winter nog bovenop, het Nosema-gevaar bedreigt extra deze zwakke volken, allemaal voorwaarden waardoor wij in Nederland dit voorjaar een slechte uitwinte- ring moeten verwachten. Meer dan ooit zal het dus noodig zijn spoedig en krachtig in te grijpen, hulp te verleenen, voorlichting te geven. De Nederlandsche bijen houders hebben de laatste jaren toch reeds te veel geleden, de lust tot bijenhouden gaat ver loren. Geen maatregelen of voorschriften kun nen hier dwingen de Nederlandsche Bijenteelt tot hoogste produktivlteit op te voeren. Deze taak (Leistung) berust niet. op de laatste plaats op de eenvormige doelstelling, een straf doelbewust gericht landelijk bedrijfsplan, van één organische vakgröep, waarin de mensch, in dit geval de Imker, zich vol vertrouwen met geheel zijn hart, met kennen en kunnen zal wijden aan zijn plichtsvervulling in de Volks gemeenschap. Hij zal dan evenwel een toe komst moeten zien en zich gedragen door en veilig in zijn vakgroep moeten weten. v. T. ls als bij mensch en dier. Het „zweeten'' van kool is echter een geheel ander geval. Hier komt het vocht niet uit kool, doch uit de om gevende lucht. Wanneer na langen tijd van' vorst plotseling de dooi invalt, zien we de muren van de hui zen aan de buitenzijde wit uitslaan. Dit kom; omdat het vocht uit de omgevende lucht neerslaat op de koude muur. Er vormen zich dus druppeltjes of er vormt zich een ijslaagje. In beide gevallen ontstaat tengevolge van de lichtbreking het eigenaar dige effect van den witten aanslag. Opmerke- kelijk is ook, dat in een dergelijke periode de ruiten niet aan de binnenzijde beslaan, doch aan de buitenzijde. Wanneer men er even met de hand overheen veegt, valt dit aanstonds op- Wat is hier nu het geval? We weten, dat war me lucht een grootere hoeveelheid vocht kan bevatten dan koude lucht. Gaan we bv. uit van lucht met een temperatuur van 5 graden C, dan kan deze weinig vocht bevatten.. Uit ervaring weten we ook, dat tijdens vorst de lucht droog is. Gaat nu de temperatuur stij gen, dan kan de lucht weer meer vocht in zich opnemen. Elke kubieke meter lucht kan dus meer grammen water in zich opnemen. Dit opnemen van het water gaat in den vorm van damp en we zien hiervan natuurlijk piets. Het opnemen van waterdamp bij een bepaalde temperatuur gaat maar tot een be paald maximum. Daarna kan de lucht, 'bij die temperatuur niet meer bevatten. We zeg gen dan, dat de lucht met waterdamp verza digd is. Bij een hoogere temperatuur bevat de lucht in verzadigden toestand dus ook meer waterdamp, dan bij een lagere tempera tuur in verzadigden toestand. Lucht, die met waterdamp verzadigd is en nog meer water damp opgevoerd krijgt, kan deze niet meer op nemen en dan ontstaat mist, nevel of regen. Gaan we dus uit van lucht met een hooge temperatuur, bv. 5 graden C en is de lucht bij die temperatuur ook met waterdamp ver zadigd, dan kan zich het geval voordoen, dat deze lucht wordt afgekoeld. De temperatuur daalt dan tot bv. 0 graden C. Het vocht, dat oorspronkelijk in die lucht aanwezig Was, kan er nu niet allemaal meer in worden opgeno men en een deel gaat in den nevel vorm over; dat wil dus zeggen, dat waterdamp is over gegaan in water. Er zal zooveel waterdamp uit de lucht verdwijnen, totdat bij 0 graden C de maximale vochtigheid bereikt is. Bij 5 graden C kar, de lucht maximaal 6.5 gram waterdamp bevatten per kg droge lucht. Bij 0 graden C kan er maar 4,6 gram water damp in worden opgenomen. Als gevolg var. de afkoeling moet er dus 1.9 gram water damp tot water overgaan. We noemen dit condenseeren. 1 Keeren we nu terug tot onze koude kool, waar een warmere lucht langs strijkt en ne men we weer even aan, dat de kool 0 graden C is en de lucht die er omheen is 5 graden C. waarbij we aannemen, dat deze lucht bijna of geheel met waterdamp verzadigd is. Het eer ste luchtlaagje' vlak om de kool zal dan de neiging bezitten dezelfde temperatuur aan te nemen als de kool. Dit 'luchtlaagje, dat misschien slechts enkele millimeters dik is, heeft dus ook een temperatuur van 0 graden C. De overgang van deze koude luchtlaag naar de warmere omgevingslucht zal min of meer geleidelijk zijn. De warme lucht komt dus in aanraking met het koude luchtlaagje en zal zelfs iets in temperatuur dalen. Ge volg is, dat niet alle vocht meer kan worden vastgehouden en een deel gaat over in wa ter. Dit water zet zich af op de koude kool. Hetzelfde doet zich voor op de koude ruit en op de koude muur. Men kan dus zeggen, dat het vocht zich verplaatst naar die plek, waar de laagste temperatuur heerscht. Wat leert ons nu deze gang van zaken? De aanraking van warme vochtige lucht met de koude kool heeft tot gevolg, dat zich vocht op de kool gaat afzetten. Hetzelfde zien we, wanneer we in den zomer producten uit een koelhuis of ijskast halen. Het glas bier, dat men in den zomer drinkt, beslaat aan de buitenzijde. Het vochtig worden van de kool zien we niet gaarne, omdat het véél moeite kost, eer ze weer droog is en omdat het ge makkelijk aanleiding geeft, tot de vorming van rot. We moeten dus trachten te voorkomen, dat warme vochtige lucht in aanraking komt met de koude kool. Nu moeten we in de eerste plaats de kou al in onze schuur vasthouden, omdat bij een lage temperat'U r de bewaar- mogelijkheid van de kool grooter is. Maar ook moeten we warmte weren, omdat hier door onze kool vochtig kan worden. In de eerste plaats om, de warmte te weren, doch meer nog om het vocht te weren. Het toetre den van droge warme lucht zou natuurlijk minder kwaad kunnen. Houden we echter de deuren en luiken zoolang mogelijk gesloten, dan wordt de warmte zoolang mogelijk bui ten gesloten en daarmee ook het vocht Voor al in een dergelijke periode komt het er dus op aan, dat onze luiken en deuren hermetisch kunnen sluiten, want vocht kan zich zeer gemakkelijk verplaatsen door, gaten en sple ten. Sluit onze schuur ir, alle opzichten goed en openen we zoo min mogelijk deuren, dan houden we de kool zoolang mogelijk droog. De warmte van buiten kan dan zeer geleide lijk via de muren en de isolatie in de schuur komen. De kool krijgt dan de gelegenheid op temperatuur te komen, zonder dat ze noe menswaardig beslaat. Veelal worden alle ramen en deuren open gezet om de kool te drogen. Heeft men geen schuur, die voldoende kan worden gesloten, en die tevens geheel geisoleerd is, dan moet men hier wel toe overgaan, ofschoon men de kooj aanvankelijk nog natter maakt dan ze al is. Men bereikt echter, dat de schuur en haar inhoud spoedig de buitentemperatuur aannemen. Bij een doelmatige koolbewaring trachten we dit echter zoolang mogelijk te voorkomen. T. VAN HIELE 1.1. Heropening G A! van Swieten- x school »e Frederiksoord Ter gelegenheid van de heropening van de G. A. van Swietenschool, de bekende tuinbouw school te Frederiksoord, heeft de heer G. Rui ter, Directeur-Generaal van den Landbouw, een rede gehouden, waarin hij allereerst ge waagde van de plaats gehad hebbende moei lijkheden op deze school. De autoriteiten moesten de overtuiging hebben, dat de leiding der leerlingen in veilige handen is. Omdat spreker overtuigd is, dat het aan medewerking in de aangegeven richting niet zal ontbreken, is hij bereid de verantwoordelijkheid voor deze heropening op zich te nemen. Vervolgens wijdde de Directeur-Generaal uit over de waarde van de leiding der leerlingen en het vormen van hun wereldbeschouwing in het Europa van 1942. De leerlingen van deze school, straks uitzwermende over de we reld, zullen slechts dan sterke en bewuste Nederlanders kunnen zijn, wanneer ze zich van een groot ideaal voelen doordrongen, dat hen sterkt in den vreemde en hun kracht geeft in moeilijkheid. Zij moeten zien, dat hun toekomst wordt bepaald door de nieuw geschapen verhoudingen en mogelijkheden. Straks zal men slechts dan 'waarde hebben voor de volksgemeenschap, als men zich aan haar wil geven, haar wil dienen met den ge- heelen inzet van zijr. persoon en talenten, gedreven door een ideaal, dat men hard en volhardend tracht te bereiken In deze dagen van omwenteling en opbouw van een nieuwe maatschappij op» betere en hoogere waarden, zal er begrip voor moeten zijn, dat het uit is met de liberale instelling en met eigen be lang, maar dat het 'volksbelang overheerscht. Indien men in de komende ^periode van deze school een devies zou willen voeren om de leerlingen voor hun verdere leven te richten, dar. zou dat kunnen zijn ..Ik dien". Voorbe reiding tot dienst aan het volk zal de leiding der school, als doel' voor oogen moeten staan en ook de leerlingen zullen in dit opzicht hun plicht moeten kennen. Liefde voor dat volk en kameraadschap onderling en met alle medewerkers zullen, ondanks moeilijkheden, mede den grondslag dienen te zijn van een hechte werkgemeenschap. Men zal, zoo ver volgde spr., de leerlingen met straffe hand dienen te leiden. Men zal niet alleen op hun technische vorderingen hebben te letten, maar ook en niet minder op hun karakter vorming en eigenschappen; op de wijze waar op ze de noodzakelijke kameraadschap in toe passing zullen brengen; op hun houding t.a. V. het wettelijk gezag. Met strenge hand zal dienen te worden gestraft, wanneer op de tailpunten een houding valt op te merken, die buiten de lijn ligt. Met straffe hand zul len leerlingen van sghool dienen' te worden verwijderd, die door hun optreden blijk geven in het algemeen niet te passen in de sfeer en bij déze levenshouding. Spr. wees vervolgens op een bijzonderen fac tor, welke bij de schoolleiding naar voren komt. Ook zonder oorlog en bezetting zou de 'iberale opvatting gewijzigd zijn in de na- tionaalsocialistische opvatting van deze dagen en komende eeuwen. Niet langer: elk voor zich en God voor ons allen, maar één voor allen en allen voor één. Ook de leiding en- leerlingen zullen daaruit de consekwenties

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11