HisUnwe.- DE FOKRAM Schurft bij konijnen 15 Ieder die er een behoorlijk kwantum dieren op nahoudt (ot hij dit doet uit pure liefhebberij dan wel om zich te verzekeren van een kleiner of grooter kwantum vleesch en vet, doet niet ter zake)komt voor 't feit te staan zich een fokram te moeten aanschaffen. Er zijn een paar algemeene regels waaraan zoowel de ram voor spórtdoeleinden als die voor nutdoeleinden, heeft te voldoen. Deze algemeene regels zijn: 1. Hij moet in zijn soort flink ontwikkeld zijn. 2. Hij moet kernge zond zijn. 3. Zijn groei mag nimmer een ern stige stoornis hebben ondergaan, om welke reden ook! 4. Zijn oogopslag moet helder zijn, tintelende levenslust moét uit het oog spette ren. 5. Hij mag geen afwijkingen van het nor male konynenlichaam vertoonen. 6. Het haar- kleed moet dicht, zacht en vol zijn. Bij den sportram staan we niet langer stil, al leen deze ééne opmerking: men bestudeere den standaard nauwkeurig. Doet men dit, dan kan men zich aan de hand hiervan wel een nauw keurig beeld maken hoe een goede sportram er uit moet zien. Waar zich juist in dezen tijd zoovelen die voor dien nooit konijnen hebben gehouden, op den fok van vleesch-, neen, laat me het meer alge meene woord, nutkonijnen, hebben geworpen, wil ik de eischen waaraan de ram van den nutfokker heeft te voldoen, wat nader be lichten. Het beste Nutkonijn is een dier dat bruto circa 9 pond wordt. Hiermede is volstrekt niet be weerd dat een konijn van 7 of van 11 pond niet eveneens een goed Nutdier kan zijn. Uit zonderingen bevestigen steeds den regel! Maar als norm nemen we een dier van cir»a 9 pond, omdat een dergelijk dier een niet te lang corpus heeft, als regel voldoende in de breedte gaat groeien, niet te veel hokruimte vraagt,, geen overdreven eischen aan de voede ring stelt en (dit is het voornaamste en een gevolg van het vorige) in betrekkelijk korten tijd slachtrijp is en een voldoend zware bout geeff, met mooien vetaanzet! Dit is dus het nuttype, dat ook bij het nakomelingschap moet worden vastgelegd. Men begrijpt dus, dat als men voeds'ters hééft die aan genoemd type voldoen, men zulke dié- ren niet moet laten paren aan een ram die dit type niet .heeft. Men verprutst dan zijn zaak! '.Voldoen de voedsters aan het goede nuttype nog niet ten volle, dan is het te meer zaak een ram te krijgen die voor 100 dit type wel be zit. De kans is dan groot, dat hij zijn goede eigenschappen op zijn nakomelingschap in vol doende mate overdraagt. Naast de in straks genoemde algemeene regelï eigenschappen, moet de ram voor den Nutfok ker nog aan de volgende eischen voldoen: 1. Hij moet bij voorkeur éénkleurig zijn, zoo mogelijk uit een raszuiver zwaar middenras zijn gefokt, op zijn minst een kruisingsproduct zijn. 2. Hijmoet een goede jeugd gehad hebben, d.w.z. zijn groei moet steeds ongestoord zijn ge weest. 3. Hij moet een beste vreter zijn. -4. Hij moet gevallen zijn uit dieren waarvan men weet dat al te kleine worpen zoo goed als niet voorkomen. 5. De bouw van den ram moet diet te lang, niet te gestrekt zijn, maar min of meer ge drongen, met breéde borst en dito beksen. 6. Het beenwerk en ook het beertderstelsel van het lichaam mag niet te grof zijn. Grove die ren slachten immers meer in dan fijnere! 7. De ooren moeten een lengte hebben in evenredigheid aan het niet te lange lichaam, hoogstens 13 cm. Nu nog enkele regels oVer 't gebruik van den ram. 1." Weest er zuinig op! Een goede fokram is een kapitaal waard en moet meerdere jaren dienst doen, vooral als hij zijn prima verer vingseigenschappen het eerste jaar duidelijk bewezen heeft. 2. Laat hem niet te vaak dekken, maar geef hem daartoe hoogstens 3 keer per week de gelegenheid. Met de rustpooze tusschen herfst en voorjaar, is een lange levensduur dan wel verzekerd. 3. Martel den ram niet af als de er bij ge brachte voedsters zich onwillig toonen. Van dit spelletje lijdt hij meer dan van drie normale dekkingen! 4. Geef hem een ruim, licht hok. waarin hij veel beweging kan nemen. 5. Voeder hem krachtig, maar mest hem niet. Geef hem veel hooi en versch gras, opdat zijn bloed zuiver blijft. 6. Maak elke weqk zijn hok schoon en -borstel hem minstens eens per week. S. Blauwe Weener Ram, uit foto-archief v. d. Rij ksvoorlichtingsdienst. (Foto dhr. J. v. d. Peppel) Schurft komt nog vrij veel bij de konijnen voor. De ziekte wordt veroorzaakt door zeer Kleine diertjes de z.g. schurftmijten, welke zich in de huid boren De mijten dringen (tot in het zachtere ge deelte van de huid'door en leven daar van het lichaamsvocht. Ze graven gangen en nes ten dn de huid en prikkelen deze daardoor sterk, met als gevolg eer. chronische ontste king, gepaard gaande met haaruitval, korst- vorming en sterke jeuk. Twee mijten spelen hierbij de hoofdrol, nd. 1. De Sarcoptesmijt, die de z.g. Kopschurft veroorzaakt, en 2. De Psoroptesmijt, de verwekker van de zoo bekende oorschurft. De schurft is zeer besmettelijk. De mijten vermeerderen zich zeer snel In den tijd van 90 dagen kan één paar mijten, zich tot IV2 millioer. vermeerderen. 1. Kopschurft (mijt: Sarcoptes minor). De sarcoptesmijt is 0,14 tot 0,23 mm lang, 0,12 tot 0,17 mm breed en witgeel van kleur. De ziekte tast hoofdzakelijk de kop aan, doch kan zich in sommige gevallen ook van daar uit over den nek, de voor- en achter- pooten en het geheele lichaam uitbreiden. De jeuk is bij deze schurft niet groot. De zieke dieren vermageren echter spoedig Vooral de jonge dieren worden lusteloos, ver mageren sterk en sterven bijna zonder uit zondering in korten tijd. De ziekte is zeer besmettelijk. De korsten zitten vol met mijten en het geheele hok ■is er mede -besmet. Pannen, gereedschap en kleeren kunnen de ziekte overbrengen Zet men gezonde dieren in een stal, waarin zieke dieren gezeten hebben, dan ziet men de ziekte direct optreden. De zieke dieren moeten on middellijk van de gezdnde worden gescheiden. De stallen moeten grondig met kokend soda water worden gereinigd, waarna mest en strooisel moeten worden verbrand: het schoongemaakte hok dient dan gedurende een week leeg te blijven. Behandeling van de zieke dieren. De korsten worden met glycerine (vaseline, slaolie) ingewreven, zoodat ze losweeken. Daarna worden ze met een stokje, of met een borstel met zeepsop verwijderd. De kor sten, die vol mijten zitten, moeten worden- verbrand. De zieke huidgedeelten worden vervolgens met zalfbehandeld. Hiervoor kan men karwijoliezalf (5% Oleum Carvi in gele vaseline) gebruiken, die in alle apotheken verkrijgbaar is. Verder worden 0 a. kummel- oliezalf (5-10%), perubalsem of perugeen (met glycerine bf olie 1 3) en zwavelzalf aan bevolen. De behandeling wordt dagelijks herhaald tot de jeuk op'houdt. Daarna wordt de aange taste huid nog eenige dagen met" vaseline ingewreven. De dieren moeten geregeld wor den gecontroleerd. Treedt de ziekte weer op, dan wordt de behandeling herhaald. 2. Oorschurft (mijt: Fsoroptes (funiculi) De Psoroptes mijt is grooter dan de Sarcop tes mijt. Zij is 0,58 tot 0,S6 mm lang en 0,37 tot 0,58 mm breed en reeds met het bloóte oog te zien De kleur is uitgesproken geel-bruin. De Psoroptes mijt tast de huid van de bin nenzijde van het oor aan. Vooral de groote rassen met ltyige staande ooren hebben last van deze ziekte. Bij kleinere rassen en die met hangende ooren. komt oorschurft over het al- OORSCHURFTMIJT. Mannelijk 'exem plaar van de buikzijde gezien. (Microfoto uit de collectie van de Veeartsenij kundige kliniek te Gieszen) naar Seifried. gemeen weinig voor. Reeds in het beginsta dium treedt een sterke jeuk op. De konijnen schudden met den dop, werpen de ooren van achteren naar voren en krabben zich met de achterpooten in de oorschelp. In den regel blijft de ziekte niet tot ae oor schelp beperkt, maar gaat op de uitwendige oorgang over, die dan meestal met een gele, stinkende massa opgevuld is. Behandelt men de zieke dieren niet, dan doorboren de mijten tenslotte.het trommelvel en wordt het inwendige oorgedeelte aange tast met als gevolg zware koorts, gepaard gaande met acute en chronische ontstekin gen, die den dood van het dier kunnen ver oorzaken. Bij middenoorontstekingen houden konijnen de kop scheef, tuimelen en vallen bij het loopen en lijden aan krampaanvallen en slaapzucht. Vaak dringen de parasieten tot in de her senen van het dier door, waar ze een ont steking van de herserifen en het hersenvlies en doodelijke hersenbloedingen veroorzaken. De behandeling geschiedt als bij kopschurft. De losgeweekte korsten worden met 'n stukje, waaraan een klein stukje spons op het einde bevestigd is, verwijderd. De korsten .worden verbrand. Het oor wordt behandeld met karwijolie zalf (met 10% oleum carvi in gele vaseline) ver mengd met zoete amandelolie (Oleum amyg- dalarum) of een andere zoete olie, om het mengsel vloeibaarder te raaken^ zoodat het inwendige van de oorschelp beter bereikt kan worden. De oorschurft is zeer besmette lijk. De ontsmetting geschiedt zooals bij _de kopschurft is aangegeven. De hokken moeten bij deze ziekte 14 dagen leeg blijven. Zelden gaat de oorschurft op andere li- chaamsdeelen over. De ooren worden na de genezing geregeld gecontroleerd en zoo noodig wordt de be handeling herhaald. (Wenken v.d. Dir. van den Landbouw)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 15