jongste H. VAN HOUTEN V_ .Handige verpachters" Naar aanleiding van de aanvulling, welke op het Pachtbesluit verscheen, had de Land standpersdienst een onderhoud met den heer H. van Houten, leider van het Bureau Pacht van den Nederlandschen Landstand. GEVRAAGD naair de reden van deze wijzi ging zette de heer Van Houten uiteen, dat in de oude, thans ingetrokken Pachtwet 1937 veel leemten zaten, die „handige" ver pachters de gelegenheid boden de bedoeling van de wet te ontduiken. Het nieuwe Pachtbesluit heeft aan tal van wantoestanden, die als gevolg van deze leem ten waren blijven bestaan, een eind gemaakt. Het jongste Beslut op Pachtgebied van 22 De cember. 1941); betreffende de mogelijkheid van verlenging van pachtovereenkomsten, voor bepaalden tijd gesloten, ma 1 Januari 1936, doch vóór 15 November 1941, ruimt we der een veelvuldig voorkomende misstand op. De tekst hiervan, heiaas nog veel te weinig bekend, is te vinden in de Staatscourant van 15 Januari 1942 (no. 10)) en luidt aldus: Airt. 1 1. Indien vóór het inwerking treden van het Pachtbesluit, doch na. 1 Januari 1936, een hoeve voor bepaalden tijd is verpacht, kan de pachter den in pachtzaken bevoegden rech ter verzoeken .de pachtovereenkomst te ver lengen. 2. Het bepaalde in artikel 80, lid 2 tot en met lid 4 van het Pachtbesluit vindt over eenkomstige toepassing. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op den dag van Eüjn afkondiging. Het kan" worden aange haald als: Besluit korte verpachting van hoeven „Mijnheer Van Houten, U spreekt hier over ver lenging, maar het Pachtbesluit bood toch al mogelijkheden tot verlenging?" „De zaak zit zoo", vertelt de leider van het Bureau „Pacht": „Artikel 80 van de Pachtwet bepaalt, dat pachtovereenkomsten voor bepaalden tijd ge- Bloten vóór 1 Januari 1936, welke nog van kracht zijn, kunnen worden verlengd, indien óe pachter zulks aan de Pachtkamer ver zoekt. Als deze contracten afloopen voor 15 November 1943, worden ze echter niet ver lengd, wanneer het verzoek later dan een maand na het einde der overeenkomst wordt gedaan of als een derde b.v. een nieuwe pachter) ernstig in zijn belangen zou wor den geschaad, bijgeval des pachters verzoek werd toegewezen; ofwel het gepachte reeds in zijn geheel op regelmatige wijze door een ander dan den pachter in gebruik is geno men. Eindigt de pachtovereenkomst volgens den tekst van het contract pas na 15 November 1943, dan wordt het verzoek om verlenging toegestaan. Artikel 83 opent de mogelijkheid om diè pachters te helpen, wier pachtovereenkomst nietig is verklaard, indien zij op grond der regeling van de gevolgen van die nietigver klaring het verpachte oog exploiteeren. Ook hier moet de pachter een daartoe strekkend verzoek bij de Pachtkamer indienen." Oude Pachtwetpractijken. „Begrepen! En hoe was het nu gesteld met mis bruik van de mogelijkheden in de oude Pacht wet?" ,vDe oude Pachtwet dwong Pachtkamers en Pachtbureaux", aldus onze zegsman, „tot nietigverklarer. der pachtovereenkomst, wan neer de verpachter onwillig was om toe te stemmen in een wijziging der pachtvoor- waarden, welke door een dezer instanties noodzakelijk werd geacht. In de practijk kwam het zeer veel voor, dat de verpachters, misbruik makende van het gebrek aan vol doenden bouwgrond en de dwangpositie, waarin de pachters meestal verkeerden, wan neer hun pacht afliep, erin slaagden een overeenkomst tegen een te hoogen pacht prijs af te sluiten. Wel werd dan zulk een pachtovereenkomst soms niet goedgekeurd, maar als de Pacht kamer of het Pachtbureau de overeenkomst nietig moest verklaren, omdat de verpachter ongenegen was in een billijke verlaging toe te stemmen, dan werd den pachter meestal een korten termijn, veelal 1 of 2 jaar, toege staan ora hem niet op staanden voet op straat te zetten. De vernietigingsplioht ward aldus benut om na korten tijd weer vrij over het gepachte te kunnen beschikken. Artikel 83 van 't .pacht besluit biedt gelegenheid om dit schromelijk misbruik van macht door een aantal ver pachters gepleegd, alsnog te corrigeeren en de gedupeerde pachters contracten voor 12 jaar Objj hoeven) of voor 6 jaar (bij los ijnd) te bezorgen".. „En heeft dit voldoende geholpen?" zoo vroegen wij. „Neen", vervolgde de heer Van Houten. „Eén belangrijke leemte, bleef bestaan. De Pacht kamers en Pachtbureaux hebben op ontstel lend ruime schaal toestemming verleend *tot verpachting voor bepaalden korten! tijd. Dit^is geschied, omdat verscheidene Pachtbureaux van meening waren dat een ge leidelijke overgang van het bestaande naar den in de Pachtwet 1937 vervatten onbe- paalden tijd wensehelijk was. Een beoordee ling van de wet dus, waar slechts uitvoering geoorloofd was! Maar ook zijn Pachtkamers en Pachtbureaux veel te licht ingegaan op oogenschijnlijk ge loofwaardige motieven van de verpachters, die toestemming vroegen voor korten tijd te mo gen verpachten en die herhaaldelijk hun pachters presten zulk een verzoek tegen hun zin te ondersteunen". „Kunt U eenige voorbeelden noemen?" .Natuurlijk". „De verpachter verklaarde b.v. het verpachle na afloop van dezen kdrten termijn zelf in gebruik te willen neigen, of het door familie te willen laten exploiteeren of er een andere bestemming aan te willen geven. Ook de leeftijd van verpachters of pachters werd dikwijls in het geding ge bracht. En niet te vergeten: de tijdsom standigheden, hoewel de artikelen 24 en 32 der Pachtwet in dit opzicht voldoende spe ling gaven. In veel gevallen waren de ver pachters volstrekt niet voorqemeris aan hun te berde gebrachte voornemen gevolg te ge ven. Het ging er hen alleen om, door een korten duur van de pachtovereenkomst het heft in handen te houden, en zich een machts positie tégenover den pachter te verzekeren. Mten kan dus zeggen; dat in dergelijke ge vallen de toestemming tot het aangaan van een overeenkomst voor korten tijd vaak op valsche voorwendsels was verkregen en dus ten onrechte was gegeven. Zoo was correctie dus wel heel noodzakelijk geworden". Landstand nam initiatief. ,De Nederlandsche Landstand heeft in deze kwestie," alzoo vervolgde de leider van het Bureau Pacht, „evenals de thans bij hem aangesloten Bond van Landpachters en Hy- potheekboeren in Nederland, er bij den Se cretaris-Generaal van Landbouw en Visscherij sterk op aangedrongen, deze.groote groep van pachters te helpen en de np onjuiste gron den verleende toestemmingen tot verpach ting op korten termijn te corrigeeren. Met den steun van den Directeur-Generaal van den Landbouw is zulks gelukt en dientenge volge is het Besluit van 22 December 1941 tot stand gekdmen. Zooals men uit den afgedrukten tekst van het Pachtbesluit ziet, geldt de gelegenheid om verlenging te vragen alleen voor hoeven. Dus niet voor perceelen los land. De reden hiervan is, zoo wordt wel beweerd, dat ten eerste de bestaanmogelijkheid van een pachter bij losse landerijen, meestal niet in die mate betrokken is als bij de pacht van een hoeve. Dit is juist als de pacht van los land bij wijze van aanvulling geschiedt, doch onjuist, In dien het pachtersbedrijf geheel of grooten- deels uit' gepachte losse landerijen bestaat wat vrij veelvuldig voorkomt. Er is echter een andere, belangrijker en ook juister /eden voo; deze beperking aan te voeren. Het is immers algemeen bekend, dat er ten aanzien van een doelmatig gebruik van losse perceelen nog wel^ een en ander te verbete ren valt. De gepachte losse landerijen liggen dikwijls vrij ver van de bedrijfsgebouwen en ook onderling ondoelmatig. Dit is natuurlijk zeer oneconomisch door tijdverlies en onnoo- dig veel vervoer. Het is dan ook van groot belang door or dening van het landgebruik ook in dit opzicht gezonder toestanden te scheppen. De Grondkamers dienen dus bij de be oordeeling van de haar voorgelegde pacht overeenkomsten, een doelmatig gebruik van den landbouwgrond in de hand te werken. Als pu,bliek-rechtelijk lichaam heeft de Grondkamer hier een hoogere taak te vervullen dan enkel een rechter lijke instantie te zijn, die lijdelijk af wacht, wat partijen haar voorleggen, zij dient ook zelf initiatief te toonen. Indien nu ten aanzien van losse perceelen, die voor korten termijn verpacht zijn en bij losse landerijen is verpachting voor korten termijn nog veel meer toegestaan dan bij hoe ven! een onbeperkt recht tot het vragen van verlenging was gegeven, dan zouden de bestaande wanverhoudingen voor deze percee len bevroren zijn geworden op het oogenblik, dat de ordening van het gebruik van die per ceelen dient aan te vangen „Begrepen, mijnheer Van Houten, vnaar door dit alles hebben de Grondkamers dan wel een bijzonder groote verantwoordelijkheid gekre gen ,Dat spreekt vanzelf. Op de Grondkamers is door dit alles een zéér groote verantwoorde lijkheid gelegd. Zij kunnen niet volstaan met alleen maar overeenkomsten af te keuren, in dien naar haar meening een bepaald perceel voor het bedrijf al te ongunstig gelegen is (Art. 41 Pachtbesluit). Zij moeten er zich ook rekenschap van geven, dat, indien zij om die reden een pachtovereenkomst afkeuren, zij -niet slechts een ondoelmatigheid, die de al- gemeene belangen var. den landbouw schaadt, uit den weg ruimen, maar tegelijkertijd het betrokken ^pachtersbedrijf een deel van zijn bestaansmogelijkheid ontnemen. De Grondkamers kunnen dus niet volstaan met overeenkomsten af te keuren. Integen deel, zij moeten middelen zoeken om te be vorderen, dat zij, een bepaald bedrijf een ongunstig gelegen perceel afnemend, dit be drijf aan een goed gelegen perceel helpen en dit in de eerste plaats toewijzen aan een be drijf, waarvoor het geschikt ligt. Zij zullen dus bemiddelend moeten optreden teneinde te bereiken, dat tusschen de ver schillende landgebruikers een ruiling tot stand komt, zoodat een ieder die perceelen krijgt, die voor hem het best gelegen zijn en waarbij toch elk bedrijf zijn bestaandelf om vang en bedrijfsmogelijkheden kan hand haven. De Grondkamers hebben daarvoor de be voegdheid noodig om losse perjeelen te kun nen vorderen voor zes jaren en toe te wijzen aan dién pachter, die, naar zij meenen, daar voor uit het oogpunt van het algemeen land bouwbelang. in aanmerking komt. Deze vorde ringsbevoegdheid dienen zij echter eerst dan te hanteeren als bemiddeling en overleg onmogelijk blijkt. Aan dit laatste dient na tuurlijk de voorkeur gegeven te worden en dus hebben de Grondkamers de medewerking noodig van verpachters en pachters." Medewerking Landstand noodzakelijk. „Dit beteekent", zoo stelde de heer Van Hou ten vast, „dat de Grondkamers haar taak onmogelijk goed kunnen vervullen zonder de actieve medewerking van den Nederlandschen Landstand. Daarom heeft de Nederlandsche Landstand den Directeur-Generaal van den Landbouw verzocht om aan de Grondkamers op te dragen bij de beoordeeling v. pachtover eenkomsten betreffende dergelijke losse per ceelen, waarbij de geheele ordening van het grondgebruik betrokken is, zich van de mede werking van de plaatselijke vertegenwoordi gers van den Nederlandschen Landstand te verzekeren. Wij hebben reden om aan te nemen, dat de Directeur-Generaal bereid zal zijn aan dit verzoek van den Landstand gevolg te geven. Daarmee zou dan de mogelijkheid geschapen zijn om door onderling overleg tot een doel matige ordening van het grondgebruik te ko-- men, die in vele streken van ons land zeer noodzakélijk is en het welslagen van den Pro ductieslag zeer ten goede kan komen." Tot zoover ons onderhoud. Voor velen zal dit ophelderend werken. En daarnaast zal met voldoening geconstateerd worden, dat de Landstand steeds meer zjjn krachten ont plooit! 4

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 5