De weg van producent
naar consument
EENHEID
Waf
wilt gij gezongen hebben?
Producfenprijzew
Landarbeidersloonen
Doelmatige inzet van
arbeidskrachten
NIEMAND zal betwisten, dat tot nu
toe het in het bijzonder steeds de land
arbeiders zijn geweest, wier sociale posi
tie ernstig in de knel is gekomen.
Het zijn ook nu nog de landarbeiders,
die het bijzonder hard te verantwoor
den hebben en het mag geen verwonde
ring wekken, dat van deze zijde tegen
woordig menigvuldig de opmerking
wordt gehoord, dat, nu het den boer
wat beter gaat, aan verbetering van den
toestand der landarbeiders niet schijnt
te worden gedacht.
Zegt men den boer ,dat het loon van
zijn arbeider te laag is, dan zal hij de
eerste zijn om dit te beamen, doch er
onmiddellijk aan toe voegen: „de prij
zen van onze producten moeten om
hoog, dan kunnen wij ook meer loon be
talen."
Het is inderdaad ondenkbaar tot verbe
tering van de positie der landarbeiders
te komen indien niet de boer voor zijn
producten een zoodanigen prijs ont
vangt, dat hij daarvan ook werkelijk
een behoorlijk loon kan betalen.
Zoo was het niet in den voorbijen tijd
toen landbouw, veeteelt en tuinderij ten
opzichte van handel en industrie een
afhankelijke en ondergeschikte plaats
innamen.
Aan die ondergeschiktheid zal nu een'
einde komen. Het is de Nedeclandsche
Landstand, die als de het geheele
platteland omvattende standsgemeen
schap - is ingesteld om den Nederland-
schen boerenstand zijn gelijkberechtigde
plaats naast handel en industrie te ge
ven.
Dit houdt o.m. in, dat de opvatting,
waarbij ons platteland met zijn boeren
en arbeiders werd gezien als een sluit
post op de begrooting en waarbij boer
en arbeider maar moesten zien rond te
komen van het weinige dat voor hen
overbleef, plaats moet maken voor het
standpunt, dat bij de bepaling der prij
zen voor den boer moet worden uitge
gaan van een redelijke belooning voor
boef en arbeider, als maatstaf gevende
factor.
Dat is éérste voorwaarde, indien het be
grip gelijkberechtigdheid geen 'ijdele
klank doch vruchtbare werkelijkheid zal
zijn. Daarnaast echter is er een andere,
zeker niet minder belangrijke factor, die
hierbij in het oog dient te. worden ge-
houdert. Het is n.l. een eisch van alge
meen volksbelang, dat de prijzen der
noodzakelijke levensbehoeften en
daarom gaat het hier toch niet ten
koste en ten laste -van de verbruikers-
volksgenooten, waartoe op zijn beurt de
plattelander ook weer behoort, tot in het
oneindige worden opgevoerd.
Dezen weg te volgen zou beteekenen een
bevoorrechting van den. boerenstand bo
ven andere bevolkingsgroepen en dien-
tengevolge het plegen van een nieuw so
ciaal onrecht, dat even onjuist ware als
hetzelfde in omgekeerde richting, zooals
wij dit tot nu toe gezien hebben.
Tusschen deze beide uitersten die van
een economisch verantwoorde betaling
voor den boer en diens medewerkers en
die van een eveneens verantwoorde ver-
bfuikersprijs moet zich dus de op
lossing van het probleem bewegen.
Dat wil zeggen, dat niet een begrepsde
verhooging van den consumentenprijs
doch een rechtvaardige verdeeling van
de. winst en de onkosten, met welke het
artikel op den weg van zijn ontstaan
tot aan zijn verbruik wordt belast tot
de oplossing van het vraagstuk moet
brengen.
Het principe van gelijkgerechtigdheid
van onze landbouw, handel en nijver
heid krijgt hier zijn practische betee-
nis en geeft de oplossing.
Als vaststaand feit dient geconstateerd
te worden, dat de marge van den tus-
schenhandelaar in verhouding tot den
eigenlijken kostprijs pnzer agrarische
producten enorm is te noemen. Wij wilt
len slechts een enkel voorbeeld aanha
len: Voor een liter ondermelk betaalt de
stedeling f 0.10, terwijl de boer voor
dienzelfden liter f 0.02'A ontvangt.
De distributie van dien éénen liter melk
geeft dus niet minder dan 300 procent
verhooging van den kostprijs. En het is
met de andere artikelen, met de groen
te, met de aardappelen, met het brood
graan enz. niet veel anders gesteld.
Als wij daarnaast echter weten, dat
om bij het voorbeeld van de melk te
blijven een Amsterdamsch melkslijter
in normale tijdsomstandigheden reeds
35 km. moet afleggen om 60 liter melk
aan zijn klanten te verkoopen, dan ge
voelen we onmiddellijk, dat wij zijn op
gescheept met een distributie-apparaat,
dat volkomen topzwaar is en dat zeer
on-economisch werkt.
Een groot deel van de winst, die boer
en landarbeider toekomt wordt dusdoen
de opgeslokt door een veel te kostbaar
werkende tusschenhandel.
Het vele improductieve werk, dat deze
tusschenhandel verricht is buitendien in
een tijd als. deze niet meer verant
woord.
Arbeidskracht is het kapitaal van het
nieuwe Europa en wij hebben deze zorg
vuldig aan te wenden. Het zijn of niet
zijn van Europa, van ons allen, hangt
er van af.
In dit verband denken wij aan het kort
geleden in de bladen verschenen be
richt, dat de bezette gebieden aan de
taak, die Duitschland voor Europa ver
richt hun aandeel kunnen leveren door
alle improductieve arbeidskrachten bij
.den aanmaak van oorlogsmaterieel in
te zetten.
Het is ook daarom te wenschen, dat
een spoedige ordening op het terrein van
den tusschenhandel plaats grijpt, zoodat
vrijkomende arbeidskrachten elders pro
ductief kunnen worden ingezet, terwijl
vroeger onnut gemaakte onkosten dan
den boer enzijn arbeider ten goede
kunnen komen.
Tenslotte is er nóg een kant aan deze
zaak en wel een zeer ernstige.
Wanneer niet deze weg gevolgd zou
worden, dan zal men het zien gebeuren,
dat de landarbeider, door zijn onbevre
digende sociale positie" daartoe te eerder
geneigd, hoe langer hoe meer het boe
renbedrijf in den steek laat en het plat
teland ontvlucht om in de stad of in
Duitschland beter emplooi te vinden.
Vergissen wij ons niet dan is dit proces
reeds in vollen gang. De klacht van de
Barendrechtsche tuinders in „de Boer
derij" getuigt er van en wij wagen het
te voorspellen, dat indien niet spoedig
wordt ingegrepen onze voedselvoorzie
ning met name in de steden reeds in
het komende seizoen in moeilijkheden
zal komen als gevolg van gebrek aan ar
beidskrachten op het land.
Zóó gezien is het niet slechs een groeps
belang dat van boer en landarbeider
doch een gemeenschapsbelang van
het Nederlandsche Volk: sterker, niet
alleen een Nederlandsch, doch een Eu-
ropeesch belang, dat op ieder gebied de
arbeidskrachten zoo doelmatig en zoo
economisch mogelijk worden ingezet.
't Was lang de bloeitijd van
de zooveel hoofden zinnen.
Een~betere geest wil met
ons volk opnieuw beginnen,
't: „Verdeel en heersch" maakt plaats
voor 't: „breng te saam en dien".
De eenheid van ons volk
wordt weldra weer gezienv
Geen stand was er waar men
toch méér naar eenheid snakte
(Doordat 't: „verdeel en heersch"
't gemeenschapsleven knakte)
Waar méér die geesel striemd'
dan in den boerenstand
Waar méér die kanker wroett
dan op het platteland.
„Breng saam en dien",
dat zij_ nu aller streven.
Dat is de leuz' van hen,
die van den bodem leven.
Dan zal er vrede zijn
inplaats van overlast.
Dan zal er welvaart zijn,.
als dat wordt toegepast.
A. J. MAST.
ZANG en muziek hebben een groote plaats
in het leven. Zij hebbendat altijd ge
had en hebben het nog, al werd er in de
laatste jaren door ons volk in zijn geheel
minder- aan gedaan dan vroeger wel het
geval was.
Wij zullen op de oorzaken daarvan niet in
gaan en enkel vaststellen, dat er twee voor
name oorzaken voor zijn: de splitsing van
het volk in allerlei elkaar slecht verdragende
en zeker niet samen genietende groepeerin
gen en de invloed van voor vele onverstaan
bare liederen van vreemden oorsprong, die
het volksgemoed niet aanspraken en daarin
geen weerklank vonden.
Radio en film hebben zeker niet het minst
bijgedragen tot het wegdringen van het
goede Nederlandsche lied.
De tegenwoordige leiding van het volksleven
is zich van deze dingen volledig bewust en
zij zal gaarne elk streven om verandering
ten goede te brengen, ondersteunen en de
zelfde middelen, die eerder het eigene terug
drongen, worden nu in dienst gesteld om
het bedorvene weer goed te maken.
Een gelukkig verschijnsel is het, dat in toe
nemende mate uit de kringen van de radio
luisteraars aandrang komt:' schei er toch
uit met al die vreemde jazzmuziek, laat
toch liederen zingen, die we verstaan kun
nen en die we kennen.
Om aan die verzoeken te kunnen voldoen,
moet evenwel het volk zelf meewerken. Em
wel in de eerste plaats het volk van het
platteland, omdat daar het vreemde nog
niet. zoo volkomen overwonnen heeft als in
de groote plaatsen. De Afdeeling „Land- en
Volk" zal graag de uitzendingen over en
voor het platteland verrijken met goede
onlspanniinigsprogramima's: liederen, voor
drachten, muziek, zooals onze ouders en
grootouders ze mooi gevonden - hebben, maar
ook, zooals een zich van zijn 'geestesgaven
bewust volk ze nieuw weet te scheppen.
De moeilijkheid welke hierbij overwonnen
moet worden is evenwel, dat goede teksten
en melodieën, goede humoristische en ern
stige schetsen eerder niet verzameld werden,
terwijl de krachten, welke het voorhanden
voor den microfoon kunnen brengen op den
goeden toon vaak niet aanwezig zijn.
Wij doen daarom een beroep op de lezers
dm tendeze mede te werken.
Zendt ons de liederen, die ge gezongen
zoudt willen Hebben, liefst -woorden en rm*-
ziek beide, waar dat niet kan, een van beide.
Bij den Omroep wordt er dan wel hetnoodi-
ge aan gedaan om er iets goeds en voor on
zen tijd geschikts van te maken.
Aardige volksverhalen, „goeie moppen" met
gezónde strekking, namen en adressen van
bekwame voordragers, liefhebberijkoren en
tooneelgezelschappen ook die willen wij
graag ïeeren kennen.
Er leeft genoeg In ons volk laat het oofe
leven in den aether!
Het adres, waar ge Uw bijdragen kwijt kunt
is: Nederlandsche Omroep, afdeeling Land
en Volk, Hilversum, Postbus 2.
D. v. d. Bospoort.