ti
Nederland voedt zich zelf!"
194-2
Meer aardappelen
No. 54
Bij den productieslag neemt de aardappel de eerste
plaats in, nog vóór de granen. Dat is terecht, want de
aardappel is het belangrijkste gewas voor onze voedsel
voorziening.
Het is dus van het hoogste belang, dat
een zoo groot mogelijke oppervlakte met aard
appelen wordt beteeld
en bovendien, dat
alles in het werk wordt gesteld om de op
brengst p— hectare zoo hoog mogelijk op te
voerep.
Deze hooge opbrengst is onder de huidige omstandig
heden wel in de eerste plaats te verkrijgen door het
verbouwen van veel produceerende rassen.
Dus de hoogst opbrengende rassen thans op de
eerenlaats!
Vergelijken wij de verschillende rassen met de alge
meen bekende Eigenheimer, dan blijken op kleigronden
vooral Voran, Alpha en Gloria dit algemeen bekende
ras in knol- en drogestofopbrengst te overtreffen. Op
zandgronden zijn het Voran, Gloria en Industrie. Men
gebruike dus al het voorhanden zijnde goede pootgoed
der genoemde rassen voor den uitplant. Ook Eigenhei
mer, Bintje, Wilpo: Triumph, Record en Ultimus zijn
prima soorten. Roode Star is niet aan te raden; het
ras is de laatste jaren erg ziek en dient te worden
vervangen door meer opbrengende rassen.
Men gebruike alleen betrouwbaardus in het algemeen
goedgekeurd pootgoed.
Slecht pootgoed, ook van de beste rassen is
minderwaardig.
Wat het vorig jaar ziek was, zal nu zeer ziek zijn; de
grond, het weer, de bemesting spelen in dit opzicht
geen rol.
De opbrengst staat of valt grootendeels met het wel
of niet gebruiken van goede poters.
Wie thans nog minderwaardig pootgoed be
zigt, handelt in strijd net zijn eigen en n.et het
volksbelang
Laat het nu uit zijn met misoogsten door het gebruik
van slechte poters. Elke baal stikstof, aangewend op
land, beplant met slechte poters, is verkwisting.
Gezond pootgoed verheugt Uw opbrengst met
een derde en meer!
Gelukkig mogen we aannemen, dat het goedgekeurde
pootgoed dit jaar van zeer goede hoedanigheid is.
Iedereen gebruike dus goede poters van een goed ras.
Ruim een week geleden is de mogelijkheid geopend
voor het verhandelen van pootaardappeien. welke niet
te velde zijn gekeurd. Het is dus thans neelemaal niet
meer noodig, het gebruik van slecht plantmateriaal te
verontschuldigen.
Kan men niet voldoende kleine poters krijgen, dan
gebruikt men groote.
Zoo noodig snijdt men de dikke poters door om
aan voldoende pootgoed te komen.
Steeds overlangs snijden en wel een paar weken vóór
het poten en zoodanig dat de stukken voorloopig aan
het naveleind meteen klein stukje aan elkaar blijven
zitten.
Dus niet geheel en al doorsnijden! De gesneden poters
luchtig bewapen om rotting te voorkomen en de
stukken pas tegen het poten van elkaar breken.
Wie zóó handelt, zal geen last hebben van rotten en
zal de beschikking krijgen over een grootere partij be-
trouwbaar pootgoed.
Kleine er. cl as ook gesneden poters moeten iets
nauwer geplant worden.
Ook om een andere reden kan het nuttig zijn, iets
nauwer te planten dan gewoonlijk. Op een goed bemes
ten en vruchtbaren grond is wijder poten voordeelig,
'maar waar een rijke bemesting niet mogelijk is zal
nauwer poten aanbeveling verdienen.
Door nauwer te poten waar dit noodig is en
door flinke poters te gebruiken zal vooral
onder de huidige omstandigheden de opbrengst
op te voerc.i ~,ijn!
Door den langen winter zal er nog veel grasland laat
gescheurd moeten worden! De reeds meermalen gege
ven raad om op gescheurd grasland aardappels te ver
bouwen geldt in nog sterkere mate voor laat gescheur
de perceelen. In de eerste plaats wordt het daar thans
te laat voor gewassen als haver of zomerrogge of erw
ten. Granen (en vooral ook zomergerst, die een laten
zaai beter kan verdragen) voelen zich op deze niet
voldoende bezakte gronden minder goed thuis. Ook de
kans, dat nogal wat zure grond bovengehaald wordt, is
vrij groot. Nog grooter is bovendien in de zandstreken
de mogelijkheid van het, optreden van de ontginnings
ziekte.
Deze kwade kansen kan men uitschakelen door
geen granen maar aardappelen te verbouwen.
Aardappelen zijn heel weinig gevoelig voor kopergebrek
en op wat zuren grond krijgt men gladde aardappels en
een flinke knollenopbrengst.
Laat gescheurde grond kan pas laat worden bebouwd.
De boer dient een goede kans te hebben op een vollen
oogst.
Ons volk vraagt de grootste opbrengst van den
vaderlandschen bodem.
De grootste zekerheid, dat dit alles tot zijn recht komt,
hebben we door
zoo spoedig mogelijk volgens de beste manier
te s^"uren
en door
deze gronden met aardappelen te betelen. K